Bankroof

Cyril Archambault

Frans-Nederlandse luierliefhebber
BOEF 1: “ATTENTIE ALLEMAAL! DIT IS EEN GEWAPENDE OVERVAL!”
BOEF 2: “IEDEREEN LANGUIT OP DE GROND EN OPSCHIETEN GRAAG!”
BOEF 3: “WIJ WILLEN AL HET GELD WAT IN DEZE TOKO TE VINDEN IS!”

Geschrokken deed iedereen wat hen gezegd werd. Nou ja, iedereen? Er was een bepaalde jongen, die vanuit de toiletruimte alles erg goed kon horen; Willem Molenaar. Hij zat zelf in een elektrische rolstoel, omdat hij verlamd was aan zijn beide benen.

WILLEM: “Die schurken denken dat ze de bank van mijn vader kunnen binnendringen, hè? Dat zal ik ze eens voorgoed afleren!”

Via zijn horloge, dat ook als zijn telefoon diende, belde hij meteen de directeur van de bank op, die ook zijn vader was.

MAARTEN: “Hoi jongen, ik zit nu in een vergadering, dus hou het kort.”
WILLEM: “Oh, reken maar, pap. De bank wordt overvallen.”
MAARTEN: “WAT! Is alles in orde met je?”
WILLEM: “Ja hoor, ik zit zelf in de toiletruimte.”
MAARTEN: “Gelukkig! Kan je ook zien met hoeveel de overvallers zijn?”
WILLEM: “Zeker, er zijn 3 in de grote hal, 2 buiten bij de voordeur, 2 buiten bij de achterdeur, 2 bij de nooduitgang en 1 in een vluchtauto. Althans, dat wordt door het camerasysteem aangegeven.”
MAARTEN: “Nou, het is maar goed dat ik jouw dat speciale horloge heb gegeven voor je verjaardag.”
WILLEM: “Inderdaad. Trouwens, ik heb mam al ingelicht en ze komt meteen met versterking hierheen.”
MAARTEN: “Goed zo, jongen. Blijf waar je bent totdat de politie is gearriveerd en wees zo stil als een muis.”
WILLEM: “Begrepen, pap! Ik zie je later!”
MAARTEN: “In orde! Over en uit!”

Hij had de telefoonfunctie nog maar net uitgedaan of de deur van de toiletruimte ging open en kwam er een vrouwelijke bankrover binnen. Zelf was Willem eerst enorm geschrokken, maar toen kon hij aan haar ogen zien dat zij juist heel vriendelijk was.

BOEF 4: “Sorry dat ik je liet schrikken, jongeman, maar wie ben jij?”
WILLEM: “Ik ben de zoon van de bankeigenaar.”

Ineens herkende de overvaller Willem.

BOEF 4: “Wacht eens, ken jij niet Peter van der Berg en Ruurd Janssen?”
WILLEM: “Eh ja, dat zijn mijn 2 enige en allerbeste vrienden, maar hoe kent u ze?”
BOEF 4: “Ik was ooit het kleine zusje van hun moeder, totdat ze mij verloochende vanwege mijn criminele aard.”
WILLEM: “Tja, het is nooit leuk als je familie, over het algemeen dan, een zwart schaap heeft.”
BOEF 4: “*Grinnikend* Daar heb je groot gelijk in.”

Plotseling voelde Willem een kleine kramp in zijn buik, wat uiteindelijk plaatsmaakte voor opluchting, toen hij eenmaal zijn urine liet lopen en een paar dikke drollen uitperste. Omdat hij zelf luiers droeg i.v.m. incontinentie, werden zijn kleren gelukkig niet vies.

WILLEM: “Het ziet ernaar uit dat ik verschoond moet worden.”
BOEF 4: “Zal ik je daar maar eens even bij helpen?”

Dat liet Willem zich geen tweede keer zeggen. Hij drukte op de kleine rode knop, waardoor zijn rolstoel in een verkleedtafel veranderde en hij languit er bovenop lag. Binnen de kortste keren droeg hij een schone luier. De overvaller rolde de gebruikte luier op, stopte die direct in de vuilnisbak en kleedde Willem weer netjes aan. Daarna veranderde hij de verkleedtafel weer in een rolstoel.

WILLEM: “Ik voelde mij eerlijk gezegd wel genoodzaakt mijn vader in te lichten, en mijn moeder, die bij de politie werkt.”
BOEF 4: “Oei, dat is niet zo best. Als mijn collega’s daar achter komen, zijn de rapen gaar voor ons allebei.”
WILLEM: “Hoe bedoelt u dat precies?”
BOEF 4: “Wel, omdat ik je in bescherming neem en omdat je de politie erbij betrokken hebt.”
WILLEM: “Ach, die andere boeven kunnen mij gestolen worden. Denk anders aan uw neefjes. Hoe zouden zij erover denken?”

Dat zette de overvaller aan het denken. Ineens kreeg ze een briljante inval.

BOEF 4: “Okay, dit is wat we gaan doen…”

Toen fluisterde ze in het oor van Willem wat er zou gaan gebeuren. Een half uur later kwamen alle boeven, met hun handen omhoog, naar buiten lopen. Julia Ateljevic (de vierde boef) droeg nu echter van die geheimagent kleren, op verzoek van Willem. Zij hield de boeven onder schot met haar pistool. Terwijl alle politieagenten hen overnamen, liep ze naar de commissaris om verslag uit te brengen.

JULIA: “Het is in orde, commissaris Molenaar. Uw zoon wist mij om te praten.”
SARA: “WAT!? Is hij in orde?”
JULIA: “Absoluut, mevrouw. Ah, daar zie ik hem.”

En inderdaad, Willem kwam naar buiten gerold. Opgelucht sloeg de commissaris haar armen om hem heen.

SARA: “Je hebt prima gehandeld, schat. Ik ben trots op je.”
WILLEM: “Bedankt, mam. Het was mij echter nooit gelukt zonder pappa’s verjaardagscadeau voor mij of de hulp van mevrouw Ateljevic.”
JULIA: “Daar heeft uw zoon gelijk in, commissaris. Omdat mijn 2 neefjes, Peter en Ruurd, zijn vrienden zijn, kon ik het me eerlijk gezegd niet veroorloven hem aan zijn lot over te laten.”
SARA: “Nou, in ruil voor uw medewerking, mevrouw Ateljevic, en omdat u het leven van mijn zoon heeft weten te redden, zal ik de rechter vragen u een taakstraf te geven i.p.v. een gevangenisstraf.”

Daar konden Willem en Julia nog wel mee instemmen. De andere boeven waren echter woedend, omdat ze hen had verraden, en zwoeren wraak te nemen. De agenten sneerden hen echter toe stil te zijn. Opeens zag Willem, aan de andere kant van de weg, zijn 2 vrienden staan, met hun (stief)vader (voormalig undercoveragent Tim Jansen) en hun moeder (Melania). Die hadden blijkbaar het hele gesprek gehoord en gezien. Melania kon hieruit opmaken dat haar eigen zus nog steeds iets goeds in zich had en glimlachte haar bemoedigend toe. Julia knikte tevreden terug, waarop ze plotseling een paar tranen voelde stromen langs haar wangen.

WILLEM: “Ga uw gang, mevrouw Ateljevic. Ze wachten op u.”

Julia knikte en rende naar haar familie. Eerst was er een liefdevolle omhelzing tussen haar en Melania, waarna ze eerst even in het Servisch met elkaar spraken. Daarna maakte ze kennis met haar zwager, die haar eerst controleerde op afluisterapparatuur of wapens (dat was een gewoonte van hem als voormalig undercoveragent), maar wel blij was om er een schoonzus bij te hebben. Peter en Ruurd waren haar heel dankbaar dat ze Willem wist te redden en omhelsden haar tegelijk. Julia glimlachte van geluk en zoende hen op hun voorhoofden.

De volgende middag zaten de 3 jongens op het schoolplein met elkaar nog wat bij te praten.

PETER: “Het was echt een geluk dat jij er gisteren bij was, Willem.”
RUURD: “Zonder jou zou het waarschijnlijk nooit goed geworden zijn tussen mamma en tante Julia.”
WILLEM: “Ach ja, het komt vooral door mijn vader, dat ik in de middag op de bank mag werken als beveiligingsdeskundige.”

Terwijl hij dit zei, voelde hij zijn luier weer nat worden en perste hij er een paar dikke drollen in. Zijn 2 vrienden schudden glimlachend het hoofd en namen hem gauw mee naar binnen, zodat ze hem samen konden verschonen, en zo leefden ze nog lang en gelukkig.
 

Cyril Archambault

Frans-Nederlandse luierliefhebber
Little Endy zei:
Goed verhaal, 't is een vervolg waard! !1
Hoi Endy, hartelijk bedankt voor je positieve reactie en idee.
Helaas heb ik momenteel geen inspiratie hiervoor,
maar als je wilt, dan mag je er wel aan meewerken.
 
Bovenaan