Ik heb besloten weer eens een verhaal te gaan schrijven. Het verhaal zal in vergelijking met andere verhalen want minder focus hebben op het 'luier', hoewel het wel degelijk een rol gaat spelen in het verhaal. Hierbij het eerste opzetje, gelieve een reactie achter te laten wat jullie er van vinden.
De Val
Deel 1.
“Wat zegt U?” “Peter ligt op de intensive-care… Een ongeluk.. Wacht ik kom naar het ziekenhuis toe…”
Totaal in de war rijd Simone als een gek richting het ziekenhuis. Bevatten wat er op dit moment aan de hand is doet ze nog niet. Er is iets grondig misgegaan op Peters motortochtje, zoveel is haar wel duidelijk. Totaal bezweet schiet ze het ziekenhuis in, richting de intensive care. Bij de balie vaagt ze snel naar Peter en ze krijgt te horen dat deze op een gesloten afdeling ligt en dat ze beter eerst even langs kan gaan bij dokter Milou.
Al rennend door de gangen vindt ze uiteindelijk het kamertje van dokter Milou. Ze klopt haastig op de deur en binnen enkele seconde verschijnt het vriendelijke gezicht van dokter Milou voor haar. “Komt u binnen mevrouw De Geus, ik verwachtte u al”.
“Peter heeft een ongeluk gehad, in een haarspeldbocht is hij weggegleden en is daarbij frontaal op een vrachtwagen geklapt die op de andere weghelft reed” legt dokter Milou uit. “Zijn toestand is kritiek maar op dit moment wel constant. Hij ligt in coma en het is nu wachten tot het moment dat hij zal ontwaken”. “Kan ik naar hem toe?” vraagt Simone, in tranen van het schokkende nieuws wat ze net te horen heeft gekregen. “Natuurlijk mevrouw, loopt u maar even mee”.
Ik wordt wakker en kijk om me heen. Totaal onbegrip overvalt me wanneer ik om me heen kijk. Een piepende monitor, slangetjes, en een dokter die over me heen gebogen staat. Dokter Milou, zoals ze zichzelf voorstelt, stelt me een vraag maar ik voel me ogen al weer dichtzakken.
Weer dat beeld van een ziekenhuis en het geluid van een piepende monitor om me heen. Dit keer heb ik wel de kracht om me ogen wat langer open te houden en ik inspecteer de ruimte om me heen. Helaas, zo zie ik als snel, ontbreekt het aangename gezicht, het gezicht van een vrouw, het enige beeld wat ik me op dit moment voor de geest kan halen.
De kamer is tamelijk vierkant en van links zie ik licht de kamer binnenvallen. Ik probeer mijn hoofd te draaien maar merk al snel dat dat niet meevalt. Ik besluit het plan te laten varen en maar rustig af te wachten. Ondertussen begint de monitor naast mijn hoofd steeds harder en doordringender te piepen.
Eindelijk, hij hoort het geluid van voetstappen dichterbij komen. Ondertussen vraagt hij zich nog steeds af waarom hij in ’s hemels naam in dit kamertje ligt. Dan verschijnt het gezicht van dokter Simone in de deuropening…
"Simone, aangenaam" zegt dokter Simone tegen mij. "Peter, en ik heb u al eerder ontmoet is het niet?" is mijn reactie. "U weet dat nog, dat u mij recht in het gezicht aankeek, dat zou betekenen dat je geheugen er niet slecht aan toe is" zegt Simone. "Waarom ben ik hier?" is de vraag die ik me nu al een kwartier lang afvraag en nu kan ik hem eindelijk stellen. Simone begint uit te leggen dat ik een ongeluk heb gehad en dat ik daarbij mazzel heb gehad dat ik nog leef. Terwijl ik dit tot me door laat dringen vraag ik me af hoe ik zo dom kon zijn om een ongeluk te krijgen, daarbij mezelf voorhoudend dat de oorzaak bij iemand anders moet hebben gelegen.
De Val
Deel 1.
“Wat zegt U?” “Peter ligt op de intensive-care… Een ongeluk.. Wacht ik kom naar het ziekenhuis toe…”
Totaal in de war rijd Simone als een gek richting het ziekenhuis. Bevatten wat er op dit moment aan de hand is doet ze nog niet. Er is iets grondig misgegaan op Peters motortochtje, zoveel is haar wel duidelijk. Totaal bezweet schiet ze het ziekenhuis in, richting de intensive care. Bij de balie vaagt ze snel naar Peter en ze krijgt te horen dat deze op een gesloten afdeling ligt en dat ze beter eerst even langs kan gaan bij dokter Milou.
Al rennend door de gangen vindt ze uiteindelijk het kamertje van dokter Milou. Ze klopt haastig op de deur en binnen enkele seconde verschijnt het vriendelijke gezicht van dokter Milou voor haar. “Komt u binnen mevrouw De Geus, ik verwachtte u al”.
“Peter heeft een ongeluk gehad, in een haarspeldbocht is hij weggegleden en is daarbij frontaal op een vrachtwagen geklapt die op de andere weghelft reed” legt dokter Milou uit. “Zijn toestand is kritiek maar op dit moment wel constant. Hij ligt in coma en het is nu wachten tot het moment dat hij zal ontwaken”. “Kan ik naar hem toe?” vraagt Simone, in tranen van het schokkende nieuws wat ze net te horen heeft gekregen. “Natuurlijk mevrouw, loopt u maar even mee”.
Ik wordt wakker en kijk om me heen. Totaal onbegrip overvalt me wanneer ik om me heen kijk. Een piepende monitor, slangetjes, en een dokter die over me heen gebogen staat. Dokter Milou, zoals ze zichzelf voorstelt, stelt me een vraag maar ik voel me ogen al weer dichtzakken.
Weer dat beeld van een ziekenhuis en het geluid van een piepende monitor om me heen. Dit keer heb ik wel de kracht om me ogen wat langer open te houden en ik inspecteer de ruimte om me heen. Helaas, zo zie ik als snel, ontbreekt het aangename gezicht, het gezicht van een vrouw, het enige beeld wat ik me op dit moment voor de geest kan halen.
De kamer is tamelijk vierkant en van links zie ik licht de kamer binnenvallen. Ik probeer mijn hoofd te draaien maar merk al snel dat dat niet meevalt. Ik besluit het plan te laten varen en maar rustig af te wachten. Ondertussen begint de monitor naast mijn hoofd steeds harder en doordringender te piepen.
Eindelijk, hij hoort het geluid van voetstappen dichterbij komen. Ondertussen vraagt hij zich nog steeds af waarom hij in ’s hemels naam in dit kamertje ligt. Dan verschijnt het gezicht van dokter Simone in de deuropening…
"Simone, aangenaam" zegt dokter Simone tegen mij. "Peter, en ik heb u al eerder ontmoet is het niet?" is mijn reactie. "U weet dat nog, dat u mij recht in het gezicht aankeek, dat zou betekenen dat je geheugen er niet slecht aan toe is" zegt Simone. "Waarom ben ik hier?" is de vraag die ik me nu al een kwartier lang afvraag en nu kan ik hem eindelijk stellen. Simone begint uit te leggen dat ik een ongeluk heb gehad en dat ik daarbij mazzel heb gehad dat ik nog leef. Terwijl ik dit tot me door laat dringen vraag ik me af hoe ik zo dom kon zijn om een ongeluk te krijgen, daarbij mezelf voorhoudend dat de oorzaak bij iemand anders moet hebben gelegen.