Peetoom (TB, ML, TL, WL, NL, GL, VN, BP)

Hoe goed is dit verhaal?

  • 1

    Stemmen: 1 1,4%
  • 2

    Stemmen: 0 0,0%
  • 3

    Stemmen: 1 1,4%
  • 4

    Stemmen: 0 0,0%
  • 5

    Stemmen: 0 0,0%
  • 6

    Stemmen: 0 0,0%
  • 7

    Stemmen: 0 0,0%
  • 8

    Stemmen: 1 1,4%
  • 9

    Stemmen: 10 14,1%
  • 10

    Stemmen: 58 81,7%

  • Totaal stemmers
    71

Snakebite

Superlid
Forumleiding
Het is zeker de bedoeling om daar ook nog eens mee verder te gaan, maar dan moet ik voor dat verhaal wel weer in de juiste 'headspace' komen. Daarnaast wordt dit jaar mijn eerste script verfilmd, en dat ook nog als boek uitgegeven.. dus op het creatieve vlak inmiddels al behoorlijk druk. ;-)
 

Abbjornnl

Wees jezelf ongeacht wat andere ervan zeggen
Yesss,
Blij om te lezen dat een van de beste verhalen toch weer verder gaat.
Wat betreft de momenten om te plaatsen dat is iets wat de schrijver zelf moet bepalen.
Wacht redelijk ongeduldig tot 1 juni
 

Diaperkido

Pampers = natte broekjes
Het is zeker de bedoeling om daar ook nog eens mee verder te gaan, maar dan moet ik voor dat verhaal wel weer in de juiste 'headspace' komen. Daarnaast wordt dit jaar mijn eerste script verfilmd, en dat ook nog als boek uitgegeven.. dus op het creatieve vlak inmiddels al behoorlijk druk. ;-)
Wauw, je gaat er voor!
Laat zeker weten waar we je boek en film/serie kunnen vinden.
Zoals velen al gezegd hebben: je hebt echt talent!
 

Abbjornnl

Wees jezelf ongeacht wat andere ervan zeggen
Heb vandaag Sofie even terug gelezen en dat is zoals de meeste verhalen van Snake bits ook weer een top verhaal waarvan ik niet zeker weet of ik het destijds gelezen heb
 

Snakebite

Superlid
Forumleiding
Hoofdstuk 72: Betrapt
Voor Little Endy. Na alle 6.743.218 likes, bij deze een beetje dankbaarheid terug. :)

“Waarom niet?”

De woorden van Bram klinken zoals altijd: niet bijster intelligent, enigszins aandoenlijk en tegelijk weer enorm irritant. Het is die aandoenlijke blik in zijn ogen die me meestal de andere twee eigenschappen doet vergeven. Die me van binnen even laat zuchten en tot tien tellen. Die al mijn geduld aanspreekt om nog maar eens een poging te wagen de schijn op te houden. Maar dat proces, die voorstelling.. die zal niet lang meer duren.

“Bram, ik ben er gewoon nog niet klaar voor. Hoe vaker je vraagt, hoe meer druk ik voel om ‘ja’ te zeggen. Maar het gaat nog niet.”

Verliefd op Bram ben ik al een hele tijd niet meer. Rick had gelijk. Bram is niet mijn type. Helemáál niet mijn type. Niet dat ik nu al helemaal begrijp wat mijn type dan precies is, maar het beeld dat zich langzaam begint te vormen lijkt in de verste verte niet op Bram.

De enige reden dat ik onze relatie nog niet heb beëindigd, is puur praktisch. Sinds Marnix terug is, kan ik thuis mezelf niet meer zijn. De luiers, mijn spulletjes, niks daarvan is nog welkom in ons huis. Hoeveel Chantal ook op hem inpraat. Het leidt alleen maar tot minder privacy. Maat houden met drinken kan hij niet, maar discipline op anderen leggen is voor mijn vader blijkbaar hypocriet gemakkelijk. Ik ben nog net geen gevangene in mijn eigen huis.

Dus bewaart Bram de spulletjes nu voor me. Ik heb alles opnieuw gekocht van verjaardagsgeld, of wat losse briefjes die ik uit de beurs van Marnix pak. Hij denkt dan toch alleen maar dat hij het uitgegeven heeft bij de slijterij. Het is lief van Bram dat hij het voor me bewaart, en me zo af en toe iets mee naar huis kan geven voor een ‘kleine’ avond. Maar het is niet iets waardoor ik van hem kan houden.

Ik heb de plastic tas met een luier en mijn speen nog niet eens in mijn rugzak weg kunnen stoppen. Hij hangt slapjes in mijn linkerhand, terwijl mijn rechter over de rug van Bram wrijft. Hij houdt me stevig vast. We hebben minutenlang staan zoenen. Hoewel, Bram heeft minutenlang staan zoenen. Ik heb minutenlang met mijn tong en mijn ogen gedraaid. Dat is een wezenlijk verschil. Toen zijn handen uiteindelijk afzakten naar mijn billen, heb ik hem maar laten begaan. Het hoort erbij en ik moet de schijn blijven ophouden.

Maar hoe graag hij het ook wil; ik ga niet met hem naar bed. Ik weet eerlijk gezegd niet of ik dat ooit met iemand ga kunnen. Na alles dat er met Pierre gebeurd is. De pijn, zowel van binnen als buiten, voel ik nog elke dag. Hoe goed het hart van Bram ook is, dat zal nooit verdwijnen. Dat gaat hij nooit kunnen compenseren.

Misschien, ooit, iemand anders..

“Ik snap het”, zegt Bram, terwijl hij zo goed mogelijk probeert om de teleurstelling in zijn stem te verbergen. Een zinloze poging. Ik weet het, jongen, andere meisjes zijn zoveel makkelijker dan ik..

“Ik denk dat ik maar eens ga”, zeg ik zachtjes, waarna Bram me nog eens stevig vastpakt. Het zou zoveel meer betekenen als één hand niet op mijn bil zou blijven liggen. Na een laatste zoen ontsnap ik uit zijn omhelzing en vertrek ik richting de gang en de voordeur.

“Ik hou van je”, roept hij ineens naar me. Ik blijf staan, alsof aan de grond genageld. Het is de eerste keer dat hij het tegen me zegt, en ik weet dat hij het meent. Maar de enige manier waarop ik hem de reactie kan geven die hij wil, is liegen. Hoe moet ik hier nu weer op reageren?

Op zijn Ricks, dan maar..

“Zo lief”, pers ik door mijn geveinsde glimlach heen, voordat ik met grootse schaamte een handkusje geef. Daarna maak ik me zo snel mogelijk de deur uit.

Bram is echt mijn type niet. Niet zonder operatie, bedenk ik terwijl ik de deur achter me sluit. Voordat ik de straat uit ben, heb ik de plastic zak al handig verstopt in mijn rugzak. Als een smokkelaar bouwt de spanning zich op naarmate ik dichter bij huis kom.

Als ik eenmaal binnen ben, is het huis tot mijn grote opluchting helemaal verlaten. Aangezien de honden er ook niet zijn, verwacht ik dat Marnix een tijdje met ze naar het bos is. Daar laat hij ze altijd uit. Een perfect excuus om op de terugweg even te stoppen bij een Mitra of iets dergelijks..

Voor mij ook het perfecte excuus om mijzelf meteen maar tegoed te doen aan mijn favoriete afleiding. Ik haast me naar boven, waar ik een bad laat vollopen. Op mijn slaapkamer kleed ik me snel uit. De kleren netjes opgevouwen over een stoel, anders komt daar weer commentaar op. Met mijn fijnste pyjama, de luier en de speen in mijn handen sluit ik even later de badkamer van binnen uit.

Het bad ontspant me enorm. Dat doet het eigenlijk altijd, maar deze keer gaat het extra gemakkelijk omdat mijn ogen blijven afdwalen naar de luier die op me ligt te wachten. Als een dorstige in de woestijn probeer ik me nu al helemaal voor te stellen hoe het straks zal voelen als ik mijn ‘water’ krijg..

Maar terwijl ik in het bad lig, blijven mijn gedachten afdwalen naar Bram. Is het dan misschien toch niet beter om het maar uit te maken? Er zit geen echte toekomst meer in onze relatie. Dat is iets waar ik heel zeker van ben. Maar mijn spulletjes? Waar moet ik die dan laten? Het klinkt enorm egoïstisch, maar als ik Bram opgeef, moet ik ook mijn ‘kleine kant’ voorlopig opgeven. Er is gewoon niemand anders die me erbij kan helpen.

Er zit voorlopig niets anders op dan met tegenzin met mijn tong te blijven draaien.

Zou ik niet beter uit de kast komen? Als iedereen mijn geheim kent, dan zal het voor Bram vast onmogelijk zijn om zijn verliefdheid vast te houden. Hij is altijd begripvol en lief geweest, ook voor mijn kleine ik. Maar als iederéén weet wat ik werkelijk ben? Dan is het niet meer vol te houden. Zelfs niet voor het koppigste, meest aandoenlijke ezeltje op de wereld.

Maar is dat wat ik zelf wil? Dat iedereen weet wat ik ben? Marnix zou volledig uit zijn dak gaan. De schok zou zo groot zijn, dat hij misschien wel spontaan stopt met drinken. Wat een tragische ironie..

Even later is het eindelijk zo ver. De luier voelt zelfs nog fijner aan dan ik van tevoren had gedacht. Zo zacht. Zo veilig. Op alle manieren beschermd. Wat hunker ik toch steeds naar dat gevoel. Het is niet iets dat ik elke dag, de hele dag door, zou willen. Dan zou het speciale verloren gaan. Maar kon dit maar elke avond..

Mijn zachte pyjama maakt het fijne gevoel nog beter. De speen verdwijnt in mijn mond, en ik geniet als ik voor de spiegel sta en mijn haar in staartjes doe. Alle stress verdwijnt langzaam maar zeker uit mijn lichaam. Wat was ik hier toch aan toe.
Al snel lig ik in bed te genieten van het geborgen gevoel. Knuffels zijn voor Marnix uit den boze. Zelfs Noor heeft ze allemaal weg moeten doen, en ook de kleine Joni heeft er maar twee. Bij gebrek aan beter knuffel ik mijn extra hoofdkussen helemaal plat. Het voelt imperfect, maar toch perfect.

Ik had kunnen weten dat het niet lang zou duren.

Ik had Marnix niet thuis horen komen. Voor het eerst in hun leven vonden de honden het blijkbaar niet nodig om te blaffen als er ook maar ergens in huis een geluid wordt gemaakt dat luider is dan anderhalf decibel.
Dus ik had hem ook de trap niet op horen komen. Pas op het moment dat mijn slaapkamerdeur open wordt gemaakt, besef ik dat ik niet alleen in huis ben.

“Ah, je bent thuis. Hup, je bed uit!”, is het warme welkom van mijn liefhebbende vader.

De enige vorm van mazzel die ik in het moment heb, is dat ik mijn hoofd helemaal in mijn kussen had weggeduwd. Daardoor kon ik snel en ongezien mijn speen uitspugen en verbergen.

“Waarom? Ik ben doodop”, kreun ik zachtjes van onder de deken.
“Moe of niet; het is jouw beurt om de afwasmachine uit te ruimen. Dat ga je niet weer op je zusje afschuiven. Laat gaan, Anne..”
Ik kan niet opstaan. Als hij ziet dat ik een luier draag, dan zwaait er wat. Mijn hoofd zoekt snel en paniekerig naar een goed excuus. Het enige goede antwoord..
“Oké, ik kom zo naar beneden. Ik was het gewoon vergeten omdat ik bij Max en Roos heb geslapen. Ik kom hem zo afruimen. Beloofd.”

“Ja, dat ken ik”, bromt Marnix. “Dan lig je over een paar minuten te slapen, en dan kunnen we er weer naar fluiten. Niets van. Opstaan nu! Daarna kun je slapen zoveel als je wil.”
Ik blokkeer. Er is geen uitweg. Stokstijf blijf ik liggen. Er beginnen zich al tranen in mijn ogen te vormen. Ik weet wat komen gaat.
“NU, Anne!”, roept Marnix. Hij loopt naar mijn bed toe, en in één vloeiende beweging trekt hij de deken van me af. De luier, die aan alle kanten boven mijn pyjamabroek uitsteekt is op slag zichtbaar.

Bang kijk ik hem aan. Zijn blik gaat van boos via kwaad naar woest.

“Ik heb je vaak genoeg gewaarschuwd”, zegt hij ijzig kalm. “Wie niet horen wil, moet maar voelen.”

Hij pakt me bij mijn bovenarm vast en trekt me uit bed. Hij neemt me mee de gang op, en via de trap naar beneden. Mijn arm wordt niet losgelaten. Pas bij de kelderdeur blijven we stilstaan. De tranen blijven over mijn wangen vloeien, terwijl mijn vader de deur open doet.

“Naar beneden”, zegt hij, nog steeds witheet.

Bezwaar heeft geen zin. Als een veroordeelde richting de galg, stap ik door de deuropening en voetje voor voetje de trap af.

Als ik beneden ben, gaat het licht uit en wordt de deur dichtgeslagen. Ik hoor hoe hij de deur resoluut op slot draait. De ijzige vloer werkt als een koude douche. Verslagen laat ik me op de grond zakken.
 

Daltons

Toplid
Een van de beste verhalen op het forum, hoop echt dat het verhaal nog wordt opgepakt en een verdiend eind krijgt. Zou het jammer vinden dat zo'n verhaal geen mooi eind krijgt.
 

Snakebite

Superlid
Forumleiding
Vooruit dan maar! Kleine trigger warning.. het einde van dit hoofdstuk is een beetje heftig.. lees daarna maar snel door in #74. ;)

Hoofdstuk 73: De Donkere Kamer

Het is al een tijdje geleden sinds het laatste geluid. Nadat Marnix me in de kelder opsloot, heb ik kort wat gerommel gehoord. Maar sindsdien is het stil. Ik blijf zelf ook stilletjes op de vloer zitten. Alleen en in het donker.

Net als ik tot de conclusie kom dat Marnix me hier nooit erg lang gaat laten zitten, hoor ik hoe buiten de auto wordt gestart. Er is niemand anders thuis, dus het kan alleen maar Marnix zijn die vertrekt. Hij laat me achter. Alweer.

Zodra ik hoor dat de auto weg is gereden, sta ik op en begin ik te zoeken. Ik weet absoluut zeker dat er hier ergens kaarsen moeten liggen. De kelder heeft een groot voorraadrek en Chantal ziet er altijd op toe dat er van alles ruim voldoende in huis is.

Op de tast vind ik het rek en – na even zoeken – ook de kaarsen. Nu nog een manier zien te vinden om ze aan te krijgen.

Als ik Rick ken..

Jawel – bovenop het rek vind ik een verstopt pakje sigaretten. Tijdens één van zijn vele pogingen om te stoppen met roken hier achtergelaten. Zo serieus was hij er mee bezig. Tot mijn grote opluchting zit er een aansteker in het pakje.

Ik loop terug naar mijn plekje en ga weer zitten. Na een paar pogingen lukt het me om de kaars aan te steken. Eindelijk vult wat dim licht de kelder.

Ik zet de kaars op de vloer, sluit mijn ogen en laat me tegen de muur zakken. Ik concentreer me op mijn ademhaling en zucht steeds goed uit. Na een tijdje open ik mijn ogen weer en krijg ik de schrik van mijn leven.

“Dag, Anne.”

Zie ik het nou echt?!

Rick zit tegenover me.

“D..dat kan niet!”, stamel ik.

“Alles kan. Koffiekan, melkkan, ..”

Ik staar Rick aan.

“Balkan”, maak ik zijn flauwe grapje af.

Hij lijkt zo echt. Maar het kan niet dat hij hier zit. Rick is dood.

“Ben ik aan het dromen? Of ben ik zelf dood?”

Rick glimlacht. Ik zie hem een sigaret uit het pakje halen en aansteken.

“Ik weet ook niet hoe het werkt, hoor. Maar goed. Echt, niet echt. Perception is reality. Als jij denkt dat ik hier ben, dan ben ik hier.”

“Heb je die studie filosofie ooit afgemaakt?”, vraag ik cynisch.

Rick blaast wat rook weg en glimlacht.

“Nee, daar kwam iets tussen.”

Ik observeer Rick zo goed als ik kan bij het schaarse kaarslicht. Hij lijkt zo enorm echt. Zijn bewegingen, zijn gezicht, zijn woorden..

“Waarom ben je hier?”, vraag ik zachtjes.

“Omdat jij dat wil. Denk ik. Zoals ik al zei, ik weet ook niet zo goed hoe het allemaal werkt. Je zou denken dat ik had opgelet bij de oriëntatiecursus, maar, ja..”

“De koffie is aan jouw kant net zo lekker?”

“Hemels.”

Ik moet glimlachen. Maar in één beweging begin ik ook te huilen. De tranen die ik al zo lang wegstop lijken er allemaal tegelijk uit te willen.

“Wat heb je nodig, lieverd?”

“Jou, sukkel!”, snik ik.

“Waarom denk je dat?”

“Je bent mijn vader! Iedereen heeft zijn vader nodig!”

Rick schudt zijn hoofd.

“Nou, Marnix en ik hebben het grootste deel van ons leven ook zonder vader moeten doorkomen.”

“Ja, en kijk wat er van jullie geworden is. De één is een zuipschuit, en de ander verzuipt naast een schuit. Ik bedoel, hoe krijg je het überhaupt voor elkaar?!”

“Tsja, ik ben een man met vele talenten..”

Ik schud mijn hoofd en veeg mijn tranen weg.

“Rick, zonder jou kan ik niet verder hier. Niemand begrijpt me. Niemand ziet wie ik echt ben. Wat ik echt nodig heb. Niemand WIL het zien. Ik zit hier vast!”

“Ik snap dat dat zo voelt. Maar er is altijd een uitweg. De nacht is altijd op zijn donkerst, vlak voor de zonsopkomst.”

Ik rol met mijn ogen. Altijd dat filosofisch gewauwel. Het klinkt slim, maar je kunt er net niets mee. Alsof je naar een Franse ezel luistert.

“Ik bedoel.. je zat net nog in het pikkedonker. Nu is er licht. Dat heb je helemaal zelf voor elkaar gebokst. En dan ga je zitten kniezen. Concentreer je op het licht dat je hebt. Niet op het duister.”

“Alsof dat zo makkelijk is.”

“Je gaat je echt niet laten overtuigen?”

Ik schud mijn hoofd.

“Ik wil hier weg. Definitief.”

“Wat houdt je tegen?”, vraagt Rick cryptisch.

Ik wil demonstratief naar de gesloten deur wijzen. Maar als ik in die richting kijk, zie ik hoe deze langzaam open wordt gemaakt. Ik kijk terug naar Rick, maar hij is verdwenen.

De kelderdeur gaat open en fel daglicht vult de ruimte. Ik zie alleen schim, die vervolgens weer verdwijnt. Voorzichtig sta ik op.

“Hallo?!”, roep ik naar boven. Er komt geen antwoord.

Ik besluit mijn kans te grijpen. Ik doof de kaars en ren de trap op. Eenmaal boven kijk ik elke kamer na, maar er is niemand anders in huis. Uiteindelijk kom ik in de badkamer en zie ik mezelf in de spiegel. Ik kijk naar mezelf en heb vrede met mijn beslissing. Het is tijd.

Even later zit ik omgekleed en wel op de fiets. Ik kijk goed om me heen, want het zal de laatste keer zijn dat ik deze omgeving in me op kan nemen. De tuinen, de bomen, de huizen. Even laat ik me afleiden door het vrouwtje dat in het grote witte huis woont. Ze is niet van hier en zwaait altijd overdreven vrolijk naar iedere voorbijganger.

Voor het eerst zwaai ik terug. En meteen voor het laatst.

Na een tijdje fietsen kom ik bij mijn bestemming. De brug. De plek waar ik mijn moeder ben verloren. De plek waar Marnix – de échte Marnix – ook gestorven is. De plek waar alle ellende begonnen is. Daarom moet het hier eindigen.

Ik stop vlakbij de brug in een bospaadje en zet mijn fiets netjes op slot. Geen idee waarom. Het is niet alsof ik hem nog nodig ga hebben. Toch stop ik het sleuteltje routinematig in mijn broekzak.

De meters naar de brug lijken een eeuwigheid te duren. Ik denk aan iedereen, maar vooral aan Noor, Joni en Mick. Ergens voelt het alsof ik ze verraad. Maar het is beter zo. Ik kan ze niet uit de ellende halen.

Ik ben Rick niet.

Er is niemand te bekennen in de omgeving van de brug. Ongezien kan ik naar de rand toelopen. Alsof ik de integriteit van de constructie test, tik ik een paar keer op de rand. Natuurlijk gaat hij mij kunnen houden. Ik glimlach.

Dan toch een auto die voorbij rijdt. Veel te hard. Gelukkig maar. Wegwezen, jullie.

Zodra de auto uit zicht is, focus ik me weer op mijn ademhaling. Diepe zuchten bij het uitademen.

Ik klim op de rand en bereid me voor op de laatste zucht.
 
Bovenaan