Bedplaskamp - deel 13 - Jesse de tuinjongen, reprise
Nadat Van der Geest de rondleiding door het kasteel had beëindigd – en eerlijk is eerlijk, hij deed het leuk en met humor – mochten we nog even op eigen gelegenheid door de tuinen en het doolhof dwalen. De meeste jongens gingen naar het doolhof, maar ik ging terug naar de kruidentuin. Jesse, de tuinjongen, was aan het wieden. Toen hij mij zag naderen, lichtte zijn gezicht op en een brede glimlach begroette me. Nu er kennelijk geen bezoekers meer werden verwacht, had hij zijn nette overall uitgedaan en over een papierbak gehangen. Hij had alleen maar een kort afgeknipt spijkerbroekje aan, wat met zijn rubberen kaplaarzen een wat wonderlijke combinatie opleverde. Het was duidelijk dat Jesse vaker in alleen dat korte broekje rondliep, want zowel zijn armen en benen als zijn bovenlijf waren flink gebruind. Je kon wel zien wie er de hele dag buiten was! Het ontging me ook niet dat de jongen, hoewel mager als een lat, behoorlijk gespierd was en een sixpack liet zien dat menige bodybuilder groen had doen uitslaan van jaloezie. Daar had ik geen weerwoord op: ik was wel een lange dunne tiener, maar bepaald niet gespierd.
“Je doet zeker aan fitnessen”, vroeg ik met een vleug van afgunst, want op het gebied van kracht en spieren had ik niet zo veel in te brengen. Ik hield dan ook niet erg van de gymlessen op school, ik was meer een lezer. De taalleraren en - leraressen hadden een stuk meer op met mij en mijn capaciteiten dan de gymleraar.
‘Niet echt” zei Jesse verlegen, maar ik werk hier in de tuin, niet alleen mijn stage voor school maar ook in mijn vrije tijd. En daar hoort alles bij, hooien, pakken tillen achter de balenpers en zo. Wordt je vanzelf sterk van. Er hoort nog een complete boerderij bij het kasteel, maar die is niet open voor het publiek.”
Ik kneep hem even bewonderend in de spieren van zijn bovenarm en Jesse moest lachen.
We liepen naar een bankje aan de rand van de tuinen en gingen daar zitten. Jesse keek mij ineens serieus aan en vroeg wat hij eerder die middag ook al had gevraagd: of ik nog in bed plaste. Ik knikte en vertelde dat ik toch elke week nog wel een paar keer wakker werd in een nat geplaste luier, zonder dat ik er iets van gemerkt had dat het gebeurde.
“Wil je er over praten?” vroeg Jesse, met iets van vrees in zijn stem. “Ik heb het er nog nooit met iemand over gehad, bedplassen. Niemand weet het, alleen thuis. Dus toen Van der Geest vanmorgen zei dat er een groep bedplassers zou komen, toen dacht ik, dit is mijn kans. Ik heb er alleen de hele morgen tegen aan gekeken, wist niet of ik het wel zou durven…. “
Ik moest lachen. Je hoefde voor ons toch niet bang te zijn?
“Nee” zei Jesse, “Dat niet. En toen kwamen jullie. En jullie zagen er gewoon uit. Net als elke andere groep. Er komen hier wel vaker scholen en zo… “
“Gewoon?” deed ik een beetje verontwaardigd. ‘Natuurlijk zien we er gewoon uit! Dacht je dat een bedplasser er anders uitziet dan een jongen die het ’s nachts droog houdt?”
Jesse haalde zijn schouders op, glimlachte verlegen, schudde dan van nee.
“Maar soms denk ik dat iedereen het aan mij kan zien dat ik nog in bed plas! Dat je een bijzonder soort dier bent…. “
Nu moest ik hardop lachen. “Dan zijn wij een heel kamp met bijzondere dieren! Maar nee hoor. Weet je dat in elke schoolklas in ons land wel één of meer bedplassers zitten? Dat ook van de jongens van 15 of 16 nog twee procent in bed plast? Dat dat alleen in ons land al meer dan honderdduizend jongens zijn?”
“Maar ik ken niemand die het nog doet….”
“Nu ken je mij” antwoordde ik resoluut. Ik haalde mijn portemonnee uit mijn achterzak, pakte er één van mijn zelfgeprinte visitekaartjes uit waar ik altijd erg zuinig op was, en gaf het kaartje aan Jesse. “Hier” zei ik, “daar staat alles op. Mijn skype, whatsapp, fb, tumblr, email, snapchat…… noem maar op.” Jesse nam het dankbaar aan en borg het zorgvuldig in een zak van zijn korte spijkerbroekje.
“Hoe vaak doe jij het eigenlijk?” vroeg ik.
“Haast elke nacht” antwoordde Jesse zachtjes.
“Geeft niks” lachte ik: “Ik ook!”
“Heb jij het in de gaten als je plast?”
“Pas als ik ’s morgens wakker wordt en alles nat is…”
“Heel soms word ik wakker, ik droom dat ik aan het zwemmen ben of zo, en dan plas ik in het zwembad maar in werkelijkheid doe ik het in m’n bed, en dan word ik soms wakker en dan plas ik nog, maar dan is het al te laat…”
“Ik heb wel eens gedroomd dat ik tegen een boom stond te pissen, maar die boom die was een droom!”
“Maar dan heb jij een luier om….”
“Ja natuurlijk, en m’n plasticbroekje. Jij niet dan?”
“Nee. Ik heb zo’n matras met rubber er om heen….”
“Oh, net als in de jeugdherberg! En in het voetbalkamp...” kwamen de herinneringen terug.
“Ik moet elke morgen mijn laken uitwassen als ik nat ben” zei Jesse beschaamd. “En dan komt mijn broer als ik sta te wassen, voor school nog, en die lacht me uit. Maar hij vindt het ook wel een beetje sneu voor mij dat ik het nog altijd doe.”
“Plast jouw broer niet in bed meer?”
“Nee, heeft ‘ie nooit gedaan ook. Die is gewoon zindelijk geworden zeggen ze altijd. Hij knipt vaak het weerbericht uit, daar heb ik zo de pest aan… “
Ik keek niet begrijpend, en Jesse legde uit: Staan er dingen in de krant als ‘Nat weekend op komst’ of ‘Veel regen vannacht” dan knipt hij dat uit en legt het op mijn kussen. Vindt ‘ie lollig… “
Flauw hoor, vond ik. Maar ik begreep dat Jesse het niet leuk vond.
“Ik wil er gewoon van af!” zei Jesse. “Niet meer in bed plassen! Gewoon wakker worden in een droog bed. Gewoon bij vrienden kunnen slapen. Mee gaan op het schoolkamp!”
“Daar kan ik je niet echt mee helpen”, zei ik. “Als ik wist hoe ik er mee op moest houden, zou ik het doen.”
Jesse keek bedenkelijk. “Vind je het niet erg dat ik het vraag, maar uh… uh...”
“Ik vind niks erg. Vraag maar.”
“Van der Geest zei dat er in dat kamp jongens zijn die het voor de lol doen. Die het leuk vinden om luiers aan te hebben…. ??”
Wat moest ik daarop zeggen? Ik kon het niet ontkennen, had het er vanmorgen op de fiets nog over gehad. Ik wist nu dat ook de diaper lovers gewone jongens waren, geen freaks. Maar ik dacht ook dat dat voor Jesse nog een brug te ver zou zijn.
“De meeste jongens willen er echt van af. Ik ook. Maar weet je…, nou ja, sommige jongens vinden luiers wel fijn. En dan moet je bedplasser zijn, of ze stiekem aandoen… Ergens verstoppen. In het kamp hoeft het niet stiekem. En je hoeft je voor niemand te schamen als je in je bed plast…”
Ik dacht hardop.
“Voor een volwassene is het anders, denk ik. Die kan zelf kopen wat hij wil. Die heeft zijn eigen geld en kan zelf beslissen.”
Ik wist niet zeker of ik dat goed formuleerde. En een andere gedachte schoot me binnen: volwassenen waren getrouwd.
Dus… “Als zijn vrouw het goed vindt tenminste!” – proestte ik het uit bij die gedachte.
Jesse zat er nadenkend bij.
Ik vertelde hem iets wat ik had meegemaakt toen ik een jaar of tien was. We gingen meestal kamperen, op een camping, maar die keer moest ik mijn tentje delen met een andere jongen, van een bevriende familie. Die wist wel dat ik nog in bed plaste, maar hij vond het maar wat interessant om dat van dichtbij mee te maken. Hij was heel nieuwsgierig naar mijn pampers en plasticbroekjes. Hij aaide de luiers, tot mijn verbazing, voelde er aan als ik hem om kreeg. Daar stond hij het liefst met zijn neus bovenop. 's Morgens wou hij altijd zien hoe nat ik was of nog mooier, hoe ik er nog eens in plaste. Dan zag je het zo in het plastic broekje lopen als de luier al doorweekt was.
En op een avond vroeg hij mij of hij een luier van mij om mocht. Ik zei best, maar dan ook in bed plassen. Dat wou hij wel, dus hij kreeg in de tent een luier van me toen we naar bed moesten. Het probleem was dat we allebei niet goed wisten hoe je die om moest doen, mijn moeder deed het toen nog bij mij. En ik had ook geen reserve plasticbroekje voor hem, want die bewaarden ze in de caravan. Hij deed de luier toch om, maar de volgende morgen was zijn slaapzak helemaal nat. De luier had erg gelekt. Hij moest toen wel bekennen dat hij in bed had geplast. Wij zeiden natuurlijk niet dat hij het met opzet had gedaan. Zijn natte luier had ik al in mijn eigen luiertas verstopt.
Zijn moeder haalde de slaapzak uit onze tent, zag dat die inderdaad helemaal nat was.... en toen kreeg mijn vriendje een stevig pak slaag op zijn natte pyjamabroek omdat hij in bed had geplast! Later hoorde ik van hem dat zijn moeder tegen mijn moeder had gezegd dat ik ook maar eens een pak slaag moest krijgen voor dat bedplassen. Dan zou ik het wel afleren. Maar mijn ouders deden daar niet aan, ik kreeg nooit straf voor bedplassen. Hij heeft niet weer een luier om gedaan en ook niet meer in bed geplast, ik de hele vakantie wel. Maar die jongen was dus ook gewoon nieuwsgierig. Zijn er zo veel.”
Jesse moest lachen.
“Ik wou wel dat mijn broer zo nieuwsgierig was. Dat hij het ook eens in zijn bed zou doen!”
“Kan je zijn hand niet een keer in warm water leggen als hij slaapt?”
“Durf ik niet. En hij heeft een eigen kamer, net als ik. Maar hij wil niet dat ik daar binnen kom.”
Een aantal jongens uit onze groep kwam de tuin binnen.
‘Hey Kevin!’ groetten ze me enthousiast en gingen bij ons op het bankje zitten.
Nu pas herkenden ze de tuinjongen, die er zonder zijn overall heel anders uitzag.
“Hoi Jesse!” zeiden ze vriendelijk, en Ronnie moest lachen: “Je lijkt nu net een van ons, in dat korte spijkerbroekje!"
Jesse keek de jongens aan, en zei toen, onverwachts: ‘Ik BEN ook een van jullie. Ik plas ook nog in bed….”
En hij huilde.
Jongens weten nooit goed wat je daar mee aan moet. Maar het verdriet van Jesse was echt en zo voelbaar, dat we hem omhelsden, een box gaven, op zijn schouders klopten, in zijn magere ribbenkast porden. Met respect voor zijn gespierde armen, dat wel. En het hielp. Een lach brak door op het gezicht van Jesse.
“Stom hè. Zit ik hier een potje te janken. Maar ik heb het nog nooit tegen iemand gezegd dat ik het nog doe. Zo net tegen Kevin. En hij lachte me geeneens uit. En nou ineens zeg ik het tegen jullie allemaal…. “
Hij schudde zijn hoofd. En liep leeg, maar bleef door zijn tranen lachen:
“Ik ben geen freak! En jullie ook niet! Kevin zei, hij zei… veel jongens doen het nog…. ook zo groot als ik… en dat het over gaat…”
We verzekerden Jesse om het hardst dat het over zou gaan.
“Zéker weten!!”
“En tot het zo ver is helpen we elkaar!”
“Tena van me hebben voor vannacht?”
“Samen nat, samen droog!!”
Toen Tim ons op kwam halen en ons naar de fietsen dirigeerde om terug naar het kamp te gaan, had Jesse er zeker tien vrienden bij. Vrienden die het helemáál niet erg, niet vreemd en niet stom vonden dat hij nog in bed plaste. Vrienden die het zelf ook nog deden. Vrienden door dik en dun.
We hebben woord gehouden en zijn in contact met elkaar gebleven. Sociale media zijn toch wel praktisch! Op onze telefoons hielden we een soort bedplaskalender bij. Na ons bezoek had Jesse drie droge nachten achter elkaar. Dat beschouwde hij als een goed teken, want dat was hem nog maar zelden gebeurd. Twee maanden later was Jesse droog en heeft hij nooit meer in bed geplast. Hij was er van overtuigd dat het door onze ontmoeting kwam, en misschien heeft hij daar wel gelijk aan. Ook door het bedplaskamp worden elk jaar jongens droog, wist ik inmiddels. Geen druk, geen schaamte, wel lotgenoten met wie je er om kunt lachen. Jammer dat het voor mijzelf nog niet gewerkt heeft, want ik plas dus nog wel in bed. Ik kan nog niet zonder mijn luiers en mijn plasticbroekjes. Maar dat is een ander verhaal.
Wordt vervolgd!