Nog niet klaar Hemelse Hoogtepunten

Mark kennen we uit Heenreis
Ook dit hemelvaartsweekend gaat hij er met zijn familie op uit

Deel 1: Aankomst op de camping
De hemel was strakblauw toen Mark samen met zijn ouders, broertje Thymen en zusje Kim de camping op reed. Het was Hemelvaartsweekend, en dit jaar hadden ze gekozen voor een rustige natuurcamping midden in de Veluwe. Geen WiFi, geen afleiding — alleen bomen, kampvuren en het geluid van vogels.

Mark was veertien en keek uit naar het weekend. Niet alleen vanwege het kamperen, maar ook omdat hij zich eindelijk wat zekerder voelde over zijn situatie. Hij droeg nog steeds luiers, vooral ’s nachts en soms ook overdag, maar dat was inmiddels iets waar hij mee had leren omgaan. Zijn ouders steunden hem, en zijn broertje en zusje pestten hem er bijna niet mee.

Na het opzetten van de tenten — hij kreeg zijn eigen tentje dit jaar! — plofte Mark neer in een klapstoeltje met uitzicht op een open veld. Daar stonden nog twee andere tenten, die leken toe te behoren aan een andere familie met kinderen van ongeveer zijn leeftijd.

“Die komen straks vast ook marshmallows roosteren,” zei Thymen, terwijl hij met een stok in het gras prikte.
Mark grinnikte. “Of ze willen meedoen met levend stratego.”

Die avond, na een simpele maaltijd van broodjes knakworst, liepen Mark en Kim naar het kampvuur dat hun vader net had aangestoken. Net toen de eerste vonken omhoog kringelden, kwamen er inderdaad drie kinderen van de andere tenten aanlopen. Twee jongens en een meisje.

“Hey,” zei de oudste jongen, die zichzelf voorstelde als David. “Mogen wij er ook bij komen?”
“Tuurlijk!” zei hun moeder.

Er werd gelachen, gezongen, en Kim haalde een zak marshmallows tevoorschijn. Alles voelde bijna perfect.
Maar Mark wist ook dat kamperen risico’s met zich meebracht. Wat als iemand zijn luiers ontdekte? Wat als een ongelukje gebeurde in het bijzijn van die nieuwe kinderen?

Hij schudde de gedachte van zich af. Morgen zou een nieuwe dag zijn. Voor nu was er vuur, familie, en vriendschap in de maak.
 
Deel 2: Onzichtbare zorgen
De eerste nacht op de camping was stil. Alleen het geritsel van bladeren en het zachte gesnurk van Thymen in de tent naast hem vulden de duisternis. Mark lag wakker. Niet van angst, niet van onrust, maar… het was gewoon tijd.

Hij voelde het meteen. Zijn luier was nat, maar niet doorgelekt. Toch wilde hij zich verschonen — liever nu, dan wakker worden in een klamme bende. Voorzichtig ritste hij zijn slaapzak open en schoof naar zijn tas. Hij kende het ritueel inmiddels uit zijn hoofd. Naar de rugzak in de voortent, alles klaarleggen. Hij trok zijn pyjamabroek naar beneden en begon de plakstrips los te trekken.

KRRTSCH.

Het geluid klonk in de tent als een explosie. Mark verstijfde. Hoorde hij iets in de tentjes verderop? Was dat… gelach? Of gewoon de wind? Zijn hart bonkte in zijn borstkas alsof het zelf uit zijn slaapzak wilde vluchten.

Hij maakte de rest van de luier zo stil mogelijk los, vouwde hem op en stopte hem in een plastic zakje. De schone luier ging zonder problemen om maar het gevoel bleef: hadden ze hem gehoord?

De volgende ochtend deed Mark alsof er niets aan de hand was. Aan tafel met broodjes en thee leek niemand iets te hebben gemerkt. Toch voelde hij zich nerveus. Vandaag stond een lange fietstocht op het programma — door bossen, zandpaden, heuvels.

Na het douchen trok hij snel een pull-up aan onder zijn spijkerbroek. Gewoon voor de zekerheid. Je wist maar noor nooit. Een lange fietstocht en juist bij zulke dingen was hij gevoelig voor “ongelukjes”

De fietstocht was prachtig. Kim zong liedjes terwijl ze trappend door de heuvels gingen. Thymen had David meegenomen, de jongen van gisteravond en nu al zijn vriendje. Ze maakten er een race van wie het eerste bovenaan was. Mark lachte mee, maar ergens diep vanbinnen zat die lichte knoop van spanning.

Na twee uur fietsen pauzeerden ze bij een pannenkoekenhuis aan de rand van het bos. Terwijl de anderen hun fietsen parkeerden en op het terras gingen zitten, voelde Mark het. Het was niet veel… maar het was gebeurd. Een ongelukje.
Zijn gezicht trok strak. Teleurstelling. Niet omdat het zo erg was, maar omdat hij gehoopt had dat het niet zou gebeuren. Hij schuifelde naar zijn moeder, zachtjes. “Mam… ik moet me even verschonen. Heb je een schone bij je?”
Zijn moeder keek meteen begrijpend. “Natuurlijk. Ga maar snel, ik bestel voor jou een appelpannenkoek.”

Mark glipte naar het toilet met de schone pull-up verstopt onder zijn trui. Niemand leek iets in de gaten te hebben. Maar het gevoel van kwetsbaarheid bleef.

Later aan tafel lachte iedereen om een grap van David. Mark glimlachte mee.
Niemand wist wat er zich net had afgespeeld in het toilet. Nog niet.
 
Deel 3: Onder de oppervlakte
De zon stond al wat lager toen ze weer op de fiets stapten. De terugweg zou iets langer zijn, want ze namen een route langs een heidegebied met een mooi uitkijkpunt. Mark voelde zich alweer wat beter. Zijn schone pull-up zat comfortabel, de appelpannenkoek had gesmaakt, en er was geen enkele opmerking gevallen die erop wees dat iemand iets gemerkt had.

Achter hem hoorde hij gelach. Thymen en Kim fietsten zij aan zij, druk pratend over een eekhoorn die ze gezien hadden. David fietste nu achter hem. Ze reden een smal zandpad op, waar de bomen even plaats maakten voor open ruimte. Een zachte wind stak op.

Mark boog iets voorover om kracht te zetten tegen een lichte helling. In dat moment blies de wind zijn shirtje iets omhoog. “Hey...” hoorde hij ineens achter zich. “Dat... dat herken ik van mijn zusje.”

Mark verstijfde. Hij draaide zich niet meteen om, maar voelde het bloed uit zijn gezicht wegtrekken. Ze stopten bovenaan de heuvel bij het uitzichtpunt. De anderen waren al iets vooruit.

David parkeerde zijn fiets naast de zijne en keek hem aan, niet spottend, niet gemeen — meer nieuwsgierig. “Dat was toch... een luier? Of zoiets?” vroeg hij zacht.
Mark slikte. Hij kon liegen. Weglachen. Maar hij zag in Davids ogen dat dat geen zin had.
Hij knikte schuchter. “Het is... een pull-up. Voor als ik ongelukjes heb. Niet iedereen weet het, dus...”

David keek even weg, toen weer terug. “M’n zusje droeg die vroeger ook, ‘s nachts. Is niks geks hoor.”

Mark keek hem aan, onzeker.

“Je zegt het toch niet tegen de anderen?” vroeg hij, bijna fluisterend.

David schudde meteen zijn hoofd. “Natuurlijk niet. Geheim van het kamp. Echt.”

Er viel een stilte tussen hen terwijl de wind opnieuw door het gras streek.

“Maar,” voegde David eraan toe, “als je er ooit over wilt praten dan weet je me te vinden.” Mark glimlachte klein, dankbaar. Ze stapten weer op de fiets.

Toch knaagde er iets aan hem. Niet omdat David het wist — maar omdat geheimen zelden lang geheim blijven op een camping vol nieuwsgierige kinderen.
 
Deel 4: Nachtgeluiden
Die avond was de lucht helder en vol sterren. Na het eten — pannenkoeken op het kampvuur, want waarom niet twee keer op een dag — stelde Davids ouders voor dat hij bij iemand anders in de tent mocht logeren. Dat vonden ze altijd gezellig tijdens kampeerweekenden.

“Ik wil wel bij Thymen in de tent!” riep David meteen. “Die heeft de dikste slaapmat!”
Thymen was door het dolle heen en Mark voelde een vlaag van iets ongemakkelijks. Niet omdat hij het Thymen niet gunde, maar omdat David nu vlak naast zijn eigen tent zou slapen.

Die avond, terwijl de kinderen zich klaarmaakten om te gaan slapen, hielp Mark zijn zusje nog met het poetsen van haar tanden bij het toiletgebouw. Daarna glipte hij stilletjes zijn eigen tentje in. Hij had zich al omgekleed — zijn pyjamabroek met daaronder een schone luier — en rolde zich in zijn slaapzak.

Vanuit de tent ernaast hoorde hij gelach. Thymen en David vertelden mopjes aan elkaar in het donker. De stemmen werden zachter, de stilte nam toe.

Tot diep in de nacht. Toen werd Mark wakker. Een vertrouwd gevoel — te nat. Te warm...

Hij wist wat hem te doen stond. Hij rolde stilletjes opzij en begon zijn tas open te ritsen. Alles was routine. Behalve...

KRRTSCH.

De eerste plakstrip. Net als die eerste nacht. Hij had gedacht stiller te zijn.

“Pffrrt—!” klonk het ineens, gedempt gelach uit de tent ernaast. David.

“Wat was dat nou?” fluisterde Thymen.

“Geen idee… klonk als tape of zo,” hoorde Mark hem mompelen. Er volgde nog wat gemompel en gesnuif, en toen weer stilte.

Maar het zat Mark niet lekker. Had David hem herkend? Had hij gelachen om hém?

De volgende ochtend aan het ontbijt zat David tegenover hem. Niks aan de hand. Geen gekke blikken. Alleen een klein knikje, alsof hij wilde zeggen: “Het is oké.”

Maar Mark voelde het prikken.

Had hij gelachen om de situatie — of gewoon om het geluid?

En belangrijker nog: zou hij zijn woord houden?
 
Bovenaan