De Kameleon en het Raadsel van de Verdwenen Plasticbroekjes - deel 6
“Hoe had je dat nou, Louw?” vroeg Kees. “Had je niet in de gaten dat je moest?”
Louw haalde zijn schouders op.
“Als ik het merk is het meestal te laat.” antwoordde hij.
Louw had een zwakke blaas, mocht op school ook altijd zonder te vragen naar de wc gaan. Hij wist het meestal wel droog te houden, maar soms ging het mis. Zoals nu.
“Maar je hebt het toch niet meer zo vaak!” zei Kees.
“Gelukkig niet!” zei Louw. “Alleen als ik ergens anders ben met m'n gedachten.”
En toen, met een brede glimlach:
“Maar als we 's avonds thuis monopoly spelen, stuurt mem mij altijd eerst naar boven om mijn luier en m'n plasticbroekje aan te doen. Drie uur lang spelen! En als het dan spannend wordt, nou ja! Monopoly eindigt altijd met een natte broek voor mij!”
Hij lachte.
“We zouden een kaart moeten maken: “Ga direct naar de wc. Je ontvangt geen tweehonderd gulden!”
Hielke, altijd de meest praktische van de tweelingbroers, stuurde ondertussen de boot naar het Konijneneiland. Hij zei tegen Louw: “Ik heb nog een sportbroekje aan onder mijn overall. Doe jij dat maar aan. Dan spoelen we jouw spijkerbroekje even uit in het meer en hangen het te drogen! Kan nooit zo lang duren, met die hitte van vandaag!”
Louw keek hem dankbaar aan. Zo hoefde hij niet met een natte broek thuis te komen. Niet dat hij er straf voor kreeg. Zijn ouders wisten wel dat hij er niets aan kon doen, net zo min als aan het bedplassen. Maar voor een natte broek schaamde hij zich toch altijd wat. Gelukkig was hij deze keer onder vrienden en waren er geen vreemden bij.
Al riep Kees nog even plagerig bij het aanleggen dat de konijnen hun oren over hun ogen moesten houden.
“Dan hoeven jullie dat pisbroekje niet te zien, konijntjes! Schrik niet! Hij is vergeten z'n plasticbroekje aan te trekken!”
De konijnen reageerden daar niet op, maar Sietse wel.
“Toch raar, van die verdwenen plasticbroekjes!” zei hij nadenkend.
Hielke deed ondertussen zijn overall en zijn sportbroekje uit. Dat laatste legde hij aan de oever voor Louw, die zijn T-shirt, sokken en schoenen had uitgetrokken en toen gewoon met zijn natgeplaste spijkerbroekje en doorweekte onderbroekje in het water was gesprongen. Het was tenslotte ook heerlijk zwemweer en zo sloeg hij twee vliegen in één klap.
Toen Louw uit het water kwam en zijn “gewassen” spijkerbroekje en onderbroek in een struik te drogen had gehangen, gingen de jongens rond het kampvuurtje zitten dat Kees, Hielke en Sietse inmiddels hadden opgebouwd en aangestoken. Met alleen kurkdroog hout rookte het vuur nauwelijks en werd er dus niemand gealarmeerd. Aan pottenkijkers hadden de vier geen behoefte! Sietse had aan boord zowaar nog twee blikken knakworstjes gevonden, tot grote vreugde van vooral Kees, die volgens eigen zeggen “zowat dood ging van de honger!”
Sietse kwam terug op de verdwenen plasticbroekjes.
“Dat kan geen toeval zijn. Twee van Kees zijn er weg. En eentje van Louw.”
“Als er een dief is, komt hij vast over het water”, zei Hielke.
“Onze waslijnen kan je alleen maar zien vanaf het water!” voegde Kees er aan toe.
Louw knikte. “Onze kan je ook wel vanaf de weg zien, maar vanaf het meer veel beter.”
Hielke kreeg een idee.
“Als er een dief is, kunnen we hem uit z'n tent lokken!”
De andere jongens keken hem vragend aan.
“Onze plasticbroekjes...” – hij knikte naar Sietse – hangen we altijd in de tuin achter de smederij. Dan ziet niemand het als wij weer in bed hebben geplast.”
“Dat weet iedereen toch wel!” lachte Kees. “Dit is een dorp!”
En daar had hij niet helemaal ongelijk in.
“Maar wij hebben ook nog een waslijn aan de overkant van de weg, direct aan het water. Die gebruikt ús mem ook wel, als er veel was is.”
Wat uiteraard geregeld voorkwam: de kleding van de smid werd vaak vuil en zwart van het werk, het smidsvuur en het roet. En dan waren er nog de twee bedplassers, wat soms natte lakens extra opleverde als één van de jongens in zijn bed had gelekt. Als het plasticbroekje niet helemaal over hun katoenen luier zat. Tienerjongens zijn niet altijd even zorgvuldig in dat soort dingen, en mem Klinkhamer controleerde ze niet meer zoals vroeger, toen de jongens nog klein waren.
“Wat wil je zeggen, Hielke?” vroeg Louw. “Heb je een plan?”
Hij kende Hielke langer dan vandaag!
“Ja. Luister. Als die dief of dieven over het water komen, moet er wat voor hun te halen zijn. En daar gaan wij voor zorgen. Als Sietse en ik morgen nat zijn, hangen we onze plasticbroekjes voor in plaats van achter huis. We houden ze in de gaten. En als de dief komt, dan pakken we hem!”
Sietse wilde protesteren en zag het niet zitten om het bewijs van hun bedplassen voor ieder zichtbaar op te hangen.
Maar Kees had wel gelijk. De meeste dorpelingen wisten wel dat de jongens van Klinkhamer nog in bed plasten.
Ach, overal was wel wat, nietwaar? Trouwens, veel mensen kwamen er toch niet langs de weg, en vreemd volk al helemaal nooit.
“Okee, doen we!” bromde Sietse naar zijn tweelingbroer.
“Maar wat als de dief nou groot en sterk is?” vroeg Louw, die noch groot, noch sterk was.
“Dan zijn wij nog altijd met z'n tweeën!” zei Hielke, “en anders roepen we Heit erbij. Dan maakt die dief geen schijn van kans!”
De kracht van de dorpssmid was legendarisch.
Het was net vier uur geweest. Vier uur 's nachts. Sietse was wakker geworden en hoorde in de verte de kerkklok slaan, één, twee, drie, vier keer.
Waarom was hij wakker geworden, vroeg Sietse zich af.
Hielke, aan de andere kant van de jongenskamer, sliep als een roos. Sietse hoorde zijn rustige ademhaling en toen hij zachtjes 'Hielke?' zei, volgde er geen reactie.
Sietse voelde even onder zijn plasticbroekje. Zijn luier was nog droog! Hij had dus nog niet in bed geplast. Hij lag op zijn rug en keek naar het plafond, waar een streepje maanlicht op viel door een kiertje langs het gordijn. Met een beetje goede wil – zijn ogen waren nu aan het donker gewend – kon hij de wekker ontwaren, die op het nachtkastje tussen de bedden van de jongens stond. Kwart over vier. Hij was nooit wakker om deze tijd. Vreemd!
Hij luisterde, maar hoorde niets. Het Friese platteland is 's nachts echt stil. En toen drong het langzaam tot hem door wat hem wakker had gemaakt: hij voelde dat hij moest plassen! Dat was gek. Overdag voelde hij dat natuurlijk wel, hij was Louw niet. Maar 's nachts? Zou hij opstaan en naar beneden gaan? Het huis van de smid was redelijk modern. Ze hadden een wc binnen. Er was een wastafel en zeep en warm water. Ze hadden zelfs een douche! Enkele huizen en zeker sommige boerderijen in het dorp hadden nog een 'húske' buitenshuis, soms boven een sloot, soms met een ton die om de zoveel tijd geleegd werd door de mannen van de Boldootwagen.
Even wilde Sietse opstaan en naar de wc gaan. Maar het was donker op de trap. En hij had zijn luier om. Natuurlijk kon hij die los spelden en ook weer vastmaken als het moest. De tweeling kon zich hier al jaren mee redden. Mem Klinkhamer controleerde hen nog maar zelden 's avonds. Met het babypoeder en, indien nodig, de zinkzalf konden ze ook overweg. Maar midden in de nacht wakker worden en nog droog zijn, dat was nieuw voor Sietse. Hij dacht na, vaag en half in slaap, maar toch.....
Wat was zijn plasticbroekje zacht en glad en warm! En veilig. En waar was het voor gemaakt? Juist ja. Wilde hij morgen wel droog zijn, terwijl Hielke nat was? En ze zouden morgen toch hun plasticbroekjes voor het huis ophangen in plaats van achter? Hun plan om de plasticbroekjesdief te vangen! Zo was het en niet anders! Sietse wilde nog maar even bedplasser blijven. Nu plaste hij met opzet in bed. Het was fijn. Hij voelde de warme stroom over zijn buik lopen, tussen zijn benen en onder zich. Zijn luier werd warm en doorweekt. Sietse voelde dat ook zijn plasticbroekje warm werd, toen hij het zachte, gladde materiaal aanraakte.
Nee, droog worden kon nog wel even wachten. En Hielke was ook nog bedplasser, toch?!
Sietse stelde zich voor dat hij geen plasticbroekjes meer aan zou hoeven. Die zou hij zeker missen! De natte luier voelde vertrouwd aan. Het plasticbroekje geruststellend. Sietse draaide zich op zijn zij en viel al gauw vredig in diepe slaap, om pas de volgende ochtend zijn ogen weer open te doen. Dat hij 's nachts even wakker was geworden, was hij allang weer vergeten. Een nieuwe dag brak aan. De jongens van Klinkhamer hadden weer allebei in bed geplast.
Vrolijk sprongen de jongens uit hun bed. Van een ochtendhumeur hadden ze nooit last. Het was een vreugd om een nieuwe dag te beginnen! Sietse kon het niet laten om nog even zijn luier lekker vol te plassen. Hij zag aan Hielkes natte plasticbroekje dat zijn broer zoals gewoonlijk hetzelfde deed. De jongens gingen naar beneden. Mem zuchtte toen ze zag dat beiden weer nat waren. Het was de beurt van Hielke om te helpen met het ontbijt. Omdat het zondag was deed hij voor elk lid van de familie een ei in een pannetje met water en zette dat op het gasstel. En ook die heerlijke sûkerbôle* mocht vandaag op tafel!
Sietse was klaar in de douche en kwam de kamer binnen. Hij had zijn zondagse kleren al aan: een nette korte broek en een keurig geruit hemd. De overalls mochten de jongens pas na de kerkgang aan.
“Waar is je plasticbroekje?” vroeg Hielke aan zijn broer.
Die zou vast vergeten zijn dat die vandaag op de waslijn voor het huis moesten.
Maar nee, Sietse was het niet vergeten.
“Ligt nog in de badkamer. Hang ik straks wel samen met die van jou aan de lijn!”
En dat was het teken dat Hielke nu zijn natte luier en plasticbroekje uit mocht doen en onder de douche kon springen.
De familie genoot daarna samen van het heerlijke zondagse ontbijt!
De preek duurde de jongens natuurlijk veel te lang. Samen met de andere jongens uit het dorp zaten ze boven in de kerk, achter het orgel. Hielke zag dat er een stuk van een plasticbroekje zichtbaar was boven Louws korte broek. Hij mocht natuurlijk niet het risico lopen om met een natte broek in de kerk te zitten!
Meneer Pastoor zou dat vast niet kunnen waarderen. Veel geduld met jongens had hij toch al niet, dat was bekend. En toen hij had gehoord dat Hielke en Sietse allebei nog in bed plasten, hoefden ze geen misdienaar te worden. Te veel gedoe tijdens de gezellige uitstapjes die de kerk geregeld voor de misdienaars en acolieten organiseerde en waar ze soms ook bleven kamperen.
“Bedplassers kan ik niet gebruiken!” had Meneer Pastoor gezegd.
En daarmee waren niet alleen Hielke en Sietse vrijgesteld, maar ook hun vrienden Kees en Louw. Dat vond geen van de jongens erg.
Hielke tikte Louw even op zijn schouder, wees op het zichtbare plasticbroekje.
Louw trok gauw zijn overhemd naar beneden.
“Ik ben droog hoor!” zei hij zachtjes.
“Vannacht ook?” knipoogde Hielke.
“Wat dacht je! Nat natuurlijk” zei Louw.
“Ik ook, hoor” antwoordde Hielke, en daarna waren de jongens stil.
Het orgel barstte los en de gemeente werd geacht te zingen.
Wat de mensen beneden ook braaf deden, maar de jongens op de kreake** natuurlijk niet!
Na de dienst weer thuis gekomen deden de jongens meteen hun zondagse kleren weer uit. Ze schoten in hun korte spijkerbroek en hun vertrouwde hemd. Daar overheen hun geliefde overall. Mem had ze het liefst de hele zondag in nette kledij gezien, maar ze wist wel beter dan dat te verlangen. De jongens zouden vast en zeker kans zien om ze vuil te maken of te scheuren. En de zondagse kleren moesten langer mee! Dus het was verstandiger om ze maar in hun overalls rond te laten lopen.
Sietse dook de douche in en kwam met de twee plasticbroekjes weer te tevoorschijn.
“Vergeten te drogen te hangen vanmorgen!” loog hij met stalen gezicht.
En meteen liep hij de voordeur uit, gevolgd door Hielke.
Mem Klinkhamer zag tot haar verwondering dat de jongens hun natte plasticbroekjes vóór het huis aan de waslijn hingen.
Maar ze dacht er verder niet over na. Jongens deden wel vaker dingen die moeders niet helemaal konden volgen!
* (Fries: suikerbrood)
** (* Fries: het balkon achter in de kerk)