Bedplasser91
Plasticbroekjesfan!
De nieuwe jongen in de klas – deel IX
De nacht van de luiergeest - I
De nacht van de luiergeest - I
Uiteraard was ik dat weekend bij Tom blijven slapen. Tom's ouders gingen altijd vroeg in de veren, en ook wij besloten om die avond – zogenaamd – vroeg naar bed te gaan. Ik deed met opzet geen luier om en zelfs geen plastic broekje aan. Zonder voelde ik me altijd ongemakkelijk, en het was niet de bedoeling dat we die nacht door zouden slapen! Maar het was wel erg warm en drukkend. Zou het allemaal lukken? Eigenlijk wou ik helemaal niet in slaap vallen. Toch stond voor alle zekerheid de wekfunctie van onze telefoons op 2300 uur. Ze lagen naast ons hoofd op onze kussens. Zo zouden we het signaal niet missen. We waren klaar voor een zeer speciale nacht!
Huh? Wat is er... m'n telefoon trilde als een gek...... en ik had in bed geplast. Het hele bed was doorweekt. Toch in slaap gevallen! Tom was al wakker en moest lachen toen hij zag hoe nat ik was. Zelf had hij het nog droog gehouden. Hij was al bezig om zijn geestenpak aan te trekken, een woest samenvoegsel van luiers, plastic broekjes, lichtgevende verf en opgeschilderde botten, die de indruk van een skelet moeten wekken.
Om Tom's ouders niet wakker te maken kon ik natuurlijk niet midden in de nacht gaan douchen, dus sponste ik me gauw wat af met een washandje en hoopte er maar het beste van. Er zal wel niemand aan me willen snuffelen vannacht, grimlachte ik, en bovendien, morgenochtend zou ik toch vast wel weer in bed hebben geplast. Ik schoot m'n korte spijkerbroekje aan, een zwart t-shirt, klokte snel een koud blikje cola naar binnen en hing de rugzak om. Wat was hij zwaar!
Tom sloeg een wijde, zwarte regencape om. Het was niet de bedoeling dat iemand zijn wonderlijk kostuum zag voordat hij bij Ivan's huis was aangekomen. Zo vreemd zou die cape niet gevonden worden, áls iemand hem op dit uur al zag, want het onweer dreigde nog steeds en de nacht was zwaar van regen. Je kon de regenwolken bijna ruiken. Toch was het nog steeds droog, en we hoopten dat het nog even zo zou blijven!
Een donderslag rolde in de verte toen Tom en ik voorzichtig de achterdeur achter ons dicht trokken. We gaven elkaar een high-five en fietsten vervolgens elk een andere kant uit. Tom naar Ivan's huis, ik naar de kerk.
Het kerkgebouw doemde op als een groot, dreigend stenen monster. De torenspits leek een drakentand tegen de paarszwarte nacht. Ik parkeerde mijn fiets achter de heg, binnen het hek. Niet opvallen. Even schrok ik toen ik de sleutel niet in de zakken van mijn spijkerbroekje vond, maar toen bedacht ik dat die in een voorvakje van de rugzak zat. Het slot opende probleemloos. Goed dat ik het nog even geölied had! Binnen voelde de kerk veilig, de vage geur van wierook was vertrouwd en bekend. Onwillekeurig ging mijn hand naar rechts, vond het wijwaterbakje. Ik sloeg een kruis en voelde me er beter bij. Ik kon elke hulp wel gebruiken, ook die van boven! Daar was de deur naar de toren al. Een stenen wenteltrap voerde de hoogte in. In het donker begon ik te klimmen.
Ivan lag wakker. Vrijdag de dertiende! Het was de nacht dat hij van Tom en zijn vriend in bed moest plassen, en dat ook nog op een of andere manier aan zijn vader moest laten merken. Ivan had in zijn leven al genoeg klappen gehad voor zijn bedplassen, maar met opzet in bed plassen was wat anders. De woede van zijn vader schrok hem af. Als hij nou maar wist wat Tom van plan was! Luiergeest, het mocht wat. Maar toch, zijn vader wás ongerust, de vele ongeluksgetallen op hek, muren en deuren hadden hun sporen achtergelaten in diens bijgelovige hart. Dertien, op vrijdag de dertiende.
Ivan had extra veel gedronken vanavond, en zelfs stiekem nog een flesje bier van zijn pa geleegd. Hij verlangde naar de veiligheid van een luier en het plastic broekje. Maar beide had hij vannacht niet mogen gebruiken, Tom was daar heel stellig in geweest, en dus had Ivan zijn geheime verstopplaats niet aangeraakt en was zo, in alleen een gymbroekje, naar bed gegaan. Hij moest nu al nodig. Keek op de wekker, die op z'n nachtkastje stond.
Half twaalf. Het moest maar. Ivan draaide zich op zijn zij en probeerde te plassen. Dat viel nog niet eens mee, hoe nodig hij ook moest. Hij ademde zo rustig mogelijk. Ging weer op z'n rug liggen. Concentreren! Wie had gedacht dat bedplassen zo moeilijk kon zijn! Anders kon hij het zelfs slapend wel!
Eindelijk schoot er een straal zijn broekje in. Hij schrok er zelf van. En wat was dat warm! Best lekker eigenlijk. Maar nu was er geen houden meer aan. Ivan doorweekte zijn gymbroekje, en de natte vlek in zijn laken en zijn matras werd groter en groter. Ivan plaste in zijn bed, en hoe!
Kwart voor twaalf.
Ivan klom uit zijn bed, deed het nachtlampje aan. Zijn bed was kletsnat, zag hij, een grote, ovaalronde donkere vlek in zijn laken, en Ivan wist dat de matras daaronder ook weer doorweekt was. Dat werd dus weer oude kranten. Of de matras buiten zetten als het mooi weer was. Waarom mocht hij ook niet gewoon een plaslaken hebben, net als andere jongens die nog wel eens ongelukjes hadden?
Nu moest hij van Tom zijn vader waarschuwen. Dat had hij vreemd gevonden, want anders sliep hij altijd gewoon door als hij in bed geplast had en meldde het de volgende ochtend pas, als zijn pa zijn bed kwam controleren. Maar Tom had gezegd dat het belangrijk was dat Ivan's vader wakker was om middernacht! Nou ja, met een beetje geluk zat die ouwe nog beneden, hij sliep slecht de laatste tijd.
De deur van Fien's kamer, vlak naast die van Ivan, ging open. Ja hoor, zijn zus wakker, dat kon er ook nog wel bij!
'Wat doe jij nog op?' zei Fien, 'klein rotjoch, weet je wel hoe laat het is?'
Haar blik viel op Ivan's natgeplaste gymbroekje, dat doorweekt om zijn mager jongenslijf hing.
'Ach gut, het is weer zover!' riep Fien spottend uit. 'De beddepisser is weer bezig, hoor!'
En meteen riep ze:
'Pa! Ivan heeft weer in zijn bed gepist!'
Ze siste Ivan toe:
'Ik hoop dat je met de riem krijgt! Vindt Gelmar altijd zo leuk om te horen! Hij vond het al jammer dat je zo lang droog bleef deze keer.'
En nog een keer riep ze, harder nog:
'Ivan heeft weer in bed gepist, pa!'
Gemeen lachend trok ze de deur van haar kamer dicht. Ivan huiverde.
Onder hem ging de deur naar het trapgat open. Ivan's vader zat inderdaad nog beneden. Op deze ongeluksdag durfde hij echt niet vroeg naar bed te gaan. Wie weet wat er kon gebeuren! Zijn slecht humeur werd er niet beter op toen hij zijn dochter boven hoorde roepen. Was de jongen weer nat? Die stomme beddepisser! Maar hij zou het hem wel afleren! Hij riep in het trapgat:
'Kom naar beneden, Ivan! Nu!'
Hij begon zijn riem los te maken.
Ivan kwam beneden. Ja hoor, dat joch was weer nat. Bijna zeventien, en nog bedplasser. Een schande was het, zo'n jongen! Kijk 'm daar nou staan, in een natgeplast broekje! Woede rees in Ivan's vader op, en hij haalde uit.
Op dat moment ontplofte buiten de wereld en er weerklonk een hels gegil. Rood licht scheen door de ramen naar binnen. Ivan's vader kromp ineen.
De treden van de wenteltrap waren smal en hoog. Klimmen was niet makkelijk en de rugzak, met de grote, zware kei er in, maakte het ook niet gemakkelijker. Gelukkig had ik een goeie conditie. Geleidelijk aan zag ik ook meer, mijn ogen wenden aan het donker. Toch kwam het als een verrassing dat de wenteltrap ineens ophield en overging in een soort platform. Ik was al wel hoog, maar nog niet bij de kerkklokken. Hoe verder?
Ik ontwaarde een ladder, lang en smal. Iets van licht sijpelde van boven. Er waren waarschijnlijk spleten, raampjes of galmgaten ergens hoger op. Bij dat beetje licht kon ik zien dat de ladder door een gat in een volgende zoldering verdween, zeker tien meter hoger nog. Erg vertrouwenwekkend zag die smalle houten ladder er niet uit, maar er zat niets anders op. Ik schoof mijn zware rugzak recht en begon weer te klimmen. Er kwam nog een ladder, en daarna nog eentje. Hoe hoog zou ik wel niet zijn? Niet voor niets staat onze kerktoren bekend als een van de hoogste van de hele streek! Eindelijk zag ik de kerkklok boven me. Wat was dat ding groot! Zwart en machtig hing hij boven me, en ik voelde me klein en nietig. Hoe moest ik uit dit monstrum geluid toveren? Maar daarvoor had ik die kei immers bij me! Een grote, ronde zwerfkei die Tom's vader ooit had gevonden en meegenomen had ter decoratie van de tuin. Er hoorde een heel verhaal bij over de ijstijd en eindmorenen en zo, maar dat boeide me op dit moment rijkelijk weinig. Hoe kreeg ik met die kei de klok aan het slaan, dat boeide me meer.
Het was dus zaak om boven de kerkklok te komen. Ik had al in de gaten dat ik die zware kei ook van hier, vlak onder de klok, niet omhoog zou kunnen gooien. Als ik de klok al zou raken, was hooguit een bescheiden klank te verwachten, niet de dertiende slag die we nodig hadden. Ik moest dus boven de klok uitkomen en begon weer te klimmen. Hier waren zelfs geen smalle laddertjes meer. Nog hoger dan de kerkklok had niemand ooit wat te zoeken, tenslotte. Maar de torenspits liep hier al smaller toe, en ik zag kans mezelf op een dwarsbalk te hijsen, vanwaar ik me tussen de spanten van de spits omhoog kon werken. De bescheiden lichtbundel van mijn zaklantaarn slingerde heen en weer: ik had geen hand meer over om de lamp vast te houden en te richten. Toch gaf het me idee genoeg van hoe het er in de torenspits uitzag, ook al omdat door de galmgaten toch nog wat licht naar binnen kwam. Helemaal donker wordt het in een hoogzomerse nacht niet, zelfs niet als er onweer dreigt. Ik keek schuin naar beneden door een van de galmgaten, zag de lichten van de stad. Hoogtevrees heb ik gelukkig niet! Ergens daar waren Ivan en zijn vader, en Tom. Ik hoopte dat alles volgens plan verliep. We zouden niet bellen tot alles voorbij was. Trouwens, ik had toch niet bij mijn telefoon kunnen komen, simpelweg omdat ik geen hand meer over had.
De kei had ik inmiddels niet meer op mijn rug, want ik klemde mezelf tussen de spanten, mijn rug tegen de panlatten waarop de leien bevestigd waren. Overal zaten spinnenwebben. De rugzak bungelde nu voor mijn borst en het gewicht dreigde me naar voren te laten vallen, waarbij ik bovenop de kerkklok terecht zou zijn gekomen. Er liep een spin over mijn hand.
Al mijn spieren deden pijn, maar ik werkte me beetje voor beetje omhoog tussen de opstaande spanten van de torenspits, tot ik ongeveer anderhalve meter boven de klok geklemd zat. Ik hing wat naar voren, gedwongen door de steeds smallere spits, maar dat was goed. Nog wat hoger! De kei leek al zwaarder en zwaarder. Maar ik kwam er. Boven de klok. Nog wat hoger.
Hier zat ik goed. Als ik de rugzak open zou trekken, viel de kei boven op de klok. Kon niet missen! Ik keek op mijn horloge en zag dat er nog maar een paar minuten te gaan was tot aan middernacht. De klimpartij had langer geduurd dan ik had gedacht, was ook – vooral het laatste deel – een stuk moeilijker geweest dan ik had gedacht, maar ik was waar ik wilde zijn. Klaar om de klok dertien te laten slaan!
BENGGGGG!!!
Middernacht! De klokslag was letterlijk oorverdovend. Wat over stad en land hoorbaar moet zijn, is van zo heel dichtbij verbijsterend luid. Ik had het verwacht, maar schrok toch.
Op slag – letterlijk! – plaste ik in mijn broek. Dat blikje cola! Of het de schrik was? Of dat mijn brein gewoon met te veel andere dingen tegelijk bezig was? De kei klaarhouden, mezelf klem zetten in een ongelukkige hoek boven in een torenspits, de tijd in de gaten houden, klaar staan om goed getimed een dertiende klokslag te laten horen.... Ik denk dat er gewoon niet voldoende geheugencapaciteit was om ook nog mijn blaas te kunnen beheersen. De adrenaline gierde door m'n lijf. Dus nam ik alles haarscherp waar: hoe nat en warm het werd voorin mijn korte spijkerbroekje, hoe mijn pis in en door het broekje stroomde, en zelfs dat het anders aanvoelde dan wanneer ik 's morgens nog eens in bed plaste. (Wakker en met opzet, wat elke bedplasser wel eens doet. Een van onze best bewaarde geheimen. Waarom vroeg opstaan als je toch al nat bent?)
Maar het voelde anders, omdat er nu niets tegen werd gehouden door een luier en een plastic broekje. Het liep inmiddels in straaltjes uit mijn korte spijkerbroekje. Ik was blij dat ik een korte broek aan had: geen natte slobberende pijpen om mijn benen, wat altijd zo vervelend aanvoelt als het afkoelt en koud wordt.
Mijn spijkerbroekje was inmiddels van voren doorweekt, de versleten denimstof verzadigd. Van achteren niet. Vreemd hoe perfect ik dat waarnam. Verhoogde waarneming. In dit moment van vermeend gevaar nam mijn oertijd-ik het over. Ik hoorde zelfs duidelijk hoe de warme pis op de kerkklok klaterde!
Ik hing in ieder geval op de goede plaats, dacht ik opgelucht en was er blij om. Mijn natte broek kon me op dat moment niet zo veel schelen. Meetellen!
Drie...
Vier....
Vijf.
Ik checkte de rugzak nog eens. Klep is los. Kei ligt los. Kantelen is vallen. ….
Zeven.....
Acht.....
Wat een dreunen, die klokslagen! Ik trilde letterlijk mee.
Negen....
Tien...
Elf.....
Bijna was het zover.
Twaalf!!
Nu de juiste interval. Ik had het ritme van de klokslagen in mijn systeem.
NU!
Precies in de goede fractie van de seconde liet ik de kei vallen. Ik verbeeldde me dat ik hem door de lucht hoorde suizen, maar dat was natuurlijk onzin.
BENGGGGG!
De kei klapte op de klok! Dertien!!! Halleluja, dacht ik gelukzalig. Succes!
Ik had nauwelijks verschil gehoord tussen de echte klokslagen en de door mij veroorzaakte slag. Wat dat betreft, was het zonder meer gelukt! Dertien slagen hadden over de stad gegalmd. Ik voelde me happy, opgelucht, en niet alleen omdat ik minstens zes kilo kei kwijt was en niet meer mee hoefde te zeulen. Langzaam en voorzichtig begon ik aan de moeizame afdaling uit het topje van de torenspits.
Ik tastte me de smalle laddertjes af naar beneden, kwam uiteindelijk weer uit bij de stenen wenteltrap. Het leek nu wel een autosnelweg, en ik huppelde bijna de treden af, die me, nadat ik de houten laddertjes en de spanten in de spits nader had leren kennen, veel breder en wijder toeleken dan op de weg naar boven. Ik vond mijn fiets, slingerde me op het zadel en stond op de trappers. Dat ik een natgeplast spijkerbroekje aanhad was ik allang weer vergeten en trouwens, in de opwinding van dit moment kon het me ook totaal niet schelen. En wie zou het om dit uur kunnen zien? Chill, mij interesseerde alleen maar hoe het Tom zou zijn vergaan, en Ivan. Ik vloog de stad door, naar Ivan's huis.
Wordt vervolgd.