HOOFDSTUK 4. OP STAP
Ik kan een zucht van opluchting niet tegenhouden als ik de twee meisjes zie zitten, nog steeds ijverig bezig aan hun tekening. Onwillekeurig wordt mijn blik getrokken naar de balie, wat ook daar niet onopgemerkt passeert, want ik krijg een rechtopstaande duim in mijn richting.
Ook nu sta ik versteld van hun tekentalent. Grappig genoeg tekenen ze eigenlijk zowat hetzelfde. Wel met andere kleuren, maar wat er staat is heel gelijkaardig. Een vrouw met twee kinderen, een huis met veel ramen, bomen, gras en een bed. Van dit laatste ben ik niet helemaal zeker, maar ik gok dat het een bed is.
Ik profiteer er van om nog even mijn mails na te kijken. Niet dat er nog veel binnenkomt de laatste weken. Mijn sociaal leven staat op een heel laag pitje. Sommige dingen interesseren me gewoon niet meer, sommigen dingen zijn simpelweg te pijnlijk.
Het oudercomité van de school is bijvoorbeeld zoiets. Pas schoolfeest gehad, maar ik kon me er niet toe brengen er naar toe te gaan. Of de toneelgroep van Inge. Enkele weken geleden toneelvoorstelling gehad. Normaal gezien had ik gegarandeerd gaan tappen achteraf. Nu ben ik zelfs niet gewoon gaan zien, laat staan meehelpen.
Het resultaat zie ik stilaan in de mails. Er zijn er geen nieuwe binnengekomen, met uitzondering van één. Kathy vraagt of ze nog eens mag langskomen. Kathy is een agente van de dienst Slachtofferbegeleiding, en zij heeft me de eerste dagen opgevangen. Schat van een mens, en eigenlijk de enige waarmee ik zelf nog soms contact neem. Voor mij is ze meer een vriendin geworden, maar ik durf het voorlopig niet te vragen of dat voor haar ook zo is.
“Meneer, ik moet naar de wc.”
“Dan zullen we maar snel gaan, hé. En laat die meneer maar. Zeg maar gewoon Koen.”
“Ik ben klaar met tekenen.”
“Dan wil ik toch eerst komen kijken. En zullen we ook even opruimen ? Trouwens, wie van de twee ben jij, Sarah of Sofie ?”
“Ik ben Sarah.”
Als ik aan het tafeltje kom, zie ik dat ze eigenlijk zelf al bijna alles terug in de doos heeft gedaan. Ook Sofie is bezig haar stiften terug weg te steken.
“Ik ben ook klaar. Wat gaan wij doen ?”
“Ik ga met Sarah naar de wc gaan. Moet jij ook gaan ?”
Sofie schudt eerst het hoofd, houdt dan even in en knikt daarna toch ja. Bij het rechtstaan merk ik pas dat ze staat te dansen. Haar nood is volgens mij toch wel hoog. Dit zie ik trouwens nog bevestigd als ik enkele seconden later haar stoel onder het tafeltje schuif. Het zitvlak is zichtbaar nat. Gelukkig staat er een doos papieren zakdoekjes grijpklaar om het even op te kuisen.
Ik gris de tekeningen mee en samen leid ik hen naar de toiletten. Altijd lastig om als man in vrouwentoiletten te moeten wachten, maar het kan nu even niet anders. Gelukkig zijn de twee toiletten vrij en kan ik hen tegelijkertijd laten gaan.
Als ik opmerk dat ze gewoon in het hokje mogen gaan, zegt Sofie dat hun mama hen altijd helpt. Raar maar waar ben ik eigenlijk blij nog even iets om handen te hebben. Liever dat dan werkloos te moeten wachten in zo’n damestoilet. Het blijft voor mij te sterk vloeken in de kerk.
Eerst help ik Sofie, die ondertussen stokstijf staat van de spanning op haar blaas. Ik ga door mijn knieën en neem haar lange rok vanonder vast en trek die naar omhoog.
“Hou jij je rok even naar omhoog, meid ? Dan kan ik je onderbroekje naar beneden doen.”
Terwijl ik haar broekje naar benden trek, merk ik pas echt hoe nat die is. Blijkbaar heeft ze meer geplast dan ik eerst dacht. Of zou ze misschien toch nog wat hebben verloren tussen de tekentafel en hier ?
Ik zet het kleine meisje zelf maar even op de wc, en richt dan mijn aandacht op Sarah. Ook zij volgt gedwee mijn handelingen. Alsof de duivel er mee gemoeid is, heeft natuurlijk ook zij een onderbroekje dat nat staat van de urine. Terwijl ik haar op het toilet zet, merk ik pas de druppeltjes urine op die aan haar blote bovenbenen hangen. Zij heeft dus nog maar pas geplast.
“Sarah, meisje, je hebt pipi in je broekje gedaan. Heb je niet gevoeld dat het zo dringend was ?”
Mijn vraag lijkt van haar af te glijden. Ik heb zo’n vermoeden dat dit niet de eerste keer is dat ze dit voor heeft. Plots begrijp ik ook wat er nu in het plastiek zakje zit dat ik van hun moeder heb gekregen. Ze hebben dus wel degelijk al meerdere keren een ongelukje gehad.
Sarah is zelfs als eerste klaar. Ik moet zelfs niet zelf te vragen of ik hen even mag verschonen. Ik had al wel vochtige doekjes in de aanslag genomen, maar nog voor ik iets kan vragen, draait Sofie zich om nadat ik haar van het toilet heb geholpen en ze buigt diep voorover, klaar om proper gemaakt te worden.
Ik besef maar al te goed hoe raar dit is, een wildvreemd meisje dat haar blote poep naar me richt om afgekuist te worden. Er rest me dan ook maar één ding : in papa-modus gaan en doen wat ik behoor te doen op dat moment.
Ik neem de vochtige doekjes en begin haar poep en ook haar benen proper te maken, daar waar de druppeltjes pipi naar benden zijn gerold. In no time is terug helemaal fris en proper. Wel heb ik gemerkt dat ook haar sok het niet helemaal droog heeft gehouden, maar daar valt niets aan te doen. In het zakje zitten enkel twee droge onderbroeken.
Daarna is het de beurt aan Sofie, die ondertussen al een tijdje zit te wachten. Ook bij haar gebeurt hetzelfde ritueel. Ze zijn behoorlijk goed gedrild, lijkt me. Een moeder die blijkbaar goed haar grenzen kan stellen. Alhoewel het me ook wel doet denken aan de manier waarop er bij ons in de kleuterschool werd omgegaan met af te kuisen poepen voor en na de speeltijd. Ook daar was het een soort bandwerk waarbij er strikte medewerking van de kinderen werd geëist.
Ik ben alleen langer met Sarah bezig dan met haar zus. Ze heeft haar poep niet alleen beduidend vuiler gekregen dan haar zus, maar ook zo hard geplast dat het niet allemaal in de pot is gebleven. Ik ben al blij dat ze er niet in is geslaagd haar voeten te besproeien, iets wat mijn dochter wel meer dan eens lukte. Bij het afkuisen komt dicht bij haar anus trouwens een hartvormig moedervlekje piepen.
Afsluiten doe ik met het proper prepareren van Sofie. Onderbroek goed aan, onderhemdje naar beneden trekken, dan het t-shirt en daarna haar kleed in de juiste plooi krijgen. De twee natte onderbroeken gaan in het nu lege plastieken zakje.
Ik begin met de meisjes naar de kinderafdeling te trekken, die een gebouw op zichzelf vormt. Het kost me weinig moeite om de weg ernaartoe te herkennen van die week dat ons Janne er lag met een zware virale infectie. Ook de speeltuin waar ik met de meisjes naar toe kan, heb ik toen ontdekt.
Onderweg er naar toe denk ik terug aan hun natte broeken. Dit was duidelijk niet hun eerste keer, anders had hun moeder me het pakje niet gegeven. En de manier waarop ze zich klaarzetten om alles proper te maken was ook al veelzeggend.
Ook begrijp ik niet zo goed waarom ze niet op school zijn. We zijn nu dik half elf gepasseerd. Zelfs als haar onderzoek wat uitloopt, dan nog zou ze toch tijd genoeg moeten hebben om op tijd op school te geraken. En dan nog. Er moeten toch ouders zijn die hen kan opvangen. Vreemd.
Mijn gedachten springen terug over op de natte broeken. Wat mij vooral weer opvalt, is dat ze zelf totaal niets hebben gezegd. Het lijkt wel alsof ze het niet voelen. Ik schat ze een jaar of vier. Dan zou je toch verwachten dat ze door hebben dat hun kleren nat worden, zelfs al voelen ze niet dat ze plassen. En ik hoop maar dat ze geen andere ongelukjes hebben. Ik heb maar één paar propere onderbroeken meegekregen.
Aangekomen in het kinderziekenhuis neem ik hen mee naar de speelruimte. Er is hier natuurlijk ook een grote ziekenhuisschool, maar ze hebben ook de moeite genomen om een speelruimte te voorzien, vooral voor peuters en kleuters.
Het is er gelukkig vrij rustig. Ik zie enkele gesluierde mama’s met elkaar in gesprek terwijl hun koters zich amuseren. Twee ervan zijn zichtbaar opgenomen, want de één draagt een baxter en een hoofdverband, en de andere heeft een pyjama aan en de nodige verbanden aan de armen.
De meisjes storten zich onmiddellijk op de speeltoestellen, en ik zet me op één van de kinderstoeltjes die aan de kant staan. Alhoewel ik van mezelf kan zeggen dat ik redelijk sociaal ben aangelegd, heb ik nu totaal geen goesting om me in het gesprek van de dames te mengen. Liever neem ik de tijd om de kinderen te observeren.
Naast de meisjes zijn er nog vijf kinderen. Twee peutertjes, waarvan één amper zelf kan lopen. Hij heeft nog de typische waggel van iemand die leert te lopen. De tweede peuter is ouder, maar is volgens mij al bijna aan het eind van zijn latijn. Ik heb zo’n vermoeden dat die vroeg of laat de buggy opzoekt die klaarstaat.
De drie anderen zijn alle drie volgens mij van de leeftijd van de meisjes. Ze ravotten en spelen honderduit, voor zover hun medische beperkingen dit toelaten natuurlijk. Al snel zie ik hen trouwens contact maken met de meisjes. Eigenlijk ongelooflijk hoe sociaal kleuters ingesteld zijn. De pure nieuwsgierigheid om het andere te leren kennen, of het nu mens, dier of iets anders is.
Na een tiental minuten wordt het meisje dat aan de baxter hangt, geroepen door haar moeder. Die doet haar kleedje omhoog en begint het meisje gewoon open en bloot te verschonen. In no time heeft het meisje een droge luier, en zie ik de moeder de natte luier in een speciaal zakje steken en verzegelen. Ik heb zo’n vermoeden dat die voor onderzoek nodig is.
Toch bizar hoe andere culturen dikwijls compleet anders kunnen omgaan met zaken. Wij zouden gegeneerd zijn om ons kind open en bloot te verschonen. Wij zouden ons terugtrekken en ons bij wijze van spreken schamen dat ons kind luiers draagt. Terwijl deze moeder het de normaalste zaak van de wereld vindt dat haar dochtertje luiers draagt en verschoond wordt. En eigenlijk heeft ze overschot van gelijk. Des te meer het bewijs dat we nog veel van elkaar kunnen leren.
Enkele minuten later nemen de moeders afscheid van elkaar, en zie ik dat enkel de moeder van het meisje achterblijft. Het meisje is ondertussen volop plezier aan het maken met Sarah en Sofie, en ik herken de twijfel in het gezicht van de moeder, die typische twijfel tussen willen vertrekken, maar evengoed je kind nog het plezier gunnen nog even te blijven.
Ik besluit het haar gemakkelijk te maken, en verplaats me toch richting de vrouw. Ze staat te drentelen, besluiteloos, misschien ook de reactie van haar dochter vrezend als ze zegt dat ze doorgaat.
“Durf je niet vertrekken ?”
“Is het zo zichtbaar ? Onze dochtertjes zijn net zo fijn aan het samenspelen. En ik moet toch nergens naartoe.”
“Het zijn mijn dochters niet, hoor. Ik ben enkel babysit van dienst. Hun moeder is hier binnen voor onderzoeken.”
“Toch niks ernstigs, hoop ik.”
Ik probeer mijn gezicht in de plooi te houden. Ik kan natuurlijk moeilijk bekennen dat ik hun moeder van haar noch pluimen ken, en zelfs niet weet wat voor onderzoek ze moet ondergaan, alhoewel ik wel zo’n vermoeden heb dat het een gelijkaardige problematiek als mezelf zal zijn.
“Geen idee. Dat zal het onderzoek moeten uitwijzen. En bij u is het je dochtertje dat hier moet zijn, zie ik.”
“Ja, nog maar eens. We proberen nog maar eens uit te vissen waarom ze niet droog geraakt. Ze is ondertussen al vlot vijf jaar en draagt nog steeds altijd luiers. Alles werkt zoals het zou moeten werken, er is geen enkele schade, alle signalen naar de hersenen vertrekken, enzovoort enzoverder maar toch gebeurt er iets waardoor ze zich totaal niet bewust is dat ze plast.”
“Da’s knap lastig. En geeft dat geen problemen op school ?”
“Nu nog niet, in de kleuterschool, maar vanaf september gaat die naar het eerste, en wat het dan gaat geven ? Ik hoop echt dat ze nu iets vinden. Maar het is wel heavy. Elk anderhalf uur een nieuwe luier, en ze moeten allemaal gewogen worden. En het ambetante voor haar is dat ze verplicht is ook de stoelgang in de luier te doen. Gelukkig is het maar voor 48 uur.”
“Moet ze nog lang ? En waarvoor dient die baxter ?”
“Die baxter zorgt er voor dat ze zeker vocht binnen krijgt, en dat haar lichaam dus wel moet plassen. Ze moet nu nog een nacht. Morgen tegen de middag stopt het.”
“Ik hoop voor jullie dat het resultaat heeft.”
We blijven nog even in gedachten verzonken. Onwillekeurig denk ik terug aan de natte broeken van de meisjes. Zouden zij misschien ook nog luiers dragen ? Zouden zij misschien ook al onderzocht zijn ? Het lijkt me in ieder geval dat ze hier nog niet eerder geweest zijn. Anders zou er toch minstens een blik van herkenning te zien zijn geweest.
Na enkele minuten draait de vrouw zich terug in min richting.
“Mag ik je eens iets vragen ? Ik weet dat ik je al eerder heb gezien, en toen ik de meisjes zag, was ik er gewoon van overtuigd dat jij hun papa was. Maar nu weet ik het terug. Jij zit toch in het oudercomité van de Zonnebloem. Ben jij niet de papa van de kindjes die gestorven zijn in dat treinongeluk een tijdje terug ?”
Haar directe vraag verrast me, en doet me onmiddellijk terugdenken aan die gruwelavond. Mijn gezicht geeft haar genoeg antwoorden.
“Sorry. Ik was misschien nogal direct. Maar nu begrijp ik ook hoe jij de meisjes kent. Zij zitten ook op de Zonnebloem, in dezelfde klas als Jasmine, bij juf Franka. Ken je hun moeder al lang ?”
Het ontgaat me niet dat er bij die vraag een grote achterdocht zit in haar stem.
“Nee. Totaal niet. We hebben elkaar nog niet zo lang geleden ontmoet. Ze zat voor vandaag met een opvangnood.”
Een blik van ongeloof zit in de ogen van de vrouw.
“Je hebt haar leren kennen op haar werk, neem ik aan ?”
“Nee. Verre van. Eerder een toevallige ontmoeting. Ik weet zelfs niet wat voor werk ze doet.”
Nu is in het gezicht van de vrouw vooral afschuw leesbaar.
“Is het zo erg ?”
“Mhm ! Ik weet zeker dat ze ’s avonds in een café werkt. Maar er wordt gefluisterd dat ze er nog een nachtelijke bijjob op nahoudt. Ik zal blij zijn dat Jasmine volgend jaar niet meer bij hen in de klas zit. Wij verhuizen van de zomer naar Beveren.”
Mijn hersenen draaien op volle toeren. Mijn gevoel dat Inge een alleenstaande moeder is, wordt in zekere zin bevestigd, maar tegelijkertijd ook tegengesproken door deze moeder. Ik zie haar niet direct twee jonge meisjes elke avond achterlaten.
“Weet jij iets over hun vader ?”
Ik flap het er uit, maar besef ineens dat het een vrij onzinnige vraag was.
“Ik dacht dat jij dat was. Dus neen. Ik zie enkel de moeder ’s avonds als ze de meisjes komt halen. En ’s morgens weet ik van de leerkrachten dat zij altijd één van de laatsten is. Nooit te laat, maar ook nooit zomaar te vroeg.”
“Praat je soms met haar ?”
“Nee, maar zij praat zelf ook nooit met iemand. Dikwijls gaat ze met haar dochtertjes eerst naar de wc om hun onderbroeken te verversen. Meerdere keren per week heeft wel minstens één van hen een natte broek.”
“Ze dragen geen luiers zoals je dochtertje ?”
“Nee, maar ze zouden dat beter wel doen. Alhoewel ik niet denk dat ze dat kan betalen. De dochters dragen hun kleren meestal een volle week. En zijzelf heeft wel heel dikwijls dezelfde broek en schoenen aan.”
“Jullie gaan toch niet weg om hen, neem ik aan ?”
“Tuurlijk niet. Het is voor Abdul vanuit Beveren gewoon veel korter tot zijn werk in Doel. Maar ik zal er niet rouwig om zijn dat ik uit haar buurt ben. Net zoals ik blij ben dat Jasmine niet meer beïnvloed kan worden door die meester Kevin. Zoiets onnatuurlijk.”
Waarom verbaast het me weer niet. Ze kan het zelfs niet uitspreken. Homoseksualiteit blijft toch een taboe in de islam, jammer genoeg. We zijn de enige school van de scholengroep die een mannelijke kleuterleider heeft. Meester Kevin, ne crème van ne kerel, maar op en top homo, niet zoals zijn man. Een geweldig koppel, dat gegarandeerd er staat bij activiteiten van het oudercomité.
Maar eens te meer blijkt dat culturen ook af en toe botsen. Daarnet bewonderde ik hen nog voor hun openheid over bepaalde zaken, maar op dit vlak lopen onze meningen duidelijk nog ver uiteen.
Ik voel ook aan dat het gesprek wat haar betreft is afgelopen. Mijn dorstgevoel doet me verlangen naar de cafetaria, maar ik wil ook nog eerst met de meisjes naar de buitenspeeltuin.
Tijdens de wandeling naar buiten besef ik ineens dat de meisjes ouder moeten zijn dan onze Robbe. Juf Franka heeft al jaar en dag de derde kleuterklas samen met juf Ilse. Onze Robbe zat nog maar in de tweede kleuterklas. Aan hun grootte is dat in ieder geval niet te merken. Ik ben er vrij zeker van dat ze kleiner zijn dan onze Robbe toen hij stierf.
Eenmaal buiten zet ik me op de bank en laat alles op me afkomen. De tweeling moet bij mij in de buurt wonen. En die nachtelijke bijverdienste. Uit de afschuw van de vrouw maak ik op dat het moet gezocht worden in de seksuele sfeer, maar dit blijft wat gissen. En zou er iemand anders in haar leven zijn ? Ik betwijfel het. Ik zou het zelf maar raar vinden mocht mijn vrouw of vriendin zo’n beroep hebben.
Bovendien blijf ik het maar vreemd vinden. Het lijkt me moeilijk dat ze nog bij haar ouders zou wonen en dat die het zouden toelaten dat de kinderen zo lang dezelfde kleren zouden aandoen. Langs de andere kant moeten de kinderen toch ergens blijven als zij werkt, en zeker mocht het verhaal kloppen als ze met mannen meegaat.
Ook het verschonen van de onderbroeken spookt door mijn hoofd. Niet moeilijk dat ze zei dat ze het gewoon waren. En waarom dan geen luiers of luierbroekjes, zoals het dochtertje van de vrouw. ?
Ik hoor terug de opmerkingen van de directeur van onze school die hij eens in vertrouwen tegen me zei. Er waren enkele ouders op de school die materieel werden gesteund, onder andere met kleren en gratis melk. Het leek me heel aannemelijk dat ik er nu een gezicht op kon kleven.
Al snel zie ik dat het buiten spelen de meisjes niet bevalt. Ze proberen de speeltoestellen uit, maar waarschijnlijk voelen ze gewoon te koud aan. Ik wenk hen bij me. Ze zijn blij genoeg dat ze terug kunnen komen.
“Ik heb dorst en ga iets drinken in de cafetaria. Ga mee en dan wachten we daar op jullie mama. Dan kunnen jullie zelf ook iets drinken.”
Ik zie de aarzeling in hun ogen. Waarschijnlijk zijn ze niet gewend om iets te gaan drinken, en het is natuurlijk heel aannemelijk dat hun moeder hen al duidelijk heeft gemaakt dat ze nooit iets van vreemde mannen mochten aannemen.
“Ik betaal natuurlijk jullie drinken. En ik kan nergens naartoe, want ik moet wachten tot jullie mama mij mijn autosleutel teruggeeft. Dus het wordt de cafetaria of hier buiten blijven spelen.”
Ik weet goed genoeg dat ze overstag gaan gaan met deze schijnkeuze, maar dat kan me even niet schelen. Ik heb dorst en wil nu eindelijk wel iets kunnen drinken.
Tien minuten later heb ik net twee warme chocolademelken besteld, met slagroom, en een koffie verkeerd voor mezelf als mijn GSM trilt en er op het scherm de naam Inge Cleynen verschijnt.