Bedplasser91
Plasticbroekjesfan!
Wie zou er niet een weekje in dat vakantiekamp door willen brengen, waar alle jongens in bed plassen, luiers en plasticbroekjes dragen en waar ook een natte broek geen ongewoon gezicht is... Zo ja, lees dan:
Bedplaskamp
Eigenlijk plaste ik al lang niet meer in mijn broek. Maar we hadden onderweg op de Autobahn meer dan een uur in de file gestaan, en dat met die hitte, en daarna bleef mijn vader maar doorrijden om niet te laat op de camping te zijn. Ik had al een paar keer gevraagd om te stoppen, maar dan bromde hij iets van ‘we zijn er zo’ en hield z’n voet op het gas. Ik zat te knijpen, maar ineens, toch nog onverwacht, kon ik het niet meer uithouden en liep de warme pis in straaltjes in, over en uit mijn korte spijkerbroekje. Ik had een natte broek, en als een jongen van vijftien die nodig moet nat is, is’ie ook goed nat. Ik keek naar de grote natte pisvlek voor in mijn versleten broekje: zelfs bij het ritsje, waar de stof toch dubbel of driedubbel is, was het donker, nat en doorweekt. En treurig dacht ik: “Nou hoeven we niet meer te stoppen.”
Als ik overdag nat ben wordt mijn vader altijd boos. Over mijn bedplassen hoor je hem nooit, maar die doodenkele keer dat ik nog in mijn broek plas, krijgt hij altijd op slag een slecht humeur. Deze keer was geen uitzondering. Toen we bij de camping aankwamen zei hij mij kortweg:
“Daar is de receptie, en JIJ gaat vragen waar we moeten staan.”
En aan zijn toon alleen al wist ik dat ik niet hoefde te zeggen dat ik met een natte broek daar niet naar binnen wilde.
Dus liep ik de receptie binnen. Ik probeerde nog wel mijn t-shirt wat omlaag te trekken, maar wist dat het zinloos was toen ik zag dat de ogen van de receptioniste, een meisje van hooguit een paar jaar ouder dan ik, zich richtten op mijn natgeplaste broekje en dat een uitdrukking van afkeer zichtbaar werd.
“Wo finde ich…. “ begon ik in mijn beste schoolduits, maar ze viel me meteen in de rede.
‘Jullie zaain op het zwaide feld, das is de aparte Eingang hier links fan de rezeptie’.
Mooi, ze sprak dus zelfs wat Nederlands, dat maakte het al weer makkelijker. Was natuurlijk ook geen wonder, want meer dan de helft van de gasten hier kwam met tent of caravan – ‘woonwagen’zeiden de Duitsers - uit Nederland. Maar hoe kon ze nou weten waar of wij moesten staan? Ik had nog geen naam of niks genoemd.
Ik probeerde het nog eens, maar nu stond ze op, keek nog eens naar mijn natgeplaste spijkerbroekje met een gezicht of ik een soort van ongedierte was en liep naar de deur waar ik net naar binnen was gekomen. Ze wees energiek naar links, waar inderdaad een kleine ingang te zien was, een zandpad, wat in niets leek op de ruime ingang naar de camping die ik rechts had gezien, en waarvan de slagboom dicht bleef.
“Da rein, en dan weiter tot helemaal naar hinten…. achter…. op het feld.”
De deur knalde achter haar dicht. Ik wilde mijn vader niet bozer maken dan hij toch al was, dus keek ik naar de auto, waar mijn moeder en mijn broertje inmiddels aan de gevulde koeken zaten, gebaarde wat naar het zandpad en liep die kant uit. Mijn vader volgde, en aan de driftige manier waarop hij gas gaf kon ik horen dat de aanblik van mijn korte spijkerbroekje, dat aan de achterkant waarschijnlijk net zo nat was als van voren, hem nog steeds boos maakte.
Bedplaskamp
Eigenlijk plaste ik al lang niet meer in mijn broek. Maar we hadden onderweg op de Autobahn meer dan een uur in de file gestaan, en dat met die hitte, en daarna bleef mijn vader maar doorrijden om niet te laat op de camping te zijn. Ik had al een paar keer gevraagd om te stoppen, maar dan bromde hij iets van ‘we zijn er zo’ en hield z’n voet op het gas. Ik zat te knijpen, maar ineens, toch nog onverwacht, kon ik het niet meer uithouden en liep de warme pis in straaltjes in, over en uit mijn korte spijkerbroekje. Ik had een natte broek, en als een jongen van vijftien die nodig moet nat is, is’ie ook goed nat. Ik keek naar de grote natte pisvlek voor in mijn versleten broekje: zelfs bij het ritsje, waar de stof toch dubbel of driedubbel is, was het donker, nat en doorweekt. En treurig dacht ik: “Nou hoeven we niet meer te stoppen.”
Als ik overdag nat ben wordt mijn vader altijd boos. Over mijn bedplassen hoor je hem nooit, maar die doodenkele keer dat ik nog in mijn broek plas, krijgt hij altijd op slag een slecht humeur. Deze keer was geen uitzondering. Toen we bij de camping aankwamen zei hij mij kortweg:
“Daar is de receptie, en JIJ gaat vragen waar we moeten staan.”
En aan zijn toon alleen al wist ik dat ik niet hoefde te zeggen dat ik met een natte broek daar niet naar binnen wilde.
Dus liep ik de receptie binnen. Ik probeerde nog wel mijn t-shirt wat omlaag te trekken, maar wist dat het zinloos was toen ik zag dat de ogen van de receptioniste, een meisje van hooguit een paar jaar ouder dan ik, zich richtten op mijn natgeplaste broekje en dat een uitdrukking van afkeer zichtbaar werd.
“Wo finde ich…. “ begon ik in mijn beste schoolduits, maar ze viel me meteen in de rede.
‘Jullie zaain op het zwaide feld, das is de aparte Eingang hier links fan de rezeptie’.
Mooi, ze sprak dus zelfs wat Nederlands, dat maakte het al weer makkelijker. Was natuurlijk ook geen wonder, want meer dan de helft van de gasten hier kwam met tent of caravan – ‘woonwagen’zeiden de Duitsers - uit Nederland. Maar hoe kon ze nou weten waar of wij moesten staan? Ik had nog geen naam of niks genoemd.
Ik probeerde het nog eens, maar nu stond ze op, keek nog eens naar mijn natgeplaste spijkerbroekje met een gezicht of ik een soort van ongedierte was en liep naar de deur waar ik net naar binnen was gekomen. Ze wees energiek naar links, waar inderdaad een kleine ingang te zien was, een zandpad, wat in niets leek op de ruime ingang naar de camping die ik rechts had gezien, en waarvan de slagboom dicht bleef.
“Da rein, en dan weiter tot helemaal naar hinten…. achter…. op het feld.”
De deur knalde achter haar dicht. Ik wilde mijn vader niet bozer maken dan hij toch al was, dus keek ik naar de auto, waar mijn moeder en mijn broertje inmiddels aan de gevulde koeken zaten, gebaarde wat naar het zandpad en liep die kant uit. Mijn vader volgde, en aan de driftige manier waarop hij gas gaf kon ik horen dat de aanblik van mijn korte spijkerbroekje, dat aan de achterkant waarschijnlijk net zo nat was als van voren, hem nog steeds boos maakte.
Laatst bewerkt: