beddenplasser
volwassen peuter
HOOFDSTUK 36 OUDJAAR, EEN DAG VAN AFSCHEID
Net op tijd. Met dat ik mijn hoofd heb omgedraaid richting de klokradio zie ik dat ik één minuutje eerder dan het alarm ben. En natuurlijk ook weer zo typisch dat je zelfs je eigen alarm iet haalt, maar soit.
Ook merk ik dat het inderdaad extra druk is in bed. Blijkbaar zijn Inge en ik redelijk dicht naar elkaar toe gerold en ik voel die kleine spruit daar nog tussengewrongen tussen liggen. Haar poep duwt in mijn buik, terwijl haar gezicht nog altijd veilig en wel begraven ligt in de boezem van Inge. Alleen is Inge haar slaapkleed naar boven gekropen zodat dat nu deels bloot ligt.
Snel schakel ik de klokradio uit en draai me weg van de twee schatten. Ook zorg ik er voor dat de donsdeken snel terug dik ingeduffeld over hen komt te liggen, zodat ze niet wakker worden van de plotse koude.
Beneden aangekomen steek ik mijn smartphone in de oplader, steek ik de kerstlichtjes in de boom aan, zet de verwarming en begin ik koffie te zetten. Het is een beetje vaste routine van me als ik niet moet douchen. Vooral die koffie is dan fijn als ik daarna gewassen en gestreken beneden kom om de dag echt te beginnen.
Terwijl ik de koffie zet, hoor ik mijn smartphone als een bezetene zoemen. Het is normaal dat hij ’s morgens wat teken van leven geeft, als de pop-ups en eventuele whatsapp’jes en zo binnenkomen eenmaal de smartphone heeft bewogen na de nacht en dus ook actief mag worden. Maar deze morgen is het toch wel heftig. Misschien dat het te maken heeft met Oudjaar.
Ik weet mijn nieuwsgierigheid te bedwingen en ga me eerst boven wassen. Gelukkig dat ik zo slim was mijn kleren gisteren in de badkamer te leggen zodat ik niet meer in de slaapkamer moet zijn.
Tijdens het tandenpoetsen voel ik dat ik moet plassen en laat het maar in mijn luier lopen. Het gebeurt zo dikwijls dat ik dat doe, en het gebeurt zelden dat mijn luier de ochtendstroom niet kan houden. En als dat gebeurt, dan is de vloer snel genoeg opgekuist.
We hebben trouwens ondertussen allemaal dezelfde routine in de badkamer. Pyjama uit, tandenpoetsen, gezicht wassen, luier uit, eventueel naar de wc en poep wassen. Ik ben lang niet de enige die dat naar de wc gaan kan overslaan. Ook bij de meisjes merk je heel dikwijls dat hun luier extra warm aanvoelt, en niet zelden heeft hun luier nog niet alle vocht opgeslorpt en zie je de pipi nog liggen.
Tegen dat ik beneden ben, is inderdaad de koffie doorgelopen. Ik giet hem in de thermos, pak een tas en melk en installeer me aan tafel. Die tien minuutjes dat ik de dag opstart met mijn tas koffie gaat het verschil niet maken. De pistolets bij onze bakker zullen nog altijd warm aanvoelen.
Mijn nieuwsgierigheid doet me nu toch mijn gsm vastpakken. Met dat ik het scherm zie, besef ik wat die immens stroom berichtjes was. Al maar goed dat ik mijn tas koffie net op tafel heb staan, want ik voel mijn hand beginnen trillen van spanning.
Het allereerste dat ik te zien krijg is een Breaking-bericht van het VRT-nieuws, met een foto van een brandend gebouw, een brandend gebouw dat ik onmiddellijk herken als het gebouw waar ik dagelijks mijn uren verslijt. Blijkbaar staat onze fabriek in brand.
Ik doe wel de moeite om eerst te zien wie er berichtjes heeft gestuurd. Twee afzenders wil ik absoluut weten. Het BE-Alert raadt de inwoners van Borsbeek en Deurne en zo aan ramen en deuren gesloten te houden en niet wij. Maar even verder een nieuw BE-Alert waarin wordt gezegd dat een verplichte evacuatie van woonzones volgt. Gelukkig niet wij. De wind staat echt wel in de andere richting. Maar dat betekent dus ook dat de chemische installaties geraakt zijn.
En wat ik ook wil weten is de info van het werk zelf. En dat is heel duidelijk. Tot nader bericht mag de komende dagen niemand het terrein op. Tot dan is iedereen technisch werkloos.
Pas dan kan ik me er toe aanzetten meer te lezen over de brand zelf. Die is blijkbaar al enkele uren bezig. Ze hebben nog geen idee wat er juist is gebeurd. En het is vooral vreemd dat dit is gebeurd op een moment dat alle installaties stil lagen. Maar wel is geweten dat de eerste uitslaande brand ons gebouw was. Ik krijg een slecht gevoel. Ik kan alleen maar hopen dat mijn collega’s onze installaties correct hebben afgesloten toen ze vertrokken.
Ik besef dat ik het overige nieuws van me af moet blokken. De bakker wacht en Elena moet op tijd thuis zijn. Maar de gebeurtenissen enkele kilometers verder malen wel degelijk door mijn hoofd op weg naar de bakker. Hoe hard ik ook probeer het af te blokken, ik besef dat ik nadenk over mijn toekomst op het bedrijf. En hoe bizar ook, de brand voelt ergens als een bevrijding.
Aangekomen bij de bakker bekruipt me een vreemd gevoel dat ik voor mezelf al een beslissing heb genomen. Ik moet me echt in een plooi wringen als de bakkersvrouw bijna in tranen aan me vraagt hoe het met me gaat. Die weet natuurlijk verdomd goed dat mijn werk in de fik staat.
Terwijl ik op weg naar huis stap, begin ik ook te beseffen dat Oudjaar voor heel veel mensen vanavond in het water valt. Het is maar de vraag wat er met de fabriek zal gebeuren. Pas als de brand geblust is, zal duidelijk worden welke installaties en gebouwen nog hersteld kunnen worden.
En er lopen heel wat koppels rond in het bedrijf. Plezant vieren als je weet dat je voor maanden, zo niet jaren werkloos zult zijn. Er gaan vele tranen vloeien, dat is zeker.
Zelf zit ik eigenlijk in een luxepositie. Ik heb het geld eigenlijk niet echt nodig, of toch niet onmiddellijk. De erfenis van mijn ouders heeft me een aardige spaarpot opgeleverd, genoeg om voor mezelf te kunnen zeggen dat de brand me niet te hard aan het hart komt.
Als ik er bijna ben, zie ik een ziekenwagen met loeiende sirene in onze straat komen, en zich voor het huis van onze buurvrouw zetten. Terwijl de ene ambulancier in de wagen gerief pakt, zie ik de andere naar de voordeur van haar huis gaan en aanbellen. En na een tijdje nog eens aanbellen. Hij probeert door de ramen te kijken, maar de gordijnen houden elke doorkijk tegen. Wat er gebeurd is, weet ik natuurlijk niet, maar feit is wel dat ik hen kan helpen.
“Ik kan jullie helpen. Ik heb een sleutel van haar achterdeur, en zij van de mijne, voor in gevallen als deze. Is er iets gebeurd ?”
“Dat weten we niet. Er kwam een hulplijn binnen vanop dit adres, maar het enige dat we weten is dat de operator iemand heeft horen zeggen dat ze zich niet goed voelde, en daarna allerlei gestommel, alsof iemand viel. Weet jij wie hier woont ?”
“Anita Mittelbauer, een alleenstaande vrouw van ergens in de vijftig vermoed ik. Ik ken voor de rest eigenlijk niets van haar. Ze is heel introvert, maar wel een hele lieve vrouw.”
Binnen aangekomen leidt ik de twee heren in één kaar naar het tuinhuis, waar ik de sleutel bewaar. Alleen is er wel een onverwachte confrontatie, want blijkbaar zijn Inge en de kinderen al op. De tweeling staat enkel in hun luier klaar met een stapeltje propere kleren in hun handen.
En Elena is net dat tikkeltje verder, want die staat op haar fopspeen na poedelnaakt in de kamer, te wachten op Inge die bezig is een washandje nat te maken om haar te wassen. Haar overvolle luier ligt naast haar op de grond te wachten om weggesmeten te worden.
En wat het zeker ook voor Inge heel ambetant maakt, is het feit dat zij haar natte luier ook nog aan heeft, en dat haar slaapkleedje is blijven steken aan de bovenkant van haar luier, zodat die nu wel heel zichtbaar is voor de twee onverwachte heren die me in vol ornaat en met al hun materiaal volgen.
Ik laat het niet aan mijn hart komen en leidt de twee ambulanciers de tuin in, en dan door het poortje dat onze twee tuinen scheidt en laat hen binnen via Anita haar achterdeur. Vrij snel roept één van hen dat ze gevonden is.
Als ik terugkom in huis, zie ik dat Inge, zichtbaar geschrokken op een stoel zit, met de kleine Elena tegen zich aan gedrukt. Alhoewel ik haar niet hoor, zie ik wel dat de jarige zit te snikken. Die heeft natuurlijk ook zonder boe of ba ineens twee gele mannen zien verschijnen in ons huis.
“Er is blijkbaar iets met Anita. Die heeft de ziekenwagen nog kunnen bellen, maar voor de rest niets. Ik hoop dat het niet te ernstig is. En zeker jij, kleine meid. Jij bent geschrokken, hé. Maar ze zijn terug weg. Ze moesten hier naast zijn, en ik kon hen daar bij helpen. Maar die tranen zijn helemaal niet nodig. Die zal ik eens heel snel wegtoveren.”
Ik neem haar voeten vast, en voor ze eigenlijk goed en wel beseft wat er gebeurt, hangt de blote meid hoog in de lucht te bengelen, en geef ik haar ondersteboven een heel gemeende verjaardagskus op de mond. Waarna ik haar in mijn nek placeer, en de andere drie dames even goed trakteer op een goeiemorgenkus op hun lippen.
De minuten die volgen trakteer ik Elena op kriebels overal waar ik maar aan kan. Op haar voeten, onder haar voeten, langs verschillende plaatsen op haar benen, in haar zij. Ook trakteer ik de blote billen die ergens achter mijn nek bengelen op enkele speelse kneepjes. Wat er toe leidt dat ze binnen de kortste keren de miserie van de ambulanciers is vergeten en vol vrolijkheid de dag verder kan aanvatten.
Blijkbaar was Inge hen beginnen wassen, maar had ze gemerkt dat ze de kleren van Elena per ongeluk al had weggestoken. Dus waren ze maar met zijn allen naar beneden gekomen en zou Inge hen daar dan verder klaarmaken.
Een half uurtje later wandel ik met Elena op mijn arm naar buiten. Ondanks een nieuwe wasbeurt in haar gezicht zie ik ook nu nog wit poeder rond haar neusje. We weten dat ze het superlekker vindt, en nogal logisch konden we het haar dan ook niet weigeren op haar verjaardag, maar een klein zesjarig meisje een boule de berlin laten eten blijft een belevenis.
Nog meer dan het uur voordien, merk ik goed de snijdende natte kou. Zo goed het weer de voorbije dagen was, hoe lelijk het er vandaag uitziet. Er hangt van die koude winterregen in de lucht. Nog niet voor nu, maar over enkele uren heel zeker. We hebben ons alle twee dan ook goed dik ingeduffeld.
De ambulanciers zijn trouwens nog altijd bezig bij Anita. Ze hebben hun ziekenwagen voor mijn garage gezet, met hun blauwe lichten op vaste stand, om aan te geven dat ze met een interventie bezig zijn. Ik heb hen zelf dit plaatsje voorgesteld. Ik moet niet weg met de auto, en zo blokkeren ze de straat niet.
De wandeling naar Elena thuis duurt zo’n twintig minuutjes. Misschien nu iets langer, want én steenkoud, én Elena doet vooral ook geen moeite om snel te zijn. Ze hield het trouwens ook niet droog toen Inge haar een prettig feest wenste en haar vertelde dat ze ook volgend weekend twee nachten zou blijven in plaats van één.
Maar het is vooral dat Elena totaal geen zin heeft in het feest bij haar thuis. Het is haar verjaardag, maar ook Oudjaar wordt gevierd en Kerstmis. De ouders van haar papa gaan er zijn en als ik het goed heb begrepen ook zijn broer met diens vrouw en kinderen. In totaal gaan ze met veertien zijn. En buiten Elena hebben ze allemaal al samen geslapen de voorbije nacht.
Op het moment dat we haar straat willen indraaien, worden we tegengehouden door enkele politiemannen. Elena kijkt vooral met veel schrik naar de twee redelijk robuuste kerels, maar ik zie onmiddellijk dat er verder een in de straat allemaal blauwe lichten staan te zwaaien.
Ik geef aan dat ik op nummer 27 moet zijn, dat ik Elena thuis ga afzetten na een logeerpartijtje. Ik zie de twee mannen even naar elkaar kijken waarna de ene de andere beveelt dat hij ‘den Albèèrt’ moet oproepen. Aan de manier waarop de naam wordt uitgesproken, verwacht ik mij aan zo’n stevig besnorde vijftiger met een air die kickt op macht. Ik zal er wel compleet naast zitten, maar toch voel ik me op dit moment heel ongemakkelijk.
Ondertussen heeft ook Elena alle zwaailichten verderop in de straat in het vizier gekregen. Vooral de brandweermannen zijn angstaanjagend, met hun flessen met perslucht en beademingsmaskers. We kunnen niet zien wat er juist gebeurt, maar het feit dat die er zo bij lopen is natuurlijk geen goed teken.
Elena is in ieder geval zwaar onder de indruk. Ze staat zichtbaar te trillen. Terwijl ik zelf gehurkt zit te kijken naar wat er verder in de straat gebeurt, trek ik haar even dicht bij mij en sla mijn armen om haar heen om haar een knuffel te geven, in de hoop dat ze daardoor wat kan kalmeren.
“Koen ?”
Met dat ik de stem hoor, kijk ik op en zie ik het vragende gezicht van Kathy.
“Hey goeiemorgen Kathy. Hoe kom jij hier ?”
“Ze hebben me opgeroepen om een klein meisje voor nummer 27 op te halen.”
“Hoe bedoel je ? Ik verwachtte me aan een man eerlijk gezegd, iemand die Albèrt heet.”
“Die Albèrt ben ik. Koen, denk eens na, wat is mijn achternaam ?”
“Albert. Och, tuurlijk, alleen heeft uw collega het op zijn Frans uitgesproken.”
“Voila. Maar als jij dat meisje tot hier hebt gebracht, wilt dat dan zeggen dat zij Elena is, dat vriendinnetje van de tweeling is dat jullie elk weekend opvangen ?”
“Dat klopt, ja. En zij gaat nu naar huis terug na een weekje logeren. Ze verjaart vandaag en gaat feest vieren met haar familie.”
Ik zie onmiddellijk aan het gezicht van Kathy dat er veel meer aan de hand is. Met wat ze nu net van mij heeft gehoord, krijgt Kathy het zichtbaar moeilijk, en een korte blik naar de twee politiemannen leert me dat wat nu komt geen goed nieuws gaat zijn.
Kathy gaat zelf door de knieën om op gelijke hoogte te komen met Elena. Je ziet haar zichtbaar naar woorden zoeken. Dat Elena in zekere zin een bekende is, waar ze al meer van heeft gehoord, maakt het ook voor haar blijkbaar extreem moeilijk.
“Goeiedag. Mijn naam is Kathy. Ik ben een goede vriend van Koen hier, maar nu ben ik hier vooral voor jou, Elena. Je ziet dat de brandweer en de politie ginder bezig is. Ik vrees dat je voorlopig niet naar huis kunt gaan, lieve meid. Er is een ongeluk gebeurd bij jullie thuis. En ik vind het heel erg om te moeten zeggen, maar bij dat ongeluk zijn er mensen doodgegaan. Ook jouw papa en mama.”
“Mama ?”
“Sorry schat. Ook je mama is gestorven. En je mag er nog niet naartoe. Het is te gevaarlijk nog op dit moment.”
Het blijft enkele seconden muisstil. Dan zie ik aan de blik van Kathy dat er een reactie volgt die ze niet onmiddellijk had verwacht. Een reactie die enkele seconden later de straatstenen tussen haar benen lokaal nat maakt.
“Oh schat toch. Ik snap het wel dat dit gebeurt.”
Elena kijkt wezenloos voor zich uit naar de blauwe zwaailichten verderop in haar straat. Geen traan, wel een natte broek, ondanks dat het haar niet lukte vanmorgen om te drinken. Zo zenuwachtig was ze.
Kathy heeft zich ondertussen wat verwijderd van ons en is druk in gesprek aan de telefoon. Enkele minuutjes later komt ze terug in onze richting.
“Koen, kan je haar eventueel mee terug nemen ? Hier is er geen mogelijkheid om haar op te vangen, en in dat koude weer heeft ze binnen de kortste keren iets te pakken met die natte broek. Ik heb met de onderzoeksrechter gebeld, en als het kan zouden we haar graag straks even wat vragen willen stellen. Mogen we dan afkomen ? Dat zal denk ik over een uurtje zijn.”
Ik bevestig, maar voor ik Kathy laat gaan, stel ik haar fluisterend de vraag of er nog andere mensen ook zijn gestorven. Het antwoord van Kathy is even veelzeggend, want zonder klank maar goed leesbaar, antwoordt ze met een doffe blik in haar ogen “Allemaal !”
Ik neem Elena haar handje vast, en samen wandelen we naar huis. Elena heeft geen woord meer gezegd. Haar blik staat nog altijd op datzelfde oneindige.
De terugweg is zo mogelijk nog trager dan de heenweg naar haar huis. Haar natte broek is natuurlijk geen hulp, maar zeker vanaf dat we onze straat zijn ingedraaid, lukt het de kleine meid amper nog voetjes te zetten. Haar blik is ondertussen overgegaan van oneindig naar iets wat het houdt tussen leeg en hulpeloos. Alle leven lijkt uit haar te stromen.
Op het moment dat we onze garage passeren, heeft de ziekenwagen plaats gemaakt voor een lijkwagen. Ik ben er vrij zeker van dat het volledig voorbijgaat aan Elena, maar het ziet er dus naar uit ook onze buurvrouw het niet heeft gehaald.
Net op tijd. Met dat ik mijn hoofd heb omgedraaid richting de klokradio zie ik dat ik één minuutje eerder dan het alarm ben. En natuurlijk ook weer zo typisch dat je zelfs je eigen alarm iet haalt, maar soit.
Ook merk ik dat het inderdaad extra druk is in bed. Blijkbaar zijn Inge en ik redelijk dicht naar elkaar toe gerold en ik voel die kleine spruit daar nog tussengewrongen tussen liggen. Haar poep duwt in mijn buik, terwijl haar gezicht nog altijd veilig en wel begraven ligt in de boezem van Inge. Alleen is Inge haar slaapkleed naar boven gekropen zodat dat nu deels bloot ligt.
Snel schakel ik de klokradio uit en draai me weg van de twee schatten. Ook zorg ik er voor dat de donsdeken snel terug dik ingeduffeld over hen komt te liggen, zodat ze niet wakker worden van de plotse koude.
Beneden aangekomen steek ik mijn smartphone in de oplader, steek ik de kerstlichtjes in de boom aan, zet de verwarming en begin ik koffie te zetten. Het is een beetje vaste routine van me als ik niet moet douchen. Vooral die koffie is dan fijn als ik daarna gewassen en gestreken beneden kom om de dag echt te beginnen.
Terwijl ik de koffie zet, hoor ik mijn smartphone als een bezetene zoemen. Het is normaal dat hij ’s morgens wat teken van leven geeft, als de pop-ups en eventuele whatsapp’jes en zo binnenkomen eenmaal de smartphone heeft bewogen na de nacht en dus ook actief mag worden. Maar deze morgen is het toch wel heftig. Misschien dat het te maken heeft met Oudjaar.
Ik weet mijn nieuwsgierigheid te bedwingen en ga me eerst boven wassen. Gelukkig dat ik zo slim was mijn kleren gisteren in de badkamer te leggen zodat ik niet meer in de slaapkamer moet zijn.
Tijdens het tandenpoetsen voel ik dat ik moet plassen en laat het maar in mijn luier lopen. Het gebeurt zo dikwijls dat ik dat doe, en het gebeurt zelden dat mijn luier de ochtendstroom niet kan houden. En als dat gebeurt, dan is de vloer snel genoeg opgekuist.
We hebben trouwens ondertussen allemaal dezelfde routine in de badkamer. Pyjama uit, tandenpoetsen, gezicht wassen, luier uit, eventueel naar de wc en poep wassen. Ik ben lang niet de enige die dat naar de wc gaan kan overslaan. Ook bij de meisjes merk je heel dikwijls dat hun luier extra warm aanvoelt, en niet zelden heeft hun luier nog niet alle vocht opgeslorpt en zie je de pipi nog liggen.
Tegen dat ik beneden ben, is inderdaad de koffie doorgelopen. Ik giet hem in de thermos, pak een tas en melk en installeer me aan tafel. Die tien minuutjes dat ik de dag opstart met mijn tas koffie gaat het verschil niet maken. De pistolets bij onze bakker zullen nog altijd warm aanvoelen.
Mijn nieuwsgierigheid doet me nu toch mijn gsm vastpakken. Met dat ik het scherm zie, besef ik wat die immens stroom berichtjes was. Al maar goed dat ik mijn tas koffie net op tafel heb staan, want ik voel mijn hand beginnen trillen van spanning.
Het allereerste dat ik te zien krijg is een Breaking-bericht van het VRT-nieuws, met een foto van een brandend gebouw, een brandend gebouw dat ik onmiddellijk herken als het gebouw waar ik dagelijks mijn uren verslijt. Blijkbaar staat onze fabriek in brand.
Ik doe wel de moeite om eerst te zien wie er berichtjes heeft gestuurd. Twee afzenders wil ik absoluut weten. Het BE-Alert raadt de inwoners van Borsbeek en Deurne en zo aan ramen en deuren gesloten te houden en niet wij. Maar even verder een nieuw BE-Alert waarin wordt gezegd dat een verplichte evacuatie van woonzones volgt. Gelukkig niet wij. De wind staat echt wel in de andere richting. Maar dat betekent dus ook dat de chemische installaties geraakt zijn.
En wat ik ook wil weten is de info van het werk zelf. En dat is heel duidelijk. Tot nader bericht mag de komende dagen niemand het terrein op. Tot dan is iedereen technisch werkloos.
Pas dan kan ik me er toe aanzetten meer te lezen over de brand zelf. Die is blijkbaar al enkele uren bezig. Ze hebben nog geen idee wat er juist is gebeurd. En het is vooral vreemd dat dit is gebeurd op een moment dat alle installaties stil lagen. Maar wel is geweten dat de eerste uitslaande brand ons gebouw was. Ik krijg een slecht gevoel. Ik kan alleen maar hopen dat mijn collega’s onze installaties correct hebben afgesloten toen ze vertrokken.
Ik besef dat ik het overige nieuws van me af moet blokken. De bakker wacht en Elena moet op tijd thuis zijn. Maar de gebeurtenissen enkele kilometers verder malen wel degelijk door mijn hoofd op weg naar de bakker. Hoe hard ik ook probeer het af te blokken, ik besef dat ik nadenk over mijn toekomst op het bedrijf. En hoe bizar ook, de brand voelt ergens als een bevrijding.
Aangekomen bij de bakker bekruipt me een vreemd gevoel dat ik voor mezelf al een beslissing heb genomen. Ik moet me echt in een plooi wringen als de bakkersvrouw bijna in tranen aan me vraagt hoe het met me gaat. Die weet natuurlijk verdomd goed dat mijn werk in de fik staat.
Terwijl ik op weg naar huis stap, begin ik ook te beseffen dat Oudjaar voor heel veel mensen vanavond in het water valt. Het is maar de vraag wat er met de fabriek zal gebeuren. Pas als de brand geblust is, zal duidelijk worden welke installaties en gebouwen nog hersteld kunnen worden.
En er lopen heel wat koppels rond in het bedrijf. Plezant vieren als je weet dat je voor maanden, zo niet jaren werkloos zult zijn. Er gaan vele tranen vloeien, dat is zeker.
Zelf zit ik eigenlijk in een luxepositie. Ik heb het geld eigenlijk niet echt nodig, of toch niet onmiddellijk. De erfenis van mijn ouders heeft me een aardige spaarpot opgeleverd, genoeg om voor mezelf te kunnen zeggen dat de brand me niet te hard aan het hart komt.
Als ik er bijna ben, zie ik een ziekenwagen met loeiende sirene in onze straat komen, en zich voor het huis van onze buurvrouw zetten. Terwijl de ene ambulancier in de wagen gerief pakt, zie ik de andere naar de voordeur van haar huis gaan en aanbellen. En na een tijdje nog eens aanbellen. Hij probeert door de ramen te kijken, maar de gordijnen houden elke doorkijk tegen. Wat er gebeurd is, weet ik natuurlijk niet, maar feit is wel dat ik hen kan helpen.
“Ik kan jullie helpen. Ik heb een sleutel van haar achterdeur, en zij van de mijne, voor in gevallen als deze. Is er iets gebeurd ?”
“Dat weten we niet. Er kwam een hulplijn binnen vanop dit adres, maar het enige dat we weten is dat de operator iemand heeft horen zeggen dat ze zich niet goed voelde, en daarna allerlei gestommel, alsof iemand viel. Weet jij wie hier woont ?”
“Anita Mittelbauer, een alleenstaande vrouw van ergens in de vijftig vermoed ik. Ik ken voor de rest eigenlijk niets van haar. Ze is heel introvert, maar wel een hele lieve vrouw.”
Binnen aangekomen leidt ik de twee heren in één kaar naar het tuinhuis, waar ik de sleutel bewaar. Alleen is er wel een onverwachte confrontatie, want blijkbaar zijn Inge en de kinderen al op. De tweeling staat enkel in hun luier klaar met een stapeltje propere kleren in hun handen.
En Elena is net dat tikkeltje verder, want die staat op haar fopspeen na poedelnaakt in de kamer, te wachten op Inge die bezig is een washandje nat te maken om haar te wassen. Haar overvolle luier ligt naast haar op de grond te wachten om weggesmeten te worden.
En wat het zeker ook voor Inge heel ambetant maakt, is het feit dat zij haar natte luier ook nog aan heeft, en dat haar slaapkleedje is blijven steken aan de bovenkant van haar luier, zodat die nu wel heel zichtbaar is voor de twee onverwachte heren die me in vol ornaat en met al hun materiaal volgen.
Ik laat het niet aan mijn hart komen en leidt de twee ambulanciers de tuin in, en dan door het poortje dat onze twee tuinen scheidt en laat hen binnen via Anita haar achterdeur. Vrij snel roept één van hen dat ze gevonden is.
Als ik terugkom in huis, zie ik dat Inge, zichtbaar geschrokken op een stoel zit, met de kleine Elena tegen zich aan gedrukt. Alhoewel ik haar niet hoor, zie ik wel dat de jarige zit te snikken. Die heeft natuurlijk ook zonder boe of ba ineens twee gele mannen zien verschijnen in ons huis.
“Er is blijkbaar iets met Anita. Die heeft de ziekenwagen nog kunnen bellen, maar voor de rest niets. Ik hoop dat het niet te ernstig is. En zeker jij, kleine meid. Jij bent geschrokken, hé. Maar ze zijn terug weg. Ze moesten hier naast zijn, en ik kon hen daar bij helpen. Maar die tranen zijn helemaal niet nodig. Die zal ik eens heel snel wegtoveren.”
Ik neem haar voeten vast, en voor ze eigenlijk goed en wel beseft wat er gebeurt, hangt de blote meid hoog in de lucht te bengelen, en geef ik haar ondersteboven een heel gemeende verjaardagskus op de mond. Waarna ik haar in mijn nek placeer, en de andere drie dames even goed trakteer op een goeiemorgenkus op hun lippen.
De minuten die volgen trakteer ik Elena op kriebels overal waar ik maar aan kan. Op haar voeten, onder haar voeten, langs verschillende plaatsen op haar benen, in haar zij. Ook trakteer ik de blote billen die ergens achter mijn nek bengelen op enkele speelse kneepjes. Wat er toe leidt dat ze binnen de kortste keren de miserie van de ambulanciers is vergeten en vol vrolijkheid de dag verder kan aanvatten.
Blijkbaar was Inge hen beginnen wassen, maar had ze gemerkt dat ze de kleren van Elena per ongeluk al had weggestoken. Dus waren ze maar met zijn allen naar beneden gekomen en zou Inge hen daar dan verder klaarmaken.
Een half uurtje later wandel ik met Elena op mijn arm naar buiten. Ondanks een nieuwe wasbeurt in haar gezicht zie ik ook nu nog wit poeder rond haar neusje. We weten dat ze het superlekker vindt, en nogal logisch konden we het haar dan ook niet weigeren op haar verjaardag, maar een klein zesjarig meisje een boule de berlin laten eten blijft een belevenis.
Nog meer dan het uur voordien, merk ik goed de snijdende natte kou. Zo goed het weer de voorbije dagen was, hoe lelijk het er vandaag uitziet. Er hangt van die koude winterregen in de lucht. Nog niet voor nu, maar over enkele uren heel zeker. We hebben ons alle twee dan ook goed dik ingeduffeld.
De ambulanciers zijn trouwens nog altijd bezig bij Anita. Ze hebben hun ziekenwagen voor mijn garage gezet, met hun blauwe lichten op vaste stand, om aan te geven dat ze met een interventie bezig zijn. Ik heb hen zelf dit plaatsje voorgesteld. Ik moet niet weg met de auto, en zo blokkeren ze de straat niet.
De wandeling naar Elena thuis duurt zo’n twintig minuutjes. Misschien nu iets langer, want én steenkoud, én Elena doet vooral ook geen moeite om snel te zijn. Ze hield het trouwens ook niet droog toen Inge haar een prettig feest wenste en haar vertelde dat ze ook volgend weekend twee nachten zou blijven in plaats van één.
Maar het is vooral dat Elena totaal geen zin heeft in het feest bij haar thuis. Het is haar verjaardag, maar ook Oudjaar wordt gevierd en Kerstmis. De ouders van haar papa gaan er zijn en als ik het goed heb begrepen ook zijn broer met diens vrouw en kinderen. In totaal gaan ze met veertien zijn. En buiten Elena hebben ze allemaal al samen geslapen de voorbije nacht.
Op het moment dat we haar straat willen indraaien, worden we tegengehouden door enkele politiemannen. Elena kijkt vooral met veel schrik naar de twee redelijk robuuste kerels, maar ik zie onmiddellijk dat er verder een in de straat allemaal blauwe lichten staan te zwaaien.
Ik geef aan dat ik op nummer 27 moet zijn, dat ik Elena thuis ga afzetten na een logeerpartijtje. Ik zie de twee mannen even naar elkaar kijken waarna de ene de andere beveelt dat hij ‘den Albèèrt’ moet oproepen. Aan de manier waarop de naam wordt uitgesproken, verwacht ik mij aan zo’n stevig besnorde vijftiger met een air die kickt op macht. Ik zal er wel compleet naast zitten, maar toch voel ik me op dit moment heel ongemakkelijk.
Ondertussen heeft ook Elena alle zwaailichten verderop in de straat in het vizier gekregen. Vooral de brandweermannen zijn angstaanjagend, met hun flessen met perslucht en beademingsmaskers. We kunnen niet zien wat er juist gebeurt, maar het feit dat die er zo bij lopen is natuurlijk geen goed teken.
Elena is in ieder geval zwaar onder de indruk. Ze staat zichtbaar te trillen. Terwijl ik zelf gehurkt zit te kijken naar wat er verder in de straat gebeurt, trek ik haar even dicht bij mij en sla mijn armen om haar heen om haar een knuffel te geven, in de hoop dat ze daardoor wat kan kalmeren.
“Koen ?”
Met dat ik de stem hoor, kijk ik op en zie ik het vragende gezicht van Kathy.
“Hey goeiemorgen Kathy. Hoe kom jij hier ?”
“Ze hebben me opgeroepen om een klein meisje voor nummer 27 op te halen.”
“Hoe bedoel je ? Ik verwachtte me aan een man eerlijk gezegd, iemand die Albèrt heet.”
“Die Albèrt ben ik. Koen, denk eens na, wat is mijn achternaam ?”
“Albert. Och, tuurlijk, alleen heeft uw collega het op zijn Frans uitgesproken.”
“Voila. Maar als jij dat meisje tot hier hebt gebracht, wilt dat dan zeggen dat zij Elena is, dat vriendinnetje van de tweeling is dat jullie elk weekend opvangen ?”
“Dat klopt, ja. En zij gaat nu naar huis terug na een weekje logeren. Ze verjaart vandaag en gaat feest vieren met haar familie.”
Ik zie onmiddellijk aan het gezicht van Kathy dat er veel meer aan de hand is. Met wat ze nu net van mij heeft gehoord, krijgt Kathy het zichtbaar moeilijk, en een korte blik naar de twee politiemannen leert me dat wat nu komt geen goed nieuws gaat zijn.
Kathy gaat zelf door de knieën om op gelijke hoogte te komen met Elena. Je ziet haar zichtbaar naar woorden zoeken. Dat Elena in zekere zin een bekende is, waar ze al meer van heeft gehoord, maakt het ook voor haar blijkbaar extreem moeilijk.
“Goeiedag. Mijn naam is Kathy. Ik ben een goede vriend van Koen hier, maar nu ben ik hier vooral voor jou, Elena. Je ziet dat de brandweer en de politie ginder bezig is. Ik vrees dat je voorlopig niet naar huis kunt gaan, lieve meid. Er is een ongeluk gebeurd bij jullie thuis. En ik vind het heel erg om te moeten zeggen, maar bij dat ongeluk zijn er mensen doodgegaan. Ook jouw papa en mama.”
“Mama ?”
“Sorry schat. Ook je mama is gestorven. En je mag er nog niet naartoe. Het is te gevaarlijk nog op dit moment.”
Het blijft enkele seconden muisstil. Dan zie ik aan de blik van Kathy dat er een reactie volgt die ze niet onmiddellijk had verwacht. Een reactie die enkele seconden later de straatstenen tussen haar benen lokaal nat maakt.
“Oh schat toch. Ik snap het wel dat dit gebeurt.”
Elena kijkt wezenloos voor zich uit naar de blauwe zwaailichten verderop in haar straat. Geen traan, wel een natte broek, ondanks dat het haar niet lukte vanmorgen om te drinken. Zo zenuwachtig was ze.
Kathy heeft zich ondertussen wat verwijderd van ons en is druk in gesprek aan de telefoon. Enkele minuutjes later komt ze terug in onze richting.
“Koen, kan je haar eventueel mee terug nemen ? Hier is er geen mogelijkheid om haar op te vangen, en in dat koude weer heeft ze binnen de kortste keren iets te pakken met die natte broek. Ik heb met de onderzoeksrechter gebeld, en als het kan zouden we haar graag straks even wat vragen willen stellen. Mogen we dan afkomen ? Dat zal denk ik over een uurtje zijn.”
Ik bevestig, maar voor ik Kathy laat gaan, stel ik haar fluisterend de vraag of er nog andere mensen ook zijn gestorven. Het antwoord van Kathy is even veelzeggend, want zonder klank maar goed leesbaar, antwoordt ze met een doffe blik in haar ogen “Allemaal !”
Ik neem Elena haar handje vast, en samen wandelen we naar huis. Elena heeft geen woord meer gezegd. Haar blik staat nog altijd op datzelfde oneindige.
De terugweg is zo mogelijk nog trager dan de heenweg naar haar huis. Haar natte broek is natuurlijk geen hulp, maar zeker vanaf dat we onze straat zijn ingedraaid, lukt het de kleine meid amper nog voetjes te zetten. Haar blik is ondertussen overgegaan van oneindig naar iets wat het houdt tussen leeg en hulpeloos. Alle leven lijkt uit haar te stromen.
Op het moment dat we onze garage passeren, heeft de ziekenwagen plaats gemaakt voor een lijkwagen. Ik ben er vrij zeker van dat het volledig voorbijgaat aan Elena, maar het ziet er dus naar uit ook onze buurvrouw het niet heeft gehaald.