Verhaal Klaar Het Huis Eronder

Hoe goed is dit verhaal?

  • 1

    Stemmen: 0 0,0%
  • 2

    Stemmen: 0 0,0%
  • 3

    Stemmen: 0 0,0%
  • 4

    Stemmen: 1 100,0%
  • 5

    Stemmen: 0 0,0%
  • 6

    Stemmen: 0 0,0%
  • 7

    Stemmen: 0 0,0%
  • 8

    Stemmen: 0 0,0%
  • 9

    Stemmen: 0 0,0%
  • 10

    Stemmen: 0 0,0%

  • Totaal stemmers
    1

pardoes

Niets is waarheid; Alles is toegestaan.
Het Huis Eronder - deel 1

Ik stond bij gate nummer 14, klaar om de belastingvrije zone in te lopen. Ik keek nog eens achterom en zag mijn ouders en zus nog een keer naar me zwaaien. Hun ogen wat rood van de tranen die ze hadden laten vloeien bij het gedag zeggen van eerder. Ik zwaaide terug voor een laatste maal en liep door. Ik zuchtte. Gedag zeggen vond ik lastig…
Het duurde niet lang, of ik zat al in het vliegtuig. Alleen, op weg naar londen. Hoger en hoger ging het apparaat en de huizen werden kleiner. Ik overdacht nog eens wat me daar te wachten stond. Het was nog maar de vraag of ik in Londen bleef. ‘Kans’ zou een grote rol spelen de komende tijd. Het was audities doen, audities doen en audities doen. Dansen kon ik wel, maar probeer maar eens door te komen. Uiteindelijk zou het op geluk aankomen. En dan? Waar zou ik verblijven? Niet de vraag welk hotel, maar meer wat ze me zouden toewijzen. Ik had namelijk geïnformeerd of ze daar in Londen ook anti-kraak woningen hadden. Oppaswoningen waar je voor weinig zou kunnen wonen. Het antwoord was positief, maar ze wilden niet zeggen waar ze me zouden plaatsen. Ik zou daar achterkomen op het moment dat ik de ambtenaren persoonlijk zou ontmoetten.
Genoeg gedacht, dacht ik. Nog even slapen, want het was immers nog maar 3 uur in de ochtend. Morgen weer fris en fruitig en mijn eerste stappen zetten in dit nieuwe avontuur. Ik probeerde mijn gedachtes een plekje te geven en de zwarte gaten die tussen de gedachtes vielen te vergroten. Zo viel ik langzaam in slaap. Ik droomde. Beelden vormden zich in mijn hoofd. Ik liep in mijn eentje door de lege straten van Londen. Ik voelde me klein. De gebouwen leken groter dan ze hoorden te zijn. Alles leek groter te zijn. Ik voelde me klein. Onbeschermd. Open. Kwetsbaar. Ik riep hard om hulp, maar er was niemand. Ik rilde en zag de haren op mijn armen overeind komen. Ik keek omhoog. Keek naar de ramen van de gebouwen en ik schrok wakker. Ik zweette. Mijn rugleuning was vochtig geworden van mijn lichaam. Ik kalmeerde mezelf en probeerde mezelf bewust te maken dat ik had gedroomd. Het was lang geleden dat ik zo’n intense angst had gevoeld. Rustig probeerde ik het laatste beeld nog eens op te roepen.
Achter elk raam dat ik zag toen ik omhoog keek stond een figuur. Schimmen die mij koud aankeken van boven. De ramen als de opening van een graf, alsof ik er van bovenaf inkeek. Een werkelijk verontrustend beeld. Ik schudde mijn hoofd, maar ik verstijfde wel even toen plotseling de stewardess naast me stond en me wees op het lampje ‘seatbelts’, die aanstond. Ik gespte mezelf vast en maakte me klaar voor de landing. Daar had ik altijd een hekel aan. Ik kauwde en kauwde, maar de druk op mijn oren deed hoe dan ook zeer. Het vliegtuig landde met een doffe bons en ik voelde hoe het ding remde om zijn snelheid te verliezen. Even later zei ik nog gedag tegen de stewardess en stapte ik glimlachend het vliegtuig uit, de geacteerde lach van de stewardess meenemend in mijn hoofd.

(om enigszins verveling te voorkomen schieten we nu door naar een belangrijk punt)

Ik stapte dit keer ‘the underground’ uit ergens midden in Londen. (plaatsen ben ik nooit zo goed in geweest, zolang ik maar wist hoe ik er moest komen.) De stadse geur vloog me om de oren en de drukte maakte me een beetje kleiner. Ik liep, denk ik, 3 straten door voor ik de straat vond die op mijn routebeschrijving stond. Ik had een afspraak met een ambtenaar. Die zou me de weg wijzen naar mijn verblijfplaats hier. Ik vond het spannend. Geen idee wat me te wachten stond. Ik hoopte enigszins dat ik niet in de buitenwijken zou worden geplaatst. Bij anti-kraak woningen gebeurde dat nog weleens. Woningen die klaar waren om gesloopt te worden. Ik bereikte het pand en wandelde naar binnen, door de glazen draaideur, naar de receptie. Een vrouw zat achter de balie met een duidelijk Brits uiterlijk. ‘Niet de mooiste mensen’, bedacht ik me. Ze keek op en glimlachte vriendelijk. Ik moest weer even schakelen naar de Engelse taal en het Britse accent dat daarbinnen lag, maar ik kon haar vrij makkelijk verstaan. ‘U heeft een afspraak?’ vroeg ze. Ik knikte en noemde de naam die ik had doorgekregen. Ene Stewie Towers. Ik zei dat het ging om het plaatsen van mij in een anti-kraak woning hier in Londen en ze boog zich over haar organizer om mijn beschrijving te linken aan haar agenda. ‘Als u daar wacht, komt hij zo bij u.’ ze wees naar de wachtkamer. Ik nam plaats en haalde eens rustig adem. Ik keek rond. Aan de muren hingen schilderijtjes van oud-uitziende panden. Een beetje spookachtig, sommige. Het leek me gaaf om daarin te wonen, bedacht ik mezelf. ‘Goodafternoon’, hoorde ik plotseling. Een man was als vanuit het niets verschenen en reikte me zijn hand aan. Ik schudde hem en begroette hem met hetzelfde woord. ‘Stewie Towers, aangenaam. U hebt al uw spullen bij u, zie ik. Laten we de auto nemen naar het pand waar we u willen plaatsen. Maakt u zich geen zorgen over het invullen van uw gegevens; ik heb de papieren bij me. We kunnen het daar doen.’
Een beetje overvallen knikte ik en volgde Stewie naar buiten. Een Mercedes lichtte een keertje op en de beste man hield de deur voor me open. Even later startte hij de auto en ik schrok heel even toen hij wegreed. Hij reed links! Daarna sloeg ik mezelf voor mijn kop, want ik besefte dat dat hier in Engeland de bedoeling was. ‘Ik laat je eerst het pand zien, want niet iedereen wil er wonen.’ zei Stewie. ‘Het bespaart ons de moeite om eerst de gegevens te noteren, om er dan achter te komen dat iemand er niet wil wonen.’ Ik keek om me heen en herinnerde mijn droom uit het vliegtuig. Een rilling liep over mijn rug. Ik durfde niet eens omhoog te kijken. Bij een rotonde wees Stewie naar een wegwijzer in het midden. ‘Onderste bord, onderste benaming.’ zei hij. Mijn mond viel open. “Londen Cemetery”

Ok, dit is deel 1. Volgende keer komen er luiers aan te pas. Voor nu, reacties zijn welkom.
liefs, pep
 

jorisss

drynite? heb liever een wetnite :)
Leuk begin! Ik hoef geen luiers in dit verhaal hoor. Alleen een leuk verhaal vind ik ook goed :D
 

pardoes

Niets is waarheid; Alles is toegestaan.
Dan schrijf ik door en laat ik in het midden of er luiers in voorkomen of niet. Heb namelijk ideeen die boven dat luiergebeuren uitstijgen. luiers erin brengen zouden het misschien in sfeer kunnen verpesten. tnx, dat wilde ik even horen
 

pardoes

Niets is waarheid; Alles is toegestaan.
Het huis eronder – Deel 2

Ik heb altijd een soort jaloezie gevoeld tegenover de doden. Voor hen is het avontuur afgelopen. Mensen groeien op, doen wat van hen gevraagd word door andere mensen of wat hun instincten hun ingeven. En dan? Voor wat heb je uiteindelijk zo je best gedaan? Voor hen die na jou zijn gekomen? Zij doen precies hetzelfde. Een eindeloze cyclus lijkt het me soms. Maar de dood is eeuwig -en de tragiek die het meebrengt voor de levenden. Ik had een vriend die niet de natuurlijke wetten van het in leven zijn kon toepassen. Hij had geen gevoel van overleven, geen ambitie voor macht, geen drang om zich voort te planten en geen angst. Op een dag liep hij met een rugzak vol stenen naar een brug die boven een rivier hing. Ik vraag me nog steeds af hoe het voor hem moet zijn geweest om op die scheidingslijn te staan tussen leven en dood. Het moment tussen het voorbijgaan van tijd en het stoppen ervan. Was hij gelukkig? Dat hij besefte dat alles wat hij hiervoor had gedaan geen betekenis meer had. Dat alles wat hem reste de diepte was. Hoe lang zou hij er hebben gestaan? Genietend van het einde voor het einde. En wat voelde hij, toen hij zijn hoed over het water uitgooide als een laatste saluut naar de alles dat wij kennen.

Met open ogen sprong hij en wolken dreven voorbij alsof er niets was gebeurd…

‘Scared?’ vroeg Stewie. Ik schudde mijn hoofd. Ik was eerder benieuwd dan bang. Stewie vertelde me over onze bestemming. The Londen Cemetery was niet de grootste, maar wel de oudste begraafplaats die Londen kende. Alle soorten graven waren daar en catacomben die zelfs nog onder de straten doorliepen. Ik vroeg me af hoe zo’n begraafplaats er uit moest zien. Of misschien meer de sfeer die er zou hangen. De drukte van de stad tegenover de eindeloze rust. Tot mijn verbazing parkeerde Stewie de auto. Ik keek om me heen en zag niets anders dan hoge gebouwen, druk verkeer en slechts een enkele boom op een hoek van de straat. Ik besloot geen vragen te stellen en stapte naar het voorbeeld van Stewie uit de Mercedes. We liepen over het trottoir langs de gebouwen tot Stewie zijn mond opentrok. ‘Here we are.’
Tussen twee grote witte oude gebouwen was een zwarte metalen poort aanwezig. Misschien vier meter breed. Boven het hek in gekrulde letters de naam die onze bestemming aangaf. Stewie opende de poort met een sleutel en sloot het weer toen we aan de andere kant stonden. Het pad liep door tussen de twee muren van de witte gebouwen en nu ik aan de andere kant van de poort stond, voelde het plotseling sereen. Er was licht aan het eind van dat pad. De plek waar de twee muren ophielden met bestaan. Het duurde maar even of ik stond daar in het zonlicht. Mijn ogen werden groot. Ik bevond me in een droom, bedacht ik me. Een park tussen de hoge gebouwen van Londen. Zeker twee voetbalvelden lang, maar slecht een half voetbalveld breed. Het pad liep door het midden van dit park. Aan weerszijden de graven, de planten en boompjes. De geur die er hing was heerlijk, maar ergens maakte ik me ook druk over mijn hooikoorts. ‘Mag ik even kijken?’ vroeg ik. ‘Sure.’ Antwoordde Stewie. Ik liep langs de stenen. Ze waren oud, maar ik wilde weten hoe oud. De meeste waren te verweerd om de tekst te lezen. Toch zag ik een paar jaartallen staan. 1734, 1802, 1701. ‘Driehonderd jaar…’ zei ik in mezelf.

Naarmate we verder liepen, werd de begroeiing groter en dichter. De graven die ik zag werden imposanter. Werkelijk kleine huisjes die steeds chiquer werden. Meer en meer tierelantijntjes, mooiere struiken en grotere bomen die de zon blokkeerden. Aan het einde werden we frontaal opgewacht door een klein kapelletje. Een klein kapelletje in de schaduw van de bomen. ‘Hier moeten we erin.’ zei Stewie. Hij opende de zware deuren en ik stapte vol verwachting naar binnen. Ik vroeg me af waarom anderen dit hadden afgeslagen. Zo’n ongelooflijke ruimte voor mij alleen. Ik voelde de sfeer, hoe oud het was, hoe geleefd het was. Stewie kwam naast me staan. ‘We zijn er nog niet.’ zei hij kalm, en hij opende een deur aan de zijkant. Daarachter verdween een trap de grond in. Ik keek Stewie vragend aan. ‘Ik weet het, maar dit is niet de plek die we moeten bezetten.’ Stewie knipte een zaklamp aan en liep de trap af. Ik volgde hem terwijl mijn teleurstelling worstelde met nieuwsgierigheid.

Ik voelde me Indiana Jones en het decor was daar de oorzaak van. We liepen door een tunnel waar, langs de zijkanten, skeletten lagen te rusten in kleine uit de steen gehouwen nissen. De gang leek bijna eindeloos. Omdat het enige licht van de zaklamp afkomstig was, kon ik het einde niet zien. Toch botste het licht even later op twee grote zware deuren. ‘Dit is het.’ zei Stewie. ‘Ik wil je wel zeggen dat dit zowel de meeste absurde, maar spectaculairste plek is om te verblijven. Er zijn weinig mensen die hier willen wonen. Tot nu toe, niemand.’ Er verscheen een soort grijns op zijn gezicht. ‘Maar, oordeel zelf.’ En hij opende de deuren. Een koude windvlaag kroop langs me heen. De lucht voelde vochtig alsof ik in een diepe grot was beland. Ik keek, maar het was donker. Stewie gaf me de zaklamp. Ik liet de lichtbundel door de ruimte glijden. Het is moeilijk te beschrijven wat ik zag. Dit was een begraafplaats. Een ondergrondse begraafplaats. Een grote ondergrondse koepel waarin cirkels van grafstenen stonden, bijna schouder aan schouder. En in het midden stond gewoon een huis. Een gewoon huis. Oud, maar zo mooi als de huizen die ik boven de grond had gezien.

-hier eindigt deel 2. Sorry dat ik nog niet meer heb, maar school is zo verdomde druk:D
 

pardoes

Niets is waarheid; Alles is toegestaan.
Dank jullie ;D

Supertof dat jullie mijn verhaal tot nu toe kunnen waarderen. Ik zal zeker verder schrijven!
 
Bovenaan