'Huize Libertas'

Wat vind je van dit verhaal?


  • Totaal stemmers
    8

luierfan_boy

Zeg niet wat je weet, maar weet wat je zegt.
Ik en Scenekid hebben er voor gekozen om samen een verhaal te schrijven en te posten op dit forum. We
schrijven omstebeurt een hoofdstuk en hopen niet al te veel tijd tussen de hoofdstukken te laten zitten.
Er komt nog een PFD versie om te kunnen printen!

Verder hebben we graag strenge kritiek, maar ook tips & trucs!

Enjoy! ;)



Proloog

Het drong nu pas tot me door dat ik mijn huis voor zes maanden gedag moest zeggen. Zes lange maanden, waarin van me verwacht werd dat ik moest gaan ‘nadenken over mijn extreme afwijking’, aldus mijn ouders.
Niet dat het huis waarin ik woonde zo’n goddelijke plaats was. ik voelde weer even aan de rode plek op mijn wang, waar mijn vader zijn woede gisteravond nog op los had gelaten. En waarom? Alleen omdat ik ze een keer tegensprak.
Mijn vader zat met een uitdrukkingloos gezicht achter het stuur. Ik wist zeker dat hij diep van binnen aan het lachen was, de eikel.
‘Hoelang is het rijden?’probeerde ik. Ik wilde dolgraag weten wat de stemming was, al kon ik het waarschijnlijk al raden.
‘Een kleine twee uur,’ sprak hij op geïrriteerde toon boven het zweverige getetter van de autoradio uit. Er trok een golf van haat over me heen toen ik zijn stem hoorde. Zo klef en slijmerig. Ik onderzocht hem met een achterdochtige blik via de achteruitkijkspiegel. Hij toonde zoals altijd mager en uitgeput. Menig mens met een beetje kijk hierop, zou kunnen constateren dat hij aan de alcohol was. Maar integendeel, hij was tegen alles wat iemand van het goede pad af kon drijven. En daar hoorde luiers dragen op 16 jarige leeftijd blijkbaar ook bij.
Ik gaf toe aan de verleiding om oortjes in te doen en mp3’s te luisteren. Eigenlijk had ik mezelf voorgenomen om waakzaak te blijven, zodat ik bij de minste of geringste kans kon vluchten, maar de moed zakte me steeds weer net zo snel in de schoenen wanneer ik naar het starre gezicht van mijn vader keek.
Ik ging wat onderuit hangen en speelde ‘Simple plan – Summer Paradise ft. Jean Paul’ af.
Ik was doodmoe. Gedeeltelijk van de stress, gedeeltelijk van de nachten waarin ik mezelf pas rond een uur of 3 stilletjes in slaap had gehuild. En dat waren er nogal wat.
Ik deed weinig moeite om wakker te blijven, waardoor mijn oogleden na korte tijd al omlaag zakten. Ik verplaatste mijn gedachten terug naar de luiers.
Voor mijn geestesoog zag ik voor me hoe mijn vingers langs het zachte plastic wreven. Mijn zwarte, krullende haar hing los over mijn schouders. Ik kon de shampoo ruiken, al was het erg vaag. Ik zat ergens in kleermakershouding op een grasveld. Het natte, pasgemaaide gras glinsterde door de felle zon. Het duurde niet lang voordat ik door kreeg dat ik niet alleen een luier in mijn hand hield, maar ik er ook eentje om had. Met alle rust en vrijheid die ik opeens uitte ontgrendelde ik met vaste hand de knoop van mijn korte tuinbroekje. Aan de omvang alleen al viel op te merken dat ik droeg, maar mijn vraag werd pas echt bevestigd toen ik met een verbaasde blik het korte spijkerbroekje omlaag schoof.
‘Je lag nog zo rustig te slapen en ik zag een pak liggen bij die boom daar.’ Ik schoot overeind en richtte me richting die vertrouwde stem. Een gevoel van binnen begon te gloeien, hoogstwaarschijnlijk mijn hart. Mijn hoofd werd licht, maar mijn ogen inspecteerden nog steeds vol ongeloof het lichaam van de jongen.
‘Nick?’ Schreeuwde ik uit van blijdschap. Ik schoof het korte spijkerbroekje die op mijn knieën hing nu helemaal naar beneden en sleurde het dolblij weg.
Ik voelde hoe mijn luier enorm kraakte toen ik op hem af rende. De vraag of de luier nog droog was tolde al een tijdje in mijn hoofd, maar sinds ik Nick zijn stem hoorde was die vraag als sneeuw voor de zon verdwenen. Voor het eerst in een heel lange tijd voelde ik me weer gelukkig.
Ik drukte een kus tegen zijn mond terwijl ik er door mijn aanloop voor zorgde dat we allebei achterover kukelden. We vielen met een aardige vaart, maar het viel me op dat ik nergens pijn had. Nick had mijn val gebroken door zijn grote handen tussen mijn oksels te plaatsen en me boven de grond te houden. Hij zelf viel met een doffe klap op zijn rug. Het was dan wel gras, maar dat hield niet weg dat hij hier zonder pijn af zou kunnen komen.
‘H... het spijt me!’, sprak ik geschrokken. Ik rolde me van hem af en voelde mijn hemdje vochtig worden door het natte gras. Zodra ik zijn kant weer op was gerold keek ik hem bezorgd aan. Blijkbaar was er niks aan de hand, want er stond een doffe glimlach op zijn gezicht. Nu pas merkte ik op dat hij er zo ‘nep’ uitzag. Zo sprookjesachtig. Dat was ik niet gewend van hem.
Zijn gezicht was overtrokken met een doffe, lichte gloed. Ik stak mijn arm uit en streelde zijn wang. Glad. Onmogelijk glad. Mijn hand schoof door naar zijn korte zwarte haar. Terwijl ik door zijn abnormaal goed gekamde haar strook keek ik in zijn grote bruine ogen. Hij had een iets dromerige blik. Ik voelde me opeens misselijk en draaierig. Alsof al het goede uitgebrand was en het verdorde, duistere gevoel me weer tegemoet kwam. Was dit een extraatje omdat ik me als overgegeven in de auto heb laten zakken op weg naar de inrichting? Ik vroeg het me brandend af.
‘Ciara... zie je die boom daar?’Ik was allang blij dat ik weer iets had om aandacht aan te besteden in deze onwerkelijke wereld.
Ik draaide me om en zag inderdaad een grote, bloeiende boom. Hij was minstens tien meter hoog, met een wijdte van ongeveer de 5 meter. Grote, bruine takken die vol met bladeren zaten zorgden ervoor dat de boom er reusachtig uitzag. De stam was bijna twee keer zo dik als ik mij kon herinneren van de meeste bomen in Nederland.
‘Toe maar, ga!’, moedigde Nick me aan. Het idee om naar deze prachtige boom te lopen en hem van dichtbij te zien deed mijn hart sneller kloppen, maar een instinctief iets ontdeed me daarvan.
‘Wat kan ik daar verwachten?’Vroeg op neutrale toon terwijl ik nog steeds naar de enorme boom staarde. Waarom was die me niet eerder opgevallen, vroeg ik me tenslotte af.
‘Een adresje. Geloof me, je kunt er van genieten!’ Hij had helemaal geen schorre of overslaande momenten, zoals ik gewend was van hem. Zijn stem klonk zo helder als water dat net uit de bergen stroomde.
Puur omdat Nick, mijn vriendje, het enige levende wezen in mijn hele leven was dat ik zonder twijfel kon vertrouwen liep ik schoorvoetend in de richting van de boom. Omdat ik op blote voeten liep voelde ik het natte gras tussen mijn tenen door kriebelen. Het natte gevoel deed me ongewild denken aan het plassen in een luier.
Alsof ik het over de duvel hemzelf had, schoot er opeens een enorm drukkend gevoel door mijn blaas. Ik klapte voorover en liet me met een pijnlijk gezicht op mijn knieën vallen. Terwijl mijn hand automatisch naar mijn onderbuik schoot keerde ik mijn hoofd omhoog. Met samengeknepen ogen keek ik schuin langs de zon, de blauwe, onbewolkte lucht in. Alsof de oorzaak van die aanval op mijn blaas in de lucht te zien was.
‘Laat het lopen, daar ben je toch zo goed in?’ hoorde ik galmen vanuit de richting waar Nick stond. Het vreemde eraan was dat het niet de stem van Nick was die mij zo durfde te commanderen, maar die van mijn vader. De snerpende, hatelijke stem van die iele man.
Alsof ik de controle over het hele gebeuren al niet genoeg had verloren, liet ik mijn plas plotseling lopen. Ik probeerde mijn benen tegen elkaar te knijpen terwijl mijn handen bijna spastisch naar mijn kruis grepen. Dat gebaar zorgde er alleen maar voor dat het proces nog sneller verliep.
De hevig pijn in mijn onderbuik begon te verzachten terwijl mijn luier begon te verzadigen. Want dit was toch ook waar ik zo van hield? Ik gaf me nu volledig over aan de griploze situatie. Opgeven was iets wat niet in mijn aard zat, maar wat hier gebeurde was iets wat mijn verstand veel te boven ging.
‘Goed zo meid, loop nu naar de boom!’ Mijn vaders stem droop van het sarcasme. Hoewel er verschillende antwoorden paraat stonden die ik terug kon schreeuwen, hield iets me tegen. Het onwerkelijke aspect hiervan maakte me angstig. Alsof ik weer zo’n soort ‘straf’als net kreeg, wanneer ik die lelijke, echoënde stem tegen zou spreken.
Ik schoof mijn lange bos haren weer over mijn schouders en schuifelde naar de enorme, mysterieuze boom. De luier, waarvan ik bij god niet wist wat voor een soort of merk het was, kraakte minimaal tussen mijn benen. Wel voelde ik dat hij behoorlijk was gaan hangen en ik had al eerder opgemerkt dat er een grote, gele vlek te zien was.
Ik merkte dat ik wat grotere stappen begon te zetten. Het duurde dan ook niet lang voordat ik bij de boom aangekomen was. Als ik naar boven keek maakte een duizelig gevoel zich meester van me, als ik naar beneden keek leek het alsof ik een grote diepte aanschouwde en als ik recht naar de stam van de boom keek zag ik alles glashelder. De keuze was dus snel gemaakt.
Na korte tijd viel het me op dat er een hol in de stam was. Niet groter dan 2 centimeter, met in plaats van een gat, een opvulling van een stukje papier. Met nog steeds trillende handen peuterde ik het papiertje eruit.
Terwijl ik het rolletje perkament openvouw sloot er opeens een harde donderslag boven me. Het begin keihard te regen, gepaard met constante donderslagen. Als ik mijn ogen even met een overvallen gevoel over het gebied laat rollen, schrik ik me dood. Er is opeens een plotselinge verandering tussen de blauwe lucht en het groenen gras, en het grauwe, duistere aspect wat ik hier nu voor me zie.
Mijn nieuwsgierigheid trekt me echter weer bij het stukje perkament. Ik lees voorzichtig wat er op het stukje perkament staat.
‘Bortenlaan 56. Kamer 86A. Patiëntnummer 3.
Ik schoot met een abrupte beweging wakker. Ik hapte naar adem terwijl ik weer rechtop ging zitten. Mijn zwarte haren kleefde aan mijn huid vast, mijn shirtje was op sommige plaatsen nat van het zweet. Ik voelde me klam. Klam, en geschrokken.
Toen ik na enkele seconden van bijkomen weer terugdacht aan de droom, schoof ik mijn hand naar de oude spijkerbroek die ik droeg. Een overwonnen gevoel doordrong me toen ik geen nattigheid voelde. Ik probeerde weer een beetje te ontspannen – voor zover dat kon in mijn situatie – en zette de scène uit mijn droom weer op een rijtje.
Het adres had allang een brandend gat ik mijn geheugen gemaakt. Dat was namelijk het adres waar we vandaag moesten zijn. Ter bevestiging boog ik naar links en keek op de Tom Tom-navigator. En zoals ik al vermoed had: Eindbestemming Bortenlaan 56.
Het was logisch dat ik zo’n nachtmerrie daar over kon krijgen. Het was nóg meer voor de hand liggend dat ik een nachtmerrie kreeg over Nick, mijn vriendje, die ik voor een lange tijd moet gaan missen. Maar wat me nog steeds niet duidelijk was, is waarom er in vredesnaam informatie over mijn kamernummer en patiëntnummer in mijn droom voorkwamen. Was dit stomweg verzonnen door mijzelf, of betekende dit meer?
‘Blijf ik de auto zitten, ik ga even tanken en wat snacks halen.’ Ik zag hoe mijn vader me nog even kort en star aankeek en toen de deur opende en het tankstation waar we geparkeerd waren op liep.
Ik vroeg me sterk af wat mijn vader van mij vond. Het was negatief, dat was wel duidelijk, maar ik wilde gewoon weten wat zijn motieven waren om mij naar zo’n hel te sturen.
Mam, met haar grote ogen en zwarte bos haar, had niet eens de moed op kunnen brengen om me te vergezellen tijdens het wegbrengen.
Mijn gedachten schoten terug naar die regenachtige ochtend. Ik stond met de ziel onder mijn arm in de deuropening terwijl vader met een schuchter gezicht mijn bagage de auto in sleepte.
Mijn moeder ontweek mijn blik, keek me weer even kort aan, en keek weer een andere kant op.
‘Ciara… sorry’, sprak ze stuntelend. Ik kon zien hoe ze nerveus met haar ogen bewoog. Uit schaamte voor mij, of omdat ze bang was voor die dag dat ik terug zou keren. Die dag dat ik sterker dan ooit tevoren thuis zou komen en liet zien dat mijn persoonlijkheid eigenlijk een stuk beter was dan die van hen.
Een korte kus op mijn wang en‘dag meis’’ dat ze in mijn oor fluisterde was het enige afscheidt wat ze op kon brengen. Het feit dat mijn ouders maar niet van me konden houden, liet diep van binnen een litteken achter. Een litteken dat met geen mogelijkheid ongedaan kon worden gemaakt.
‘Eet op, wie weet wat voor een rotzooi je zult moeten eten daar.’ Hij gorgelde even. ‘Of misschien wel helemaal niets,’ grapte hij met ontblootte tanden.
Ik was mijn eetlust meteen verloren. Toch opende ik het papiertje van de Marsreep die op mijn schoot werd gegooid en at de reep als een boer met kiespijn.
Ik keek weer naar buiten. De omgeving bestond uit niet veel meer dan grote stukken weiland. Meestal bevolkt met wat vee.
‘Hoelang ga ik daar zitten?’vroeg ik na een tijdje puur uit verveling. ‘En ik accepteer geen antwoord als‘zolang nodig is’,’ sprak ik voorspellend.
‘Zolang als nodig is.’ Hij zette de radio wat harder. ‘En nu je mond houden.’
De radio schetterde het nummer ‘A Horse With No Name’ uit. Even vreesde ik dat mijn vader mee ging zingen – of eerder snerpen – maar blijkbaar was dat ongeluk me gespaard gebleven.
Eindelijk was het dan zover: Mijn eindbestemming was in zicht.
Ik keek op de borden die aangaven dat we er al bijna waren. Mijn handen begonnen te zweten en mijn hart klopte sneller.
Eigenlijk had ik me nog maar minimaal voorbereid op de inrichting, dus besloot ik er die laatste minuten maar niet over te peinzen, maar gewoon te genieten van mijn laatste vrije tijd in een lange periode.
Nog geen twee minuten later zette mijn vader de auto tot stilstand op de bijna verlaten parkeerplaats. Toen de auto stilstond viel het me pas op dat er druppels tegen de autoruit tikten. Ik liet mijn blik langs de hemel glijden en merkte op dat de lucht grauw was geworden. Een lange, intense rilling schoot over mijn rug.
‘Stap uit, we zijn er,’ merkte mijn vader onnozel op. Ik opende het portier en stapte de buitenlucht in. Meteen begon ik veel van deze kostbare lucht der vrijheid te inhaleren, niet eens bewust.
We droegen allebei twee koffers en ik had mijn handtas om mijn schouder geworpen. Normaal zou ik nu uit de les lopen met een luier in mijn handtas. Ik zocht dan in mezelf giechelend een wc op om daar een luier om te doen, waardoor ik onderweg naar huis ‘beschermd’was. Dat was tenminste wat ik mezelf met zoete woorden voorschotelde, al was een luier natuurlijk niet nodig omdat ik alles gewoon op kon houden. Het was puur om dat geweldige, prikkelde gevoel keer op keer weer terug te krijgen.
Ik hief mijn hoof op naar het hoge hek waar we doorheen moesten lopen. Terwijl ik mijn ogen stijf toekneep vanwege de neerstrijkende regen, las ik ‘Huize Libertas’. Die titel was ik snel weer vergeten. Ik had er nu al een nieuwe naam voor verzonnen…

Huize des Heils!
 

luierfan_boy

Zeg niet wat je weet, maar weet wat je zegt.
Tja, sorry maar Scenekid heeft het volgende hoofdstuk en hij zit op een andere planeet, lijkt het wel huh? Hij valt niet te bereiken :p
 

diapersrulez

Beginneling
Interessant begin, goed geschreven.
Misschien je teksten wat meer opdelen in Alinea's, en als je toch in zo'n beschrijvende manier verteld, misschien nog net wat extra zinnetjes erbij typen om elke keer als je wan scene wisselt even de nieuwe locatie/het nieuwe moment te introduceren.
Vat dit niet op als kritiek, slechts schoonheidsfoutjes om het wat vlotter te laten lezen. Ik ben zeer benieuwd naar het vervolg van Scenekid :)
 

luierfan_boy

Zeg niet wat je weet, maar weet wat je zegt.
diapersrulez zei:
Interessant begin, goed geschreven.
Misschien je teksten wat meer opdelen in Alinea's, en als je toch in zo'n beschrijvende manier verteld, misschien nog net wat extra zinnetjes erbij typen om elke keer als je wan scene wisselt even de nieuwe locatie/het nieuwe moment te introduceren.
Vat dit niet op als kritiek, slechts schoonheidsfoutjes om het wat vlotter te laten lezen. Ik ben zeer benieuwd naar het vervolg van Scenekid :)
Dankje. Leerzaam zo'n kritische blik!
Dat ik de alinea's zo goed als weglaat, is eigenlijk omdat je zo in éen ruk kan doorlezen. Ik geef hier de voorkeur aan, maar ik zal wel proberen om wat meer alinea's te gebruiken in het vervolg!

Klopt, als ik eenmaal aan het schrijven ben en een goed idee heb voor de volgende scene, vergeet ik het beschrijven van de nieuwe locatie. :p

~ LB
 

scenekid

Toplid
Luier14 zei:
***** scenekid, waarneer komt dat vervolg nou
haha pardoñe, ik zet het er nu op ;) sorry dat het allemaal zo lang duurde, ik deed er een paar weken over om een echt hoofdstuk klaar te maken en toen had ik een tijdje heel weinig tijd, waardoor ik niet veel contact had met mensen die ik alleen op internet sprak. Excuse moi! Ik ben weer beschikbaar hoor
 

scenekid

Toplid
Hoofdstuk 1

Ik wilde niet kijken terwijl ik binnenkwam, dacht ik voor de deur. Het interesseerde me niks. Ik hoefde eigenlijk helemaal niets te weten van mijn nieuwe thuis. Ik wist toch al dat het geen pretje zou worden.
Het eerste dat ik deed was om me heen kijken. En het viel mee.
Ik had verwacht in een omgeving als een jeugdgevangenis terecht te komen. Maar ik zag hier nergens ruige punks die elke kleine kans zouden grijpen om elkaar tot moes te slaan. Er waren geen tralies. Niet die je aan kon raken, in ieder geval.
Mijn vader, als ik hem van mezelf nog zo mag noemen, liep dwars door de grote hal naar een kleine balie. Door zijn aandachttrekkende wandelingetje keek iedereen even naar me, waarna de weinig interessante activiteiten voortgezet werden. Een paar jongens en meisjes keken wat langer, maar ik keek niet lang genoeg terug om mee te maken hoe lang ze het volhielden.
Ik ging rustig tegen de muur zitten en maakte het Marspapiertje in mijn hand open. Ik liet de steentjes door mijn hand rollen. Steentjes die ik speciaal had verzameld voor als hij – of het – klaar was met grijnzen en zich had omgedraaid. Dan had hij toch nog een mooi aandenken aan mij.
Ik begon me zo langzamerhand af te vragen waarom er niemand naar me toe was gekomen. Niet arrogant bedoeld, zei ik tegen mezelf, maar gewoonlijk kwam er wel iemand praten als een ander in een hoekje op de grond ging zitten.
Langzaam begon het tot me door te dringen dat dit een heel andere omgeving was dan school. Iemand achter de balie keek om mijn vader heen naar mij en mijn vader keek mij aan. Het leek of hij met zijn blik wilde zeggen: daar ga je dan.
Ik had net besloten op te gaan staan en naar een gezellig klinkend groepje te lopen toen mijn vader langsliep. Hij volgde me met zijn ogen maar keek me niet aan. De kiezeltjes werden niet op prijs gesteld maar hij vervolgde zijn weg zonder om te kijken. De deur sloot snel achter hem en ik wilde naar hem staren terwijl hij wegreed, om te zien of hij het echt zou doen, of hij me echt zou achterlaten, toen er een luide brul door de zaal klonk. Het zou kunnen dat het een woord was, of een naam, maar dat kon ik echt niet verstaan. Wat ik wel merkte is dat iedereen uit het midden van de zaal wegrende. Even keek iedereen naar het gat in de menigte, waar ik niks van kon zien, maar al snel ging het grootste deel van de jongeren weer zachtjes tegen elkaar praten.
Dreunende voetstappen klonken en ik zag een kaal hoofd boven de menigte uitsteken. En nieuwsgierig als ik was, begaf ik me tussen de hoofden om te zien wat er zou gebeuren.

De duivel. Hij is een man.
Er is een verschil tussen iemand die een duivel is, en de duivel zelf. De duivel ziet er niet uit als een mens.
Dikke zwarte schoenen met veel uitstekende stukjes metaal markeerden zijn voeten. Langs zijn rug stak een hels ogende zweep. Ik was pas na een paar seconden in staat mijn ogen van het vreemde schuurpapierachtige geval te trekken. Een bloedspons.
Aan zijn voeten zag ik een meisje. Ze moest ongeveer van mijn leeftijd geweest zijn. Haar gezicht was wit weggetrokken en ze lag vreemd op de grond, een paar meter van een tafel af. Het zou kunnen dat ze van haar stoel was gevallen en door was gerold, maar het leek me niet waarschijnlijk. Hij, hij leek me een waarschijnlijkere oorzaak.
Hij schreeuwde galmende woorden, niet woedend, zoals ze klonken. Zijn gezicht bleef in complete rust. Alsof het niets speciaals was. Oh, vandaag weer een kind een paar meter door de lucht slaan, niks aan de hand.
“Je hebt wel lef,” kon ik verstaan. Zijn schrapende stem had het over een afspraak. Hij noemde haar gestoord, verkeerd. En hoewel hij het niet tegen mij had, deed elk woord me pijn. En het meisje blijkbaar ook.
Net als de schoen. Bloed kwam uit haar mond toen het metalen patroontje haar in de buik raakte. Ze hikte een beetje terwijl ze kronkelend over de vloer bewoog.
Een luide, irriterende zoemer klonk. De grote menigte bewoog snel door de twee uitgangen de hal uit en liet slechts een ver geluid van voetstappen achter. Het meisje lag nog steeds op de grond, tranen op haar wangen. Bloed in haar shirt en op haar kin. Ik was niet achter de menigte aangelopen. Het maakte niet uit waar ze heen gingen. Niemand had mij verteld waar ik heen moest.
Ik kon mijn ogen niet van het meisje afhalen. De hele scène, het had iets met me gedaan. Iedereen was zo nonchalant weggelopen, zo achteloos, alsof ze accepteerden dat er hier iemand flink toegetakeld was. Ik besloot naar het snikkende meisje toe te lopen.
Naarmate ik dichterbij kwam hoorde ik haar harder huilen. Ze probeerde zich duidelijk sterk te houden, maar ik kon wel horen dat ze niet huilde van de pijn. Niet van de schoen, in elk geval. Die woorden zouden wel pijn genoeg geweest zijn.
“Hoi,” zei ik droog, na een paar seconden besluiteloos op mijn knieën voor haar te zitten. Ik kon mezelf wel slaan.
“Waarom deed hij dat?” besloot ik snel te zeggen. Ik probeerde haar te laten vergeten dat ik haar net opgewekt had begroet, terwijl zij in een plas bloed op de grond lag. Nou ja, plas… het gaat om het idee.
Blijkbaar was het geen goede vraag want ik kreeg geen antwoord. Na even gewacht te hebben besloot ik haar maar overeind te helpen en na een hoop gekreun zat ze rechtop tegen de muur. Ik pakte met mijn hand mijn mouw vast en veegde haar tranen weg. Pas toen keek ze me echt aan. In de duistere sfeer van de ruimte werkte het als een verlichting dat het meisje slikte en zachtjes mompelde. “Dankjewel.”
De duistere sfeer. Ik had helemaal niet meer gelet op de duivel. Ik staarde even kort naar het bloed aan zijn schoen en keek hem vuil aan.
“Jij moet Ciara zijn.” Het was een vreemd idee dat die martelende stem van net het nu tegen mij had. Niet aangenaam.
“Ik ben Occisor. Occisor Mens.” Het grijnsde. Het zag er helemaal niet uit als een mens. “Ik ben de hoofdtoezichthouder hier. Mag ik je welkom heten?” hij stak zijn hand uit. Een paar dikke aders en een flinke hoeveelheid gedeukt metaal maakte dat ik helemaal geen zin had om die aan te pakken. Maar na een korte blik in zijn ogen greep ik snel naar de hand die al velen van dichtbij moesten hebben gezien.
“Jij bent die kleuter, of niet?” Een stuiptrekking ging door mijn gezicht. Ik haatte het als mijn vader mij zo noemde. Ik was geen kleuter. Wilde het ook niet zijn. Dat had mijn vader ervan gemaakt.
“Het is altijd leuk als er zo’n specifiek gevalletje binnenkomt,” begon Occisor een speech. Hij had mijn hand losgelaten en liep nu dramatisch naar een raam, met zijn rug naar mij toe.
“Het grootste deel van het gezelschap hier is gewoon een stel flikkers.” Hij sprak met minachting. Hij moest echt geloven dat wat hij deed, goed was. “Daar kun je niks mee. Normaal doen we niet teveel met associaties, Ciara. Veel ouders denken dat dat de manier is. Hun pubers foto’s laten zien van het andere geslacht terwijl ze pizza eten, of van hetzelfde geslacht als ze hun zin niet krijgen. Maar vaak vernietig je dan de hele romantische associatie die ervoor zorgt dat de kinderen later hun eigen kinderen krijgen.” Hij draaide zich langzaam om. “Maar bij jou, Ciara.” Ik kreeg de kriebels. “Bij jou is dat niet zo.” Hij liep naar me toe en bukte zich over me heen. “Later zul je me bedanken,” fluisterde hij, voordat hij met dreunende stappen de zaal uitliep.
Nieuwsgierig als ik was, draaide ik me om naar het bebloede meisje achter me en keek haar vragend aan. “Ik ben z’n lievelingsflikker,” kreeg ik als antwoord. Ondanks de situatie moest ik toch een beetje lachen.
Ik stak mijn hand uit. “Ciara,” zei ik. “Aangenaam kennismaken.”
Ze lachte en stak, zo goed en kwaad als het ging, haar hand in de mijne. “Nina. Ook aangenaam.”



Het ijs was gebroken. Ik had de hoofdboosdoener ontmoet. En hoewel zijn hulpjes eruitzagen alsof ze flink konden genieten van hun baan, bleek Occisor toch echt het ergst. Elke dag kwamen er wel een paar van mijn leeftijdsgenoten langsgevlogen, en zo langzamerhand begon ik diepte te zien. Om de dag had ik lessen en elke keer dat ik een leeg stoeltje zag, wist de hele klas wat er gebeurd moest zijn. Occisor was medogenloos, maar de inrichting zorgde wel goed voor haar ‘klanten’. Als er iemand werd afgeranseld, kreeg die de rest van de dag vrij.
Verhalen bereikten mijn oren al snel en op een gegeven moment vroeg ik ook Nina om een toelichting. “Waarom slaat Occisor steeds mensen in elkaar?”
“Hij is een sadist,” was het verbeten antwoord, maar ik was niet tevreden. “Dat is niet alles, Nina.”
“Hij wil dat je het helemaal vergeet,” zei Nina langzaam en beschaamd. “Hij brengt je in de verleiding. Hij laat doorschemeren wie er allemaal nog meer homo zijn aan mij en de anderen, zodat we misschien toch gaan staren. En zodra dat gebeurt…” Nina leek niet van plan haar zin af te maken.
Dagen gingen voorbij en ik leerde langzaam een paar mensen kennen. Maar ondertussen raakte ik ook steeds beter bevriend met Nina, die daarvoor blijkbaar nog niet erg goed bevriend was geweest met iemand. Ze ruilde met een meisje dat alleen op een kamer sliep van bed en zo kwam het dat we na mijn vijfde dag in de inrichting samen met haar naar onze slaapkamer liep, na een wat uitgelopen avondles natuurkunde.
De kamer was niet nieuw meer. Ik had er al een nachtje geslapen en de dag ervoor was ik er bijna de hele tijd geweest. Ik voelde het snel mijn thuis worden, ook al wist ik dat Occisor geen moment zou aarzelen om met een dikke zweep naar binnen te stampen.
Ik bevroor in de deuropening. Heel confronterend, midden in het zicht, lag een glimmend pak luiers op mijn bed. Echte. Passende. Goede. Nina, die al voor mij naar binnen was gesjokt, zag het duidelijk niet liggen, maar merkte wel aan me dat er iets aan de hand was. “Heb je een spook gezien?”
Ze klom het trappetje op naar haar bed, nog steeds niet in het besef van het grote plastic pakket op het bed onder het hare. Ik bewoog langzaam weer en bewoog me zo gewoon mogelijk naar mijn bed, met een vuurrood gezicht dat ik moet hebben gehad.
“Is er iets?” zei Nina. Ze keek me even aan. “Ben je verleid?”
Er was nu toch al geen redden meer aan. “Ja.”
Nina werd nieuwsgierig. Ik kon het niet zien, want er zat een bedbodem tussen, maar ik wist het. Ik wist dat er in haar een vuurtje begon te branden en dat dat vuurtje straks over haar tong zou rollen.
“Mag ik misschien…” begon Nina voorzichtig. Ze liet een stilte vallen en ik greep het pak en klom het laddertje op. Nina keek even wat ik in mijn hand had en haar ogen werden iets groter, maar vooral veel vragender.
Nerveus vertelde ik. “Ja. Je ziet het goed. Luiers. Precies. Sommige mensen pakken een boek of kijken een film, en ik draag luiers.” Ik had een foute aanpak gekozen. Nina had haar best willen doen het te begrijpen, maar door het zo plat te zeggen maakte ik het haar moeilijk. Vanbinnen werd ik iets vrolijker. Dat ze me wilde begrijpen maakte dat ik me beter voelde.
Ik ging rustiger zitten en vertelde verder. “Ik ben al zo lang ik me kan herinneren geïnteresseerd geweest in luiers. Toen ik klein was had ik natuurlijk niet door dat dat echt iets van mijn seksuele identiteit was, maar ik kan me nog goed herinneren dat ik vroeger bij een vriendinnetje, dat een klein zusje had, wel eens heb gevraagd of we met de luiers gingen spelen. Niet aan de moeder natuurlijk, maar mijn vriendinnetje heeft me toen wel een luier omgedaan en die heb ik vaak als ik terugkwam weer omgekregen. Dat ik dat stiekem deed is mijn eerste herinnering hieraan.” Ik zuchtte opgelucht toen ik begrip zag in Nina’s ogen. Ze herkende zichzelf erin – waarschijnlijk had zij ook wel een eerste herinnering die iets met haar seksualiteit te maken had.
Toen ik geen aanstalten maakte om door te vertellen, vroeg Nina daar om. “Ga verder.”
Ik glimlachte. “Toen ik een keertje bleef slapen kreeg ik hem ook om, en ’s avonds moest ik naar de wc. Alleen liet dat vriendinnetje me niet gaan, ze wilde dat ik in mijn luier poepte. Daar zijn alle kinderen op die leeftijd volgens mij wel in geïnteresseerd,” lachte ik. “Ik lachte maar mee, want dat was ook waar ik zelf over nadacht. Maar eenmaal in een luier, en in besef dat ik niet naar de wc mocht, wilde ik het helemaal niet en na heel wat gesmeek mocht ik toch gaan. Dat moment ben ik nooit meer vergeten. Die luier bracht me mijn eerste echte opwinding.” Ik lachte bij de gedachte.
“Ik weet ook nog dat we, toen ik allang weer terug was, samen in een bed lagen en we gingen praten over mijn luier. Ik vond het geweldig, had geen idee dat het altijd zou blijven. Op een gegeven moment zei ik tegen haar dat ik erin ging plassen en ging ik op mijn knieën in bed zitten. Ik had dat gevoel weer en vond het ineens heel eng, maar toen had ik het zelf al beloofd en dit wilde ik eigenlijk wel. Dus na ongeveer vijf minuten proberen kreeg ik een heel klein beetje plas in mijn luier, echt een paar druppels. Maar het was ontzettend spannend. Mijn vriendinnetje vond het niet genoeg en nu een klein beetje al gelukt was kreeg ik er steeds ietsje meer uit, tot ik op een gegeven moment samen met mijn vriendinnetje in mijn luier keek en toch duidelijk een kleine gele vlek kon zien. Maar ze wist dat haar kleine zusje veel meer plaste dus moest ik ook meer, en toen ik nog een beetje probeerde te druppelen ging het ineens vanzelf.” Weer lachte ik, de herinnering voor ogen. Nina keek bijna hetzelfde – ik denk dat zij het wel spannend vond dat ik samen met een meisje in mijn luier had gekeken. Dat ik het samen met een meisje over mijn plasser had gepraat.
“Mijn vriendinnetje zag mijn luier helemaal donker worden en begon meteen te giechelen, waarna ze ertegen begon te drukken. Ik was helemaal overrompeld door het feit dat ik net in een luier had geplast, het water had voelen stromen, en het feit dat ik op haar schoot moest gaan zitten om ‘verzorgd te worden’ maakte dat ik besefte wat ik had gedaan. Ik vond het doodeng.” Ik keek nog even naar het pak incontinentieluiers voor me op Nina’s bed.
“Ik heb heel lekker geslapen, maar ’s ochtends vond ik geen rust meer, want ik had die natte luier om en dat mocht haar moeder natuurlijk niet weten. Dus heb ik mijn deken strak omgeklemd tot haar moeder ons was komen wekken, en vertelde mijn vriendinnetje toen dat ze me moest verschonen in de badkamer. Ze wist alleen niet waar haar ouders de gebruikte luiers altijd stopten, dus namen we die mee en stopten we die buiten in de vuilnisbak.” Nina zat nu romantisch te glimlachen. Ik denk dat ze er nu veel meer van begreep.
“Ik had die luier nog om toen ik naar huis moest, maar toen mijn moeder me kwam halen, en de moeder van mijn vriendinnetje me ging helpen mijn spullen te verzamelen, tilde ze mijn shirtje op en trok ze mijn rok een stuk omlaag, waardoor ik me doodschrok. Ze had denk ik die losse luier tussen alle dichte vuilniszakken zien liggen, of misschien hoorde ze iets of had ze mijn pyjamabroekje naast het bed zien liggen of zo, maar ze ontblootte mijn luier en zei dat ze niks zou doorvertellen.” Ik viel even stil, niet wetend wat ik moest zeggen.
“Thuis heb ik mijn luier verstopt, heb hem de eerste paar nachtjes nog droog gedragen maar heb hem daarna laten liggen, een beetje bang om hem weer te gebruiken. Ik heb jaren gemengde gevoelens gehad, heb hem eens in de paar maanden wel weer gedragen, maar kort nadat ik acht werd paste hij echt niet meer, en de plakkers waren ook niet al te best meer van het vele open en dichtdoen. Maar toen ik een halfjaar later ’s middags thuiskwam en ik zag dat mijn kamer helemaal opgeruimd was, was de luier weg. Ik was bang om iets te zeggen, maar mijn ouders zeiden ook niets, vast overtuigd dat het een fase was.” Ik slikte even. “Maar een aantal jaar later kwam het verlangen in seksuele vorm keihard terug, en ik raakte in een soort depressie omdat ik mezelf raar vond, omdat ik vond dat ik gek was. Maar daar kwam ik langzaam uit en ik leerde dat ik eigenlijk trots mocht zijn op mijn geheimpje, en zo maakte ik ook langzaam de stap om eindelijk een keer echte luiers van mijn maat te kopen.” Ik lachte. “Zoals deze, hier naast me.”
Maar mijn gedachte aan wat er op die geweldige tijd was gevolgd sloeg de lach van mijn gezicht. “Maar een maand geleden kwam mijn moeder mijn kamer binnen terwijl ik lag te slapen, en zag mij open en bloot in mijn luier liggen. De volgende dag begon ze erover en zei ze dat het raar was. Mijn hart was kapot. Ik had ervan gedroomd dat zij me op een dag nog een luier zou omdoen. En hoewel ze vond dat ik het zelf mocht bepalen als ik het zelf kon betalen, vertelde ze het aan mijn vader.” Mijn gezicht zal wel grijs geworden zijn. “Mijn streng conservatieve vader, die heilig in rolmodellen gelooft en het al niet eens geaccepteerd zou hebben als ik zoals jij was geweest.” Ik krabde over mijn neus. “En nu zit ik hier, een paar weken later, in geen weken een luier gezien hebbend…” Ik werd weer een beetje rood. “Al weken verlangd hebbend…” Nina voelde het aan en schoof naar me toe om me te omhelzen.
“Ik wil je niet aanmoedigen, Ciara, maar…” begon Nina. “Nee, je moet eigenlijk niet naar me luisteren, maar… er zijn genoeg manieren om het toch te doen.”
Ik keek verschrikt op.
“De eerste nacht gaat hij onder je dekens kijken, dat kan ik je garanderen. En hij weet dat je niet dom bent, dus gaat hij ook de tweede nacht kijken, en waarschijnlijk de derde ook wel… maar als het pak onbewogen in de kast staat en je er luiers uit kunt halen zonder dat de verpakking heel duidelijk open is… dan kan je er denk ik wel in slapen… en overdag kun je er ook wel in zijn, op de kamer… En de hygiëneafvalbakken controleert hij niet.” Ze keek even serieus. “Maar… serieus, je gaat niet…” Ze werd knalrood. “Je gaat er niet in poepen hoor, ik moet hier ook nog kunnen leven. Ik kan echt niet slapen als jij onder mij in je luier ligt te kakken. Ruik je een plas erg?”
In een blooslach schudde ik mijn hoofd. Ik kon wel juichen. Mijn enige echte vriendin in de omgeving accepteerde me zoals ik was, en ik kon weer lekker in de luiers lopen.
Ik gaf Nina een korte kus op haar wang en liet haar met haar bloosgezicht achter op haar bed. Het pak schoof ik onder de onderste plank in de kast. Het plan was geniaal. Als het pak er leger uit begon te zien kon ik gewoon de rest verstoppen en wachten tot Occisor een nieuw pak had neergezet als uitdaging. Het was allemaal ook zo simpel. Het was net school – regels waren er om veilloos omzeild te worden.
En pas heel lang nadat ik me vrolijk in bed genesteld had hoorde ik Nina ook horizontaal gaan. Glimlachend bij het idee dat mijn tweede verschoonster misschien wel boven me lag viel ik in een diepe, vredige slaap.






Ik hoop dat ik niet van de verhaallijn die je voor ogen had afwijk, lfb? Stuur het anders maar zo snel mogelijk, dan kan het nog veranderd :p ik ben weer onlihihihine
 

luierfan_boy

Zeg niet wat je weet, maar weet wat je zegt.
Hoofdstuk 2

Het irritante, schelle geluid van de zoemer drong mijn oren binnen. Met een schok ontwaakte ik uit mijn slaap. Meteen schoot de waarschuwing van Nina weer door me heen. Snel controleerde ik of mijn bagage niet doorzocht was. Gelukkig, mijn tas zat nog steeds dicht en voor zover ik me kon herinneren was hij niet aangeraakt.
Ik liet mezelf weer wat terugzakken in bed en probeerde een beetje te kalmeren. De hele situatie maakte me zenuwachtig, ik was bang voor wat ik voor mijn kiezen zou krijgen. Iets vertelde me ook dat het incident van gister nog niks was in vergelijking met wat nog op mijn pad lag.
‘Nina?’, fluisterde ik met mijn schorre ochtendstem. ‘Goede morgen. lekker geslapen?’, kreeg ik terug. ‘Als een roosje, jij?’ Ik ging wat meer onderuit liggen en trok het deken wat over me heen.
‘Zoals altijd’, zei ze. Ik had geen zin om door te vragen naar wat ze hiermee zou bedoelen. Ik gooide de dekens toch maar van me af en stapte uit bed. Met mijn hand strook ik een wilde pluk haar voor mijn ogen vandaan. Nina lag op het bovenste bed van onze hoogslaper. We keken beiden uit op een saaie, grijs geverfde muur.
Nina had haar deken toch onder haar kin opgetrokken. Ik kon nog net een paar slaperige ogen zien onder haar warrige bos haar door.
‘Nien, wie heeft het klapraampje dicht gedaan?’ Vroeg ik verbaasd. Ik kon me nog goed herinneren hoe ik het klapraampje open had gezet nadat ik midden in de nacht wakker geworden was vanwege de hitte. Het was buiten al aardig afgekoeld de komende weken, maar binnen in Libertas was het meestal bloedheet.
‘Hebben dezelfde bewakers welke mijn tassen controleerde, dat gedaan?’ Vroeg ik lichtelijk geïrriteerd omdat ze geen antwoord gaf op mijn vraag. Maar wederom kreeg ik alleen een kort gemompel terug.
Net op het moment waarop ik niet meer door wilde vragen, en naar de badkamer wilde lopen om mezelf op te frissen zodat ik er weer een dag tegenaan kon, sloeg Nina haar deken van zich af en ging op de rand van het bed zitten. Ze gebaarde me te stil te blijven staan.
‘Luister’, sprak ze gedeisd, maar bloedserieus. Ze veegde een pluk blond haar achter haar oor en vervolgde: ‘Ik beloof dat ik al je antwoorden zal beantwoorden, maar niet nu.’ Ik keek haar niet begrijpend aan. ‘Geloof het of niet, je wordt hier echt òveral afgeluisterd. Privacy staat niet in hun woordenboek, maar achterdochtigheid staat er zeker wel in. Vetgedrukt!’ Ze gromde, maar ik hoorde ook een vlaag van angst in haar stem. Ze had een zachte en kwetsbare blik, maar daar was nu niets meer van over. Ik werd met doordringende en bloedserieuze ogen aangekeken.
‘Maar.. ‘ Ik voelde me een enorme nieuweling. Een wereld waarin ik de pijnlijke realiteit van moest ondergaan, terwijl de vraag of ik hier wel klaar voor was als een gek door mijn hoofd schoot. Erg veel keus had ik alleen niet.
‘Wat ik je probeer te vertellen, is dat je er hier alleen voor staat’ Ik keek haar nu nog verbaasder aan, voor zover dat mogelijk was. ‘Maar maak je geen zorgen, ik zorg ervoor dat jij er niet alleen voor staat.’ Vlak nadat ze gesproken had, barstte ze opeens in tranen uit. Snel sprong ik naast haar op de rand van het bed, en omhelsde haar. Ze legde haar hoofd in mijn nek en greep me stevig vast.
‘W…We.’ Ze kwam niet uit haar woorden. Ik keek haar in de ogen aan. Tranen liepen over haar wangen, en haar ogen stonden vol van verdriet.
‘Wat zeg je?’, vroeg ik.
Met een keiharde bonk, gevolgd door het openklikken van het slot, vloog de deur open. Voor de deuropeningen stonden twee mannen met opgeheven wapenstokken.
‘We zijn te laat’, fluisterde Nina kil. Zei wist al wat er nu komen ging.
Zonder ook maar een woord te zeggen liepen de twee bewakers op ons af. Zo snel als we konden schoven we naar achter toe, tot de achterste muur van de kamer tegen onze rug botste. Ik voelde me gevangen. Mijn primitieve instincten kwamen naar boven en ik begon ongecontroleerde halen uit te halen, maar de bewakers deinsden er niet voor achteruit.
‘Alsjeblieft!’, krijste Nina. Ze zakte, weer huilende, op haar knieën. De bewakers waren al binnen enkele seconden bij ons. Met een harde klap van de wapenstok sloeg de langste bewaker een arm onder haar vandaan, waardoor ze met een smak tegen de vloer smakte. Na een aantal klappen die daarna volgden, bleef roerloos liggen.
Zoals mijn intuïtie me influisterde, greep ik een bus haargel en spoot hem in het gezicht van éen van de bewakers die op me af stapte. De bewaker week er even voor achteruit, maar de andere reageerde razendsnel door met de wapenstok een harde klap in mijn maag te geven. Ik klapte voorover en viel vlak naast de nog steeds stil liggende Nina op de grond.
‘W..Waarom?’, fluisterde ik kreunend met het kleine beetje lucht wat nog na die klap nog in mijn longen zat.
‘Regel zestien verbroken: Te laat voor het ontbijt!’, sprak de man op een toon alsof hij een automatisch gegenereerde computerstem was. ‘Kom mee naar je eerste les, geen ontbijt voor jullie vandaag!’, de kleinste bewaker pakte me bij mijn armen en gebaarde dat ik me aan moest kleding. Zodra hij me losliet rende ik weer terug naar Nina. Ik draaide haar op haar rug en veegde het haar uit haar gezicht.
‘Kijk dan wat jullie gedaan hebben, eikels!’ krijste ik. De twee bewakers keken me bespottelijk aan, weerloos als ik was. ‘De politie krijgt hier van te horen. De politie, de regering!’ Een sliert speeksel droop over mijn wang. Ik veegde hem snel weg met mij mouw terwijl ik weer op stond. Ik was woedend. De woorden stroomden zo gemakkelijk over mijn lippen dat ik er voor mijn gevoel nooit meer mee kon stoppen.
‘Niemand krijgt hier lucht van! Dat is al vanaf het begin niemand gelukt, en zo’n domme meid als jij maakt al helemaal geen kans.’ Allebei gierden ze van het lachen. ‘Dacht je soms dat dit allemaal volgens de regeltjes ging? De ouders betalen een smak geld, en wij houden jullie gespuis in het gareel. En zoals je waarschijnlijk al door had, gaat dit niet met de zachte hand.’, wederom lachten ze, en dit keer zag ik de bruine, ontbloten tanden van de langste bewaker tevoorschijn komen. Als ik een ontbijt op had, zou ik nu overgegeven hebben.
‘En nu snel omkleden, je les begint zo!’ Bulderden de langste. Even wilde ik protesteren, ingrijpen en al mijn woede loslaten op de bewakers, maar die hoop vervloog toen ik van de dreigende wapenstokken in de handen van de bewakers, naar de buiten bewust zijnde Nina keek. Met een verloren gevoel deed ik wat de bewakers me toeschreeuwden.

Nog geen half uur later zat ik in de les. Ik had me in rap tempo aangekleed, een dun laagje make-up aangebracht en snel als ik kon met ingepakte tas het klaslokaal in gerend. Zonder erbij na te denken ging ik naast een magere jongen zitten. Hij keek me even kort en afwezig aan, maar richtte zijn aandacht toen weer op het bord.
‘Is het je eerste dag?’, vroeg hij na een tijdje. Ik wachtte even met antwoord tegen tot de lerares met haar rug naar het bord toe gedraaid stond en met krabbelig handschrift een som uit stond te werken. Les geven ze dan wel nog, dacht ik. Waarom? We zijn toch afval voor hen! Het antwoord schoot me vrijwel meteen te binnen. Zodat we niet de hele dag lopen te vervelen en fratsen uit gaan halen. Ik zuchtte.
‘Klopt, ik ben Ciara’, fluisterde ik met een bedrukte glimlach. Een echte glimlach zou ik nooit van mijn leven meer kunnen krijgen in dit gebouw.
De jongen keek me verveeld aan, schudde even zijn hoofd omhoog als een teken van groeten, en hield zijn aandacht gelijk weer bij het bord. Ik vroeg me af of hij zo’n jongen was die al helemaal getemd was. Nou ja, getemd.. afgeranseld totdat hij zich alleen nog maar aan de regel van de bewakers kon houden.
‘Wie heeft hier de leiding?’, vroeg ik aan de jongen. Ik floepte het eruit voordat ik erbij nadacht. Ik dacht meteen weer terug aan Nina die vertelde dat ze me binnenkort over alles in zou lichten wat ik moest weten over Libertas. Voordat ze buiten westen raakte.
De magere jongen reageerde niet. De contouren van zijn jukbeenderen waren goed te zien. Even vroeg ik me af of hij uitgehongerd was, maar zo ver zou het nooit kunnen gaan. Geweld gebruiken om gewoontes bij te leren was tot daar aan toe, maar kinderen zo weinig eten te geven dat ze ondervoed waren was bijna onmenselijk.
‘Jij! Wat kan jij daar over vertellen?’ Ik ontwaakte uit mijn gedachten en merkte dat de hele klas me aan stond te kijken. Het was dan wel een klein klasje, van nog geen zestien kinderen, maar de druk begon desalniettemin toe te nemen.
‘Ik verstond uw vraag niet goed, mevrouw’, probeerde ik, wetend dat ik er daar nooit mee onderuit zou komen. ‘Misschien had je dan is op moeten letten, in plaats van zo stom voor je uit te zitten staren’, sprak ze bijdehand. Ik keek de magere jongen naast me even aan. Met een verveelde blik keek hij terug. Hij keek alsof hij ‘je zoekt het zelf maar uit’, wilde zeggen. Ik was zelf altijd erg gesteld op het leggen van contacten, maar hij blijkbaar niet.
De lerares leek rond de vijftig. Ze droeg een zwarte rok met een zwartje jasje. Netjes, dat wel, maar ongelofelijk stijf. Ze had kleine, priemende oogjes en ze had haar zwarte, steile haar in een knot gedaan.
‘Dan mag jij vanmiddag even terugkomen…Ciara, toch?’ Ze sprak mijn naam uit alsof het een voetbal was die door de hondenstront gerold was. Die toon maakte me gefrustreerd. Toch knikte ik licht, want anders kreeg ik hoogstwaarschijnlijk nog ergere dingen op mijn dak.
Ik stond even stil bij het feit dat ik hier pas gister pas aangekomen was, maar een enkele overnachting heb gehad en mezelf nu al diep in de nesten heb gewerkt. Voordat ik Libertas zou betreden, was mijn leven al net zo’n achtbaan. Hoewel ik vriendelijk, zorgzaam en over het algemeen ook aantrekkelijk was, kon ik mezelf maar niet uit problemen blijven. Mensen vertelden me wel eens dat ik het probleem opzocht, en andere mensen vonden zelfs dat ik het probleem zelf was. Die mensen wisten nog niet eens van mijn luiers dragen. Als ze bepaalde mensen daar achter kwamen, was mijn leven niks meer waard. Is dat het nu wel dan? Vroeg ik mezelf af.
Ik was toch al te laten met het volgen van de lerares over de uitwerking van een éen of andere som, dus keek ik de klas rond. Het viel me op dat merendeels jongens waren. Ik had nog nooit een intiemer moment met een jongen gehad als een tongzoen, alleen iets vertelde me dat Libertas dàt zelfs niet toe zou laten. Tot meisjes voelde ik me ook aangetrokken. Jongens waren over het algemeen dapperder, stoerder en bovenal buitengewoon goede beschermers, maar het zorgzame, schone idee dat ik bij meisjes had stond daar evenwijdig aan.
Bij de gedachten aan meisjes, voelde ik ineens weer een bedrukte pijn in mijn maag, aangezien ik meteen aan Nina dacht. Ik vroeg me al de hele tijd af waar zij nu was. Ik moest me van de bewakers klaarmaken voor school en zo snel mogelijk naar het klaslokaal gaan, maar Nina bleef al die tijd roerloos in de kamer liggen. Ik voelde me ontzettend schuldig, hoewel ik eigenlijk wist dat het niet mijn schuld was. Het was mijn onwetendheid waarvoor ik mezelf telkens maar voor mijn kop sloeg. Aan de andere hand: als Nina me voortijdig had voorgelicht over het strenge beleid in deze helse plek, had ik me daaraan kunnen aanpassen. Hoewel ze de tijd zelf ook vergeten was, woog de schuld alsnog zwaar op me. Ik was benieuwd in wat voor bui ze was wanneer ik haar weer tegen kwam. Àls ik haar nog zou tegenkomen. Het zou me – aangezien dit Huize Libertas is – niet verbazen als Nina in een isoleercel weg moest rotten omdat ze ‘Te zwak was om in de klas te verschijnen, regel 41.’ De computerstem suisden weer door mijn hoofd.

De les was spoedig voorbij, net zoals de rest van de dag. Ik moest erg wennen aan het feit dat we maar één pauze hadden; die duurde een heel uur. Ook stond ik te kijken van het feit dat je hier – in tegenstelling tot de reguliere scholen in Nederland – niet werd verwelkomt in iedere klas. De gehele sfeer was zo duister. Alsof de klas tot zombies gemaakt was.
En Hoeveel ik ook rond probeerde te vragen, de hele dag werd er gezwegen over Nina. Iets zei me dat ze allemaal wel wisten wat voor een straf Nina te voorduren had nadat ik het incident met de bewakers uitlegde, maar ze zwegen er gewoonweg over.
Nadat ik eindelijk uit was, verplaatste ik me zo snel mogelijk naar mijn kamer. Ik had nog geen vrienden die zich af zouden vragen waar ik was, dus ontglippen was makkelijk zat voor mij.

Eenmaal in mijn kamer aangekomen, was er geen Nina te bekennen. Niet huilend en onder de blauwe plekken, maar ook niet bewusteloos. Ze was spoorloos verdwenen.
Ik gooide mijn schooltas op bed en liep naar de kledingkast om me alvast te verkleden voor de resterende avond. Wat is vergeten was, is dat het pak luiers nog steeds in de kast lag. Het enige wat ik hoefde te doen is één van die krakende, witte luiers eruit te halen en om te doen. Mijn wijde joggingbroek samen met een net iets te groot shirt zou alles doen bedekken. Ook zat ik tenslotte op mijn kamer, dus de kans dat er bewakers aan de deur kwamen en vroegen waar ik mee bezig was zou nihil zijn. Toch knaagde er iets aan me. Het feit dat ik zo ongestoord in een luier zou kunnen liggen, terwijl ik mijn kamergenoot en enige vriendin bewusteloos achter heb achtergelaten en haar vervolgens niet meer heb gezien, deed me niet goed. Na wat overleggen met mezelf, werd de verleiding me toch te groot. Ik haalde de een joggingbroek en een groen shirt uit de kast. Met trillende handen pakte ik vervolgens een luier uit het pak en legde hem bovenop de stapel. Vervolgens duwde ik er nog een paar sokken bovenop en gooide het stapeltje op bed. Ik zette de douche en aan begon me uit te kleding.

Nog geen kwartier later lag ik op bed, geluierd en al. Ik had voor alle zekerheid de rest van het stapeltje kleding ook aangetrokken, maar dat weerhield me er niet van om constant over het plastic van de luier te wrijven. Ik lag nu al een half uurtje en de luier was nog droog, maar de druk op mijn blaas begon toe te nemen. Ik had al bedacht dat ik de gebruikte luier gewoon onderin de prullenbak in de hoek van onze kamer zou deponeren. Ik was tenslotte toch al van plan om er alleen in te plassen, en dat zou je nooit kunnen ruiken als hij onderin een prullenbak lag.
Ik keek de kamer even bestuderend rond. De deur bestond uit niet meer als een groot, metalen vak wat toevallig in de vorm van een deur gevormd was. Voor het gezicht lag er nog een klein laagje blauw verf overheen, waarvan een deel uitgeschoten was over de deurklink.
In het midden van de kamer, tegen de muur aan, stond ons stapelbed. Ik had mijn tas meteen op het onderste bed gegooid, omdat Nina akkoord ging met het bovenste bed. Op beiden bedden lag een dun matrasje en een te kort dekentje, als je het al deken kon noemen. Het woord ‘Kleedje’, was gepaster.
Achterin de kamer stond de prullen van een kleine meter in de lengte. Hij was al halfvol gevuld toen wij aankwamen. Helemaal achteraan eindigde de kamer met een muur. Ongeveer anderhalve meter boven de grond was een raam in de muur gemaakt.
Terwijl ik dromerig naar het raam lag te kijken, schoot het me opeens te binnen dat ik het raam vanochtend nog open had gedaan, terwijl hij nu weer dicht was. Dat betekende dat òf Nina al eerder vandaag in de kamer is geweest en toe was aan frisse lucht, of dat de bewakers het geopend hadden nadat de smeerlappen ons met gebalde vuist uit de kamer joegen. Of.. – Ik kapte die laatste optie meteen af. Het kwam in me op dat iemand hier misschien binnen wilde dringen, aangezien het raam eerder ook uit zichzelf dicht gedaan was.

Ik sloot mijn ogen en liet alle losdwalende gedachten in mijn hoofd verdwijnen. Ik sloot mijn handen in elkaar, haalde even een diepe ademteug en liet tenslotte mijn blaas in de luier leeglopen. Ik voelde hoe de luiers steeds meer uit ging zetten naarmate ik mijn plas had laten lopen.
Ik was net klaar met plassen, toen ik uit het niets voetstappen voor de deur hoorde. Normaal zou dat me totaal voorbij zijn gegaan, maar aangezien ik mijn ogen gesloten had en het doodstil in de kamer was viel het me op. Wanneer ik droeg was ik sowieso al een stuk scherper en dat vergrootte alleen maar aangezien ik nu in een inrichting zat welke buiten het boekje te werk ging.
Ik draaide op mijn zij en staarde naar de deur. Mijn hand gleed nog even ter controle naar beneden om te kijken of de kleding elke centimeter van de luier onder mijn kleding verborgen had. Dit, omdat ik verwachtte dat een bont en blauw geslagen Nina met een depressieve blik binnen zou vallen.
Ik spitste mijn oren, terwijl ik voelde hoe de nog niet geabsorbeerde urine naar de andere kant van mijn luier gleed. De voetstappen waren licht en gedempt. Alsof iemand expres op zijn tenen aan het lopen was. De voetstappen kwamen steeds dichterbij waardoor ik op kon merken dat de voetstappen maar van een persoon afkomstig waren. Even vroeg ik me af of het de man zou zijn die ze Occisor noemden. De man die Nina tot bloedens toe met een uit steen gehouwen gezicht heeft afgeranseld. De man die deed alsof hij een echte vent was, maar eigenlijk alleen bedreigend overkwam vanwege zijn formaat en uiterlijk.
De persoon was nu een paar meter bij de deur vandaan. Ik sloeg mezelf voor mijn kop dat ik dacht dat het Occisor was, aangezien die stalen zolen met veel geweld in mijn hoofd gestampt waren en degene die hier liep was hoogstwaarschijnlijk zo licht als een veertje en liep op balletschoenen met de dunste zolen ooit. Het was ook geen toevallige voorbijganger, aangezien er maar 2 kamers op aan deze doodlopende hal verbonden waren. Ook was de hal zelf een vleugel van het hoofdgebouw, dus verder personeel zou niet om deze tijdstippen op deze gang lopen. Ik stond er tegelijkertijd van op te kijken dat ik al zoveel over Libertas wist in deze korte tijd.

De voetstappen stopten opeens abrupt voor de deur. Vol ongeloof keek ik toe hoe er een klein, zorgvuldig opgevouwen briefje onder de massieve deur geschoven werd. Het was maar een klein kiertje onder de deur waar de brief doorheen geschoven werd, maar het paste toch.
Met uitgedachte, stille bewegingen kwam ik van het bed en plantten mijn voeten op de vloer. De luier kraakte minimaal. Net genoeg voor mij om te horen.
Ik ging door mijn knieën en pakte met trillende handen het briefje van de grond. Als ik nu geen luier zou dragen, had ik de deur opengegooid om te kijken wie het geheimzinnige briefje afgeleverd had, maar met luier was ik niet meer als een schaduw.
Ik vouwde het briefje open en begon het kleine, kriebelige en pikzwarte handschrift te lezen:

Beste Ciara,

We volgen jou. We zien jou. Jij hebt geen weet van ons, maar daar zouden wij verandering in kunnen brengen. Tenminste, als jij daarmee instemt.
We zijn ons ervan bewust dat jij dezelfde gedachtenisgang hebt als ons. Vrijheid, dat is waar we allebei om strijden. Maar aangezien jij een nieuweling bent, is verzet een onbegrepen begrip voor jou. Wij daarin tegen zijn al een stapje verder. We hebben een communie. Een clan. Een samenzwering. Wij zijn de grootste nachtmerrie van de bewakers, van Occisor.

Dit is genoeg informatie voor nu. De keus is vanaf nu aan jou. Wil je deel zijn van onze verzetsbeweging, kom dan vanavond om klokslag twaalf naar de zuidvleugel. Jij zit in Noord.
Kom alleen, en spreek hier met niemand over! Dit is onze enige waarschuwing. Als we er lucht van krijgen – en dat krijgen we – dat jij ons hebt verlinkt, dan ben je er geweest. Je bent niet de eerste die we met een handomdraai van de aardbol hebben laten verdwijnen.

Denk goed na over je beslissing, Ciara. Je zou wel eens een groot hulpstuk voor onze organisatie kunnen zijn. En nee, dat zeggen we niet tegen iedereen.

Oh, en zou je deze brief willen verbranden nadat je hem gelezen hebt?

~ Severalis Allucia.
 
Bovenaan