Peetoom (Hoofdstuk 55)
Hoofdstuk 55: Acceptatie
Voor AnneT - bedankt voor je loyaliteit, feedback en vriendschap!
“Ze hebben mijn broer gevonden?”, herhaal ik, stomverbaasd.
De woorden van Jim resoneren in mijn gedachten. Toen mijn telefoon overging, is dit wel het laatste bericht dat ik had verwacht te horen. Verward laat ik me op een bankje zakken.
“Ja, de politie heeft hem net bevrijd. Hij zei dat zijn naam Tom is, maar hij heeft geen flauw idee wie jij bent, Rick. Hij ligt nu in het ziekenhuis om aan te sterken”, legt Jim uit.
“Het ziekenhuis? Wat hebben ze met hem gedaan, dan?”, vraag ik, geschrokken van de toon van Jim.
“Dat weten we niet precies”, antwoordt Jim. “Tom heeft nog niet veel willen vertellen. Maar hij is niet in levensgevaar, alleen behoorlijk uitgehongerd. Bovendien heeft hij een hoop lichte verwondingen. De artsen verwachten dat hij behoorlijk wat hersteltijd nodig zal hebben.”
Het komt niet zo vaak voor dat ik niet weet wat ik moet zeggen. Dit is zo’n zeldzaam moment. Ik blijf maar voor me uitstaren. Als enkele van de scoutingkinderen naar huis lopen, valt het me niet eens op om terug te zwaaien.
“Rick. Wat wil je doen? Kom je hierheen om hem op te halen? Wil je dat we voor hem verzwijgen dat jij bestaat? Hoe wil je het aanpakken?”, klinkt Jim’s vragenvuur.
“Ik weet het echt niet, Jim”, zucht ik. Met mijn vrije hand probeer ik klunzig een sigaret aan te steken. “Dit is te veel om direct te verwerken. Mijn hoofd draait, om eerlijk te zijn.”
“Dat snap ik”, zegt Jim begripvol. “Luister, denk er allemaal even goed over na. Praat met Chantal, en je dochters. Ik kan je morgen terugbellen voor een beslissing. Vanavond zal het toch allemaal geen verschil maken.”
“Als je dat zou willen doen”, zeg ik, dankbaar dat ik nu geen overhaaste keuzes hoef te maken. “Dit kan ik inderdaad niet alleen beslissen. Ik dacht dat dit hoofdstuk net afgesloten was.”
“Neem je tijd”, is alles wat Jim nog terugzegt, voordat hij de verbinding verbreekt.
Verslagen blijf ik zitten. Minutenlang maak ik geen beweging, geen geluid. Mijn sigaret brandt langzaam op, zonder dat ik er een teug van heb genomen.
Als ik eenmaal weer tot rust ben gekomen, kom ik tot het besef dat de schemering is ingevallen. Snel controleer ik het terrein. Alle kinderen zijn inmiddels weg. Snel sluit ik alles af. Ik moet hier thuis over nadenken, in mijn eigen omgeving.
Zodra ik thuis ben, controleer ik Anne eerst even. Ze ligt rustig te slapen, dus dat is een zorg minder. Als iemand nu haar rust kan gebruiken, is het Anne wel. Sinds de dood van Pierre is ze emotioneel een wrak.
Stilletjes sluit ik de slaapkamerdeur. Een kamer verder laat ik me op mijn eigen bed vallen. Allerlei zorgen spoken door mijn hoofd. Hoe kan ik Anne zo goed mogelijk helpen? Wat doe ik met Tom? Als Noor straks weer naar huis komt; hoe gaan we dan voor haar zorgen? Oh. En ik ben ook nog net vader geworden.
Het is veel vroeger dan ik normaal gesproken in slaap zou vallen. Maar ik ben nu zo uitgeput, dat ik mezelf niet kan helpen. Er is niet genoeg koffie op de wereld om mij nu wakker te houden.
De volgende ochtend ben ik vroeg wakker. Ik voel mezelf ook gelijk een stuk rustiger. Gewapend met een sigaret en een kop koffie, zit ik aan de keukentafel.
Alle angsten die ik gisteravond nog voelde, heb ik weg kunnen werken. Heb ik veel aan mijn hoofd? Natuurlijk. Het zijn stuk voor stuk grote beslissingen. Maar eigenlijk is het allemaal niet zo schokkend moeilijk op te lossen.
Voor Noortje kan ik nu niets anders doen dan haar door de laatste dagen in het ziekenhuis helpen. De chemokuur heeft zijn werk gedaan, en nu kunnen we alleen maar hopen dat ze gezond blijft. En goed voor haar zorgen.
Over Chantal en Joni hoef ik me ook geen zorgen te maken. Natuurlijk zal een baby het hele huishouden op zijn kop zetten, maar rustig is het hier nooit geweest. Met Chantal aan mijn zijde, weet ik zeker dat we dat aankunnen.
Maar dat heeft mij wel een ander besluit doen nemen. Ik ga Tom niet ophalen. Het klinkt wellicht raar, aangezien ik zo lang naar hem gezocht heb. Maar, juist die zoektocht heeft het hem gedaan. Keer op keer was mijn gezin in gevaar. En dankzij de dood van Pierre, en het onderzoek dat daar nog naar loopt, zijn we er voorlopig nog niet vanaf.
Moet ik dan een vreemde oom in huis gaan halen, die bovendien een drugsverleden heeft? Help ik mijn fragiele gezin daarmee? Totaal niet. En Tom ook niet. Hij zal ongetwijfeld veel hebben meegemaakt in Italië. Daar zou ik hem toch niet mee kunnen helpen.
Nee, mijn focus moet nu liggen op mijn directe gezin. Het vrouwenhuishouden. En vandaag moet ik er eerst voor zorgen dat ik Anne wat opgevrolijkt krijg. Ook daarvoor heb ik inmiddels een plan bedacht.
Zodra het negen uur is, loop ik Anne’s kamer binnen. Vastbesloten haal ik het rolluik omhoog. “Zo! Goedemorgen, Schoonheid”, roep ik, net iets te hard.
Anne kreunt, van schrik en frustratie, in haar kussen. Ze begraaft haar ogen erin, omdat het zonlicht te fel voor haar is.
Ik kijk haar kamer rond. Het is nogal een rommeltje. Normaal is dat bij Anne nooit zo. Meestal is die kamer schoner dan de rest van het huis. Maar nu Anne zo down is, houdt ze niets bij.
“Kom op, meid. Opstaan. Wij gaan vandaag een leuke dag hebben”, moedig ik Anne aan om haar bed uit te komen. “Als jij me nu dwingt om mijn bed uit te komen, dan kan ik je garanderen dat we beiden geen leuke dag gaan hebben”, zegt Anne, gefrustreerd.
Ongeïnteresseerd zwaai ik het dekbed van haar af. “Als het moet, til ik je uit bed”, dreig ik, met een kwinkslag. “NOU!”, roept ze, beledigd. “Ik sta al op.”
“Goed zo”, zeg ik, terwijl Anne geïrriteerd haar bed uitkomt. “Ga jij die luier maar eens afdoen en je douchen. Ik zal hier wat opruimen, en daarna gaan wij iets leuks doen.”
“Ja, ja. Ben al weg”, snouwt Anne, en al snel hoor ik de badkamerdeur dichtslaan, en de douche lopen.
Zelf begin ik de kamer wat op te knappen. Ik verschoon Anne’s beddengoed, en ruim de was en afwas op. Daarna verzamel ik het afval, en de prullenbak. Hierin liggen wat gebruikte luiers, en die zijn goed te ruiken. Snel kieper ik alles in de vuilnisbak die buiten staat.
Als alles er een beetje netjes uitziet, loop ik naar de kamer van Noor. Uit haar kast haal ik alle luiers en oude luierbroekjes die daar nog liggen. Ik neem ze mee naar de kamer van Anne, en maak daar een plank in haar kast voor vrij.
Daarna leg ik haar speen en flesje erbij, en Sheldon de schildpad zet ik bovenop een pak luierbroekjes. Alsof hij de hele boel voor Anne beschermt.
Tevreden bekijk ik mijn werk. Vandaag is het de bedoeling dat ik Anne daadwerkelijk laat zien dat de luiers absoluut deel mogen uitmaken van haar leven. Maar het moet wel een deel blijven. Ik wil niet dat het haar leven gaat beheersen. Dat zou nu eenmaal niet gezond zijn. Voor een slimme, jonge meid als Anne is er veel meer in het leven om van te genieten.
Anne is stomverbaasd als ze even later haar slaapkamer binnenkomt. Ik heb de kastdeur open laten staan, zodat ze het direct kan zien.
“Vind je het wat?”, vraag ik nieuwsgierig. “Dankjewel. Sorry dat ik net zo kribbig deed, maar het was je eigen schuld.” Ik moet er hartelijk om lachen. “Ik weet het”, reageer ik. “Mij moet je ook niet te vroeg wakker maken.”
“Zijn dat alle luiers van Noor? Het is zoveel”, vraagt Anne. Ik bevestig dat. “Noor wordt in het ziekenhuis echt wel voorzien van wat ze nodig heeft. En zodra ze thuiskomt kan ik ongemerkt nieuwe voor haar halen. Ik heb je een eigen voorraad beloofd, en dat los ik nu in.”
“Dat is best wel lief van je”, geeft Anne toe. “Er zitten wel drie voorwaarden aan”, leg ik uit. “Met deze voorraad moet je het doen tot het eind van het jaar. Ik heb geteld, en het moet meer dan genoeg zijn. Dan heb je er drie per week, en af en toe zelfs meer.”
“Ik denk dat dat wel goed komt”, grinnikt Anne. “En ik kan zelf ook wel bijkopen als het nodig is.”
“Probeer het eerst hier maar mee”, temper ik de verwachtingen wat. “Daarnaast, ik wil dat je, zodra Noor thuiskomt, probeert om het zo onopgemerkt mogelijk te doen. Je weet dat je hier thuis jezelf mag zijn, maar we weten niet hoe je zusje reageert. Zodra Noor thuiskomt, heeft ze absolute rust nodig.”
“Dat snap ik”, reageert Anne. “Ze mag zich niet druk maken. Wat is je derde voorwaarde?”
“Dat is de makkelijkste van allemaal”, zeg ik triomfantelijk.
“Ik wil een knuffel en dat je zometeen met me meegaat. Geen gezeur, een beetje op me vertrouwen. Oké?”
“Dat zijn twéé dingen”, lacht Anne. “Ik heb eigenlijk helemaal geen zin om naar buiten te gaan, maar ik vertrouw je.”
“Super!”, reageer ik. “Nou, die badjas uit en jezelf aankleden. We moeten over een half uur weg, en eerst nog ontbijten.”
“Waar gaan we naartoe?”, vraagt Anne nieuwsgierig. “Dat verklap ik niet”, antwoord ik. “Maar, die losse luier op je bed? Trek die maar aan.”