Peetoom (Epiloog II)
Oké, de epiloog is anderhalf keer zo lang geworden als de bedoeling was. Ik hoop dat het bevalt en dat jullie zin krijgen in een derde serie.
Epiloog II
“Kom, lieverd, je moet toch iets eten?”
Al de hele week moet ik de grootste moeite doen om Anne aan het eten te krijgen. Eten, praten, lachen; alles kost een hoop moeite.
Dat is natuurlijk ook niet zo vreemd, want Anne heeft een ontzettend traumatische ervaring gehad. De confrontatie met Pierre, ik kan me gewoon niet voorstellen hoe eng dat voor haar geweest moet zijn.
En dan ook nog degene zijn die Pierre uiteindelijk heeft neergeschoten. Degene die hem heeft zien sterven. Na alle geschiedenis die er al tussen die twee was? Geen wonder dat ze er nu zo aan toe is.
Zoals ze nu tegenover me zit, herken ik Anne haast niet. Met haar handen houdt ze haar hoofd vast, terwijl ze naar het bord pasta staart. Zoveel heb ik niet eens voor haar gemaakt, omdat ik weet dat ze toch niet veel honger heeft.
Het is net alsof er geen energie meer in Anne zit; geen leven. Ze is er wat dat betreft erger aan toe, dan toen ze hoorde dat Pierre vrij zou komen.
“Sorry, ik ga naar boven”, zegt ze ineens. Een antwoord heb ik nooit gekregen. Het is niet dat het me frustreert dat Anne het eten laat staan, waar ik mijn best op heb gedaan. Ik maak me gewoon zorgen. Dat ze zich vreselijk voelt op dit moment, dat is logisch. Maar als ze zo doorgaat, dan begint ze zich gewoon uit te hongeren.
Mijn frustratie is gericht op mezelf. Waarom kan ik haar nou niet helpen? Anne heeft het vaker moeilijk gehad, maar uiteindelijk vonden we een manier voor haar om ermee om te gaan. Maar nu?
Op mijn tenen loop ik naar boven, aangezien ik er vanuit ga dat Anne weer probeert te slapen. Ik zal wel even moeten, aangezien de bijeenkomst op scouting zometeen begint.
Aangezien Merel verdwenen is, heeft de staf mij gevraagd of ik een paar keer wil komen helpen. Merel deed daar zoveel werk, dat het zonder haar behoorlijk spaak begint te lopen. Ik ben er maar op ingegaan. Scouting heeft Anne en Noor altijd een hoop geleerd, en het kan geen kwaad om ook eens mijn steentje bij te dragen.
Op dit moment is Chantal nog in het ziekenhuis, maar over een paar dagen mogen zij en Joni naar huis. Joni, ja. We hebben haar toch vernoemd naar de vader van Chantal, Jonathan. Gelukkig is het ook gewoon een leuke naam.
Nadat ik mijn wandelschoenen heb aangedaan, luister ik stilletjes aan de deur van Anne’s kamer. Ik kan haar zachtjes horen huilen.
“Verdomme”, vloek ik op fluistertoon. De machteloosheid, dat is waar ik niet goed mee om kan gaan.
Ook al weet ik niet precies wat ik moet doen, ga ik maar op mijn gevoel af. Snel haal ik beneden haar bord met pasta op, voordat ik zonder te kloppen Anne’s slaapkamer binnenga.
Alles is er donker. Het rolluik is dicht, en alleen een leeslampje op haar nachtkastje staat aan. Ik kan amper zien waar ik loop.
Anne ligt op haar buik in bed, met haar hoofd begraven in haar kussen. De luier, die ze ook beneden al droeg, steekt een flink stuk boven haar pyjamabroek uit. Normaal gesproken valt het me al bijna niet meer op als Anne een luier draagt, maar deze keer kan ik er ook niet omheen.
Ik zet het bord met eten op Anne’s nachtkastje, en ga naast haar op bed zitten. Voorzichtig wrijf ik met mijn hand over haar rug.
Blijkbaar heeft Anne mij niet horen binnenkomen, want bij de aanraking kijkt ze geschrokken omhoog. Gelijk valt het me op dat ze een speen in haar mond heeft.
De speen herinnert me aan hoe ik Anne de vorige keer heb kunnen helpen, toen ze het zo moeilijk had. Door actief voor haar te zorgen. Ze heeft het moeilijk, en dat is haar goed recht nu. Als ze zich daardoor gedraagt als een kind van twee, dan moet ik haar misschien maar zo benaderen.
“Zo, dat mondje van jou kan dus toch nog open?”, zeg ik vrolijk, terwijl ik met mijn vinger tegen de ring van Anne’s speen tik. Anne kijkt me verbaasd aan. Ze had totaal niet verwacht dat ik dit zo met haar mee zou spelen.
“Ligt Sheldon daar nou op de grond?”, vraag ik overdreven verbaasd, terwijl ik de schildpadknuffel van de vloer raap en aan Anne geef. Snel drukt ze hem veilig tegen zich aan, terwijl ze zich op daar zij draait. Haar luier kraakt behoorlijk en, een beetje beschaamd, trekt ze snel haar broek omhoog. Ik negeer het allemaal.
“Als ik je help…”, probeer ik een deal te sluiten, “… probeer je dan een beetje te eten?” Ik schep een beetje pasta op de lepel en houd hem recht voor Anne’s mond.
Ik kan zien dat ze er even over moet nadenken. We hebben afgesproken dat ik alleen mee zou gaan in haar kinderlijke gedrag, op momenten dat ze het echt moeilijk heeft. Zoals nu. Maar ik denk niet dat Anne had verwacht dat ik zelf initiatief zou nemen.
Uiteindelijk haalt Anne vrijwillig haar speen uit haar mond en staat ze toe dat ik haar voer. Ik betrap mezelf erop dat ik het stiekem best leuk vind om er een verhaaltje omheen te vertellen. Bij de laatste hap is de lepel een luchtballon, die ik per ongeluk lek zou hebben geprikt met mijn sigaret, en daardoor pardoes neerstort op haar neus.
“Nouhou”, lacht Anne, terwijl ze de pasta van haar neus veegt. “Daar, zie ik je toch nog lachen vandaag”, zeg ik serieus. Het is maar goed dat ik een stukje keukenrol had meegenomen, waarmee ik haar neus schoon kan maken.
“Ben je nog droog?”, vraag ik daarna, een beetje onwennig. Anne knikt. “Zodra ik strakjes terug ben van scouting, dan kom ik nog wel even kijken. Als je dan nat bent, help ik je eventueel wel.”
Terwijl ik haar een zoen op haar voorhoofd geef, bedankt Anne me. “Waarvoor, lieverd?”, vraag ik direct. “Dat je dit allemaal voor me wilt doen”, verklaart ze.
Ik lach en, terwijl ik haar speentje weer in haar mond steek, herinner Anne er nog eens aan dat ik voor haar en haar zusjes alles zou doen.
Mijn eerste bijeenkomst op de lokale scoutinggroep is best goed verlopen. Om de één of andere reden blijk ik goed om te kunnen gaan met de kinderen. De leeftijdsgroep vind ik ook wel leuk. Alle kids in mijn groep zijn tussen de elf en vijftien; vroege pubers, dus. Die durven af en toe tenminste een beetje vreg te zijn. Dat kan ik wel waarderen.
Er was echter één meisje dat er voor mij wel tussenuit sprong. Eva, heet ze. Ze heeft een enorme bos rode krullen. Echt prachtig om te zien. Ik dacht altijd dat Noor een krullenbol was, maar vergeleken bij de struik van Eva is zij een plukje gras.
Eva ligt niet zo heel goed binnen de groep. Ze is heel stil, en heeft moeite om sociaal om te gaan met de andere kinderen. Maar je kunt zien dat ze het tenminste probeert, wat al een belangrijke stap is.
Met de leiding kan ze dan wel weer goed overweg. Eva heeft de technieken blijkbaar altijd heel snel onder de knie, waardoor ze zich een toch een beetje positief kan onderscheiden.
Ik heb net met de andere stafleden een korte nabespreking gehad. Aangezien zij alletwee vroeg naar huis moeten, heb ik toegezegd om hier te wachten tot alle kinderen zijn opgehaald. Er is nog koffie, dus ik krijg mijn tijd wel om.
Buiten zijn nog wat kinderen met een voetbal aan het spelen. Eva doet ook mee, en het lijkt zowaar goed te gaan.
Maar, net als ik met mijn verse kop koffie, in mijn stoel wil gaan zitten, kan ik iemand horen vallen. Het kan ook niet anders; Eva is hard op haar knie terecht gekomen. Snel loop ik er naartoe om te kijken hoe het met haar is.
“Ai, dat ziet er niet zo goed uit”, zeg ik, zodra ik wat bloed zie. “Je hebt je broek en je knie geschaafd, doet het geen pijn?”
“Een beetje”, zegt Eva stoer. “Ik probeerde een sliding te maken, maar dat werkt niet zo goed op de stoeptegels.”
“Nee, goh”, zeg ik, een beetje sarcastisch. “Loop maar even voorzichtig naar het bankje daar en dan pak ik de EHBO-trommel. We moeten dat echt schoonmaken, dus probeer je broek even omhoog te rollen.”
Het is net alsof ik haar een mes op de keel heb gezet, ofzo. “Nee, dat wil ik niet”, zegt Eva resoluut. “Het doet echt geen pijn hoor! Gewoon om de wond schoon te houden?”
Eva weigert opnieuw, en ik snap nog steeds niet waarom. Maar het maakt ook niet veel uit. “Laat maar, mijn vader is er al”, zegt Eva, terwijl ze naar de donkere auto wijst, die net op de parkeerplaats verschijnt.
“Oké, maar ben je er wel voorzichtig mee? Dat moet je thuis echt even schoonmaken”, zeg ik bezorgd. “Komt goed”, verzekert Eva me, terwijl ze bijna hinkelend naar de auto loopt.
Ik weet niet wat het is, maar ik blijf met een vreemd gevoel achter.
Veel tijd om erover na te denken, heb ik echter niet. Mijn mobiele telefoon begint te rinkelen. Terwijl ik de rest van de kids zeg dat ze voorzichtig moeten zijn op de stoeptegels, loop ik met mijn telefoon in de richting van de parkeerplaats.
De auto van Eva’s vader staat er nog. En precies als ik hun richting uitkijk, kijkt Eva terug. Er rollen tranen over haar gezicht. Met een hand houdt ze haar wang vast, alsof ze daar pijn heeft. Ik kan haar vader horen tieren, terwijl hij de auto start. Een paar seconden later zijn ze weg, mij bezorgd achterlatend.
“Rick? Met Jim”, hoor ik aan de andere kant van de lijn, zodra ik mijn telefoon eindelijk opneem.
“Jim, hoe is het? Toch geen slecht nieuws, hoop ik? Niets persoonlijks, maar ik voel me altijd een beetje ongemakkelijk als je belt”, zeg ik eerlijk.
“Nee, integendeel, Rick”, stelt Jim me gerust. “Ik heb net bericht gekregen van collega’s van de Italiaanse politie. Ze hebben net een inval gedaan in het ouderlijk huis van Pierre. Ze hebben daar een hoop ontdekt, Rick. Ook mensen.”
“Wat? Wie dan? Merel?”, reageer ik verbaasd.
“Nee. Je broer, Rick. Ze hebben hem gevonden.”