Daar is 'ie dan alsnog. Een aangepast laatste hoofdstuk, dat genoeg vragen over zal laten richting serie 3. Hopelijk nog een laatste, onverwachte
twist..
Zal later nog even terugkomen op de verborgen hints, etc.
Hoofdstuk 26: Waterloo
Spoor trapt het gaspedaal van de huurauto behoorlijk in. Sofie probeert om niet op de weg te letten. Ze speelt met haar armbandje. Een vriendschapsbandje dat Joy ooit voor haar gemaakt heeft. Sofie heeft geen flauw idee wat Puck van plan is met haar zusje en dat beangstigt haar. De haast die Spoor lijkt te hebben, maakt dat alleen maar groter.
“Het spijt me”, zucht Spoor na een tijdje.
De ongemakkelijke stilte is verbroken, maar Sofie voelt zich er niet bepaald beter bij.
“Hoe bedoelt u?”
“Ik geloofde haar toen ze zei dat ze jou alles had verteld. Toen ze zei dat ze haar medicatie gewoon nam. Ook al had ik mijn twijfels.. Ik wilde haar geloven..”
Sofie haalt haar schouders op.
“Ik snap nog steeds helemaal niets van deze situatie. Het is net alsof iedereen geheimen voor elkaar heeft, ik twee keer door een hel ben gegaan.. en uiteindelijk mag ik niemand iets kwalijk nemen. Niemand kan ergens iets aan doen, dus mijn boosheid doet er blijkbaar niet toe..”
Een golf aan adrenaline trekt door Sofie haar lichaam.
“Natuurlijk mag je boos zijn”, reageert Spoor. “Geloof me, dat ben ik ook. Maar die boosheid gaat ons niets brengen als we in Eindhoven zijn.”
“Als ze haar medicatie niet neemt.. hoe serieus is dit dan? Op een schaal van één tot tien?”
Spoor neemt een flinke teug van zijn sigaret, terwijl hij het stuur met één hand vasthoudt.
“Twaalf”, zucht hij.
Zijn ogen blijven op de weg gericht.
De rest van de rit is Sofie er vooral op gefocust om de knoop in haar maag niet te laten knappen. Er staat iets slechts te gebeuren. Ze voelt het aan alles.
Na een klein uur komen Spoor en Sofie aan bij hun bestemming.
“Ik zet de auto hier”, legt Spoor uit. “We moeten een stukje lopen, maar ik wil niet dat ze ons aan ziet komen. Eerst de situatie observeren.”
“Moeten we de politie niet bellen?”, vraagt Sofie zachtjes.
“Nee”, schudt Spoor. “Dan zijn we haar voorgoed kwijt.”
Sofie staart in de richting van het vakantiehuisje. Misschien zou dat voor iedereen wel het beste zijn. Dan eindigt het vandaag. Hoe dan ook.
Spoor loopt stevig door. Sofie twijfelt even, maar volgt hem dan. De avond is gevallen. Alles is donker, op het felle licht van een enkele lantaarnpaal na.
ZES WEKEN LATER
Als de broeder de deur naar de grote hal voor haar openmaakt, knijpt Sofie haar ogen meteen even dicht. Dat felle licht hier ook altijd..
Beleefd groet ze de twee dames achter de balie, voordat ze doorloopt naar de wachtruimte. Spoor staat haar daar al op te wachten. Het valt Sofie meteen op dat zijn arm nog altijd ondersteund wordt door een mitella.
“U ziet er goed uit”, groet ze Spoor.
“Ik heb me nochtans wel eens beter gevoeld”, reageert hij droogjes.
“Daar weet ik alles van.”
Spoor legt de hand van zijn goede arm even op Sofie haar schouder en knijpt bemoedigend.
“Ik ben blij dat je dit gesprek aan wil gaan”, zegt hij. “Het zal haar helpen. Ons allemaal.”
Sofie knikt stilletjes.
“Ik ben hier voor mijzelf”, reageert ze kort.
Spoor is zowaar onder de indruk. Het is waarschijnlijk de eerste keer dat hij ziet dat Sofie het in zich heeft om voor zichzelf op te komen. Goed voor haar.
Het is duidelijk dat die noodlottige avond Sofie veranderd heeft..
Even heerst er een ongemakkelijke stilte. Hoewel Spoor en Sofie samen een ontzettend nare ervaring hebben doorstaan, blijft er toch een zekere afstand tussen de twee. Niet persé onprettig, maar wel degelijk een afstand.
“Ze zit al in de tuin”, zegt Spoor uiteindelijk. “Als je er klaar voor bent, dan gaan we samen.”
“Ik ben al een hele tijd klaar”, reageert Sofie.
Ze speelt nerveus met haar nieuwe armbandje. Het blijft vreemd aanvoelen, zeker door het verband dat ze nog altijd om haar hand moet dragen.
“Dan gaan we maar meteen”, knikt Spoor.
De kliniek heeft een mooie, grote tuin. Op een zonnige dag – zoals vandaag – is het een fijne plek om bezoek te kunnen ontvangen. Het gras en de ondiepe vijver zijn tenslotte een veel prettiger uitzicht dan de vier muren die de tuin omringen. Of het grote hek dat daar weer omheen staat.
Puck zit inderdaad al aan een tafeltje, zodra Spoor en Sofie de tuin betreden. Zodra ze hen opmerkt, gaat ze snel rechtstaan. Het is duidelijk dat Puck net zo nerveus is als Sofie zelf. En terecht..
Sofie negeert Puck volledig tot ze is gaan zitten. Dan toont ze Puck een blik die volledig op onweer staat. De verachting voor alles dat er is gebeurd, lijkt zo’n beetje van haar af te druipen.
“Het spijt me..”, snikt Puck vrijwel meteen.
Natuurlijk, de sluizen gaan meteen open. Sofie is er inmiddels niet meer zo gevoelig voor als eerder. De tranen mogen dan – in tegenstelling tot die noodlottige avond – gemeend zijn.. Sofie kan er niets mee.
Op Puck haar voorhoofd is nog steeds een wond te zien. Spoor zijn schouder, Puck haar voorhoofd, Sofie haar hand.. drie oorlogswonden. Permanente herinneringen aan wat er die avond allemaal is gebeurd.
Sofie kan althans niet anders dan hopen dat Puck minstens met een litteken blijft zitten.
“Ik wil alleen maar weten waarom je het gedaan hebt”, bijt Sofie Puck toe.
Een eenzame traan rolt over Puck haar wang, terwijl ze zoekt naar een antwoord.
“Ik snap het zelf ook nog altijd niet”, snikt ze.
“Ach, hou toch op.. je hebt zes weken lang de tijd gehad en dit is het beste dat je kunt verzinnen? Mijn zusje heeft nachtmerries. Ik mag haar niet eens meer zien. Mijn familie kotst me uit. Het gaat nog maanden duren voor mijn hand is genezen.. laat staan die storm in mijn hoofd.. en jij snapt het zelf ook nog even niet?!”
“Ik weet het, oké!”
“Jij weet net niets.”
De woorden van Sofie snijden dwars door Puck haar ziel. Alsof ze zelf niet dondersgoed weet dat ze grote fouten heeft gemaakt..
“Wie ben jij eigenlijk?”, bijt Sofie haar toe. “Puck? Stalker? Froukje?”
“Allemaal”, geeft Puck toe.
“Ik denk dat het goed is dat we ons richten op de toekomst”, onderbreekt Spoor het gesprek.
“Mooi niet. Ik heb je gespaard en dat weet je héél goed. Als ik de politie alles verteld had, dan zat jij nu niet hier. Of misschien ook juist wel. Maar hoe moet ik mij richten op mijn toekomst als mijn verleden en mijn heden nog één grote puinzooi zijn? Dankzij jou!”
Puck kijkt schuldig naar de grond.
“We moeten allemaal verder, Sofie. Het helpt niemand om te blijven hangen in wat er gebeurd is.”
“Gaat u haar nu verdedigen? Bent u vergeten wat er met uw arm is gebeurd? Wat ze allemaal gedaan heeft? Dimi? Renée?”
“Natuurlijk niet”, schudt Spoor. “Maar we weten ook allemaal dat.. Puck.. die keuzes niet bewust heeft gemaakt. Dat er een heel goede reden is voor waarom deze dingen zijn gebeurd. Iets waar zij ook zelf niet om gevraagd heeft.”
“Ik wist dat dit nutteloos zou zijn”, zucht Sofie.
Het liefst zou ze meteen zijn opgestaan, maar er is iets dat haar in deze stoel houdt. Ze observeert zoveel mogelijk. Het natuurlijke licht, de geur van de vijver, de vogels.. het heeft iets vredigs.
“Er is toch ook niets dat ik kan doen om alles ongedaan te maken? Ik kan de tijd niet terugdraaien, ook al zou ik niets liever willen.. geloof me..”, mompelt Puck.
“Ik geloof je niet. Na alles wat je hebt gedaan, ben jij de laatste persoon op deze planeet die ik op haar woord zou geloven. Hoe ga ik ooit nog iemand vertrouwen, na de pijn die je me aangedaan hebt? Ik vertrouwde je! Volledig! Meer dan ik ooit bij iemand heb gedaan..”
“Misschien is een verandering van omgeving wel goed voor je. Heb je nog nagedacht over Rotterdam? Ik denk dat die afstand jullie in eerste instantie allebei goed zal doen. Het zal dingen in perspectief zetten.”
Sofie schudt haar hoofd.
“Daar kan ik nu echt nog niet aan denken. Ik heb hier eerst nog dingen af te sluiten. Daarom ben ik ook op deze uitnodiging ingegaan. Om dit af te sluiten. Voorgoed. Jij en ik. Het is voorbij. Ik wil dat je uit mijn buurt blijft en dat geldt al helemaal voor mijn familie. Duidelijk?”
Sofie ziet dat Puck overstuur begint te raken, en besluit dat het genoeg is geweest. Eén van de verpleegkundigen is dat blijkbaar met haar eens, want ze stapt op de tafel af.
“Mensen, ik denk dat het beter is om dit gesprek af te breken. Het is de bedoeling dat onze patiënten hier mentaal weer tot rust kunnen komen en het lijkt er niet op dat jullie die kant uitgaan.”
Spoor knikt.
“Denk toch nog even over mijn aanbod na. Je hebt talenten en het zou zonde zijn om die niet verder te ontwikkelen”, moedigt hij Sofie aan.
“Zal ik je terugbrengen naar je kamer?”, zegt de verpleegkundige, terwijl ze de mensen aan de tafel observeert. De vraag blijft even hangen.
Sofie en Puck kijken elkaar aan. De spanning blijft voelbaar voor iedereen om hen heen. Hoe graag ze ook willen, ze weten allebei dat dit .. wat het dan ook mag zijn .. nog lang niet voorbij is. Uiteindelijk staat Sofie op.
“Ja”, zegt ze kortaf. “Breng me maar terug naar de afdeling.”
De verpleegster knikt en biedt haar moederlijk een arm aan. Voordat Sofie definitief kan weglopen, doet Spoor nog een laatste poging.
“Overweeg het in elk geval? De wereld ligt voor je open. Jij hoort hier niet..”
“Dat klopt”, reageert Sofie koeltjes, haar blik gericht op Puck.
Op het aanbod van Spoor gaat ze niet meer in. Ze ziet wel. Rotterdam loopt vast niet weg.
“Wij gaan terug naar boven”, seint de verpleegkundige de baliemedewerkers in. Die drukken op een knop om een deur voor ze te openen.
Sofie laat zich naar binnen leiden. Het felle licht verdwijnt weer. De geur van de vijver gaat langzaam maar zeker weer over in de ziekenhuislucht van de gesloten afdeling.