Hoofdstuk 10: Eerste Hulp
Ik ben blij dat ik een witte blouse heb aangetrokken, aangezien het behoorlijk warm is. Een vredige zon staat op de hoogste stand zijn werk te doen. Gelukkig is de lucht niet al te vochtig en blijft zo ook de benauwdheid uit. Mijn voorhoofd is verdacht vrij van zweetdruppeltjes terwijl ik op m’n dooie akkertje langs de plantjes slenter. Af en toe stop ik om in de schaduw van een wat grotere boom de heerlijke geur van de gewassen op te snuiven.
Als dit geen paradijs is, dan weet ik het ook niet meer.
De rijen met plantjes lijken zich eeuwig uit te strekken, waardoor mijn wandeling eindeloos kan duren. En waarom ook niet? Ik ben nooit een wandelaar geweest, maar het is niet alsof ik het klokje in de gaten moet houden. Of me aan iemand heb te verantwoorden. Toch?
In de verte zie ik iemand in mijn richting lopen. Iets waar ik normaal ontzettend van zou balen, maar dat me nu gek genoeg niet stoort. Ik kan hier zo rustig wandelen dat ik tijdens mijn hele tocht nog geen enkele ziel ben tegengekomen. Dan moet je ook niet klagen als er één persoon per ongeluk dezelfde plek heeft uitgekozen om even alleen te willen zijn.
Naarmate we elkaar dichter naderen begint ik haar te herkennen. Die blauwe ogen, bijna verborgen onder de rand van haar zonnehoed. Die mooie, goudblonde krullen. Zelfs het loopje is typisch voor háár.
Ik zet mijn zonnebril af om een betere blik op de vrouw te kunnen werpen. Het kan toch niet? Dit is toch onmogelijk? Snel kijk ik om me heen. De vredige plantage, de heerlijke geur van koffie en nu zij.. het kan maar één ding betekenen.
Zo snel als ik kan ren ik op haar af. Als ik dichtbij genoeg ben, verschijnt er een glimlach op haar gezicht. Diezelfde, prachtige glimlach die mij zo vaak heeft doen smelten. Ze is het echt.
“Vera?”
Ik grijp haar stevig vast en til haar kort op, alsof ik haar volledig in me wil opnemen. Mijn tranen belanden op haar mooie jurk, maar we zijn allebei gewend om die vakkundig te negeren. Het liefst zou ik haar een eeuwigheid lang zo vasthouden, maar ik wil haar zien. Ik wil naar haar kunnen kijken. Haar zien.. ruiken.. horen..
Zodra ik haar weer op de grond zet, legt Vera een hand op mijn wang.
“Ben.. ik kan niet geloven dat ik je zie..”
“Vertel mij wat..”, zucht ik.
Zonder tijd te verspillen zoen ik haar. Het voelt inniger dan ooit. Ik had nooit gedacht om haar ooit nog eens te kunnen proeven, hoe klef het dan ook mag klinken. De zoen duurt veel te lang en tegelijkertijd veel te kort. Starend in haar prachtige ogen probeer ik de hele situatie te begrijpen. Ik snap niet hoe dit mogelijk is, maar het is oprecht het beste dat me ooit is overkomen.
Wacht.. ‘oprecht’..
Ik zoek het elastiekje, maar mijn pols is leeg en vrij van pijnlijke rode plekken. Langzaam dringt het tot me door. Ik droom. Het kan niet anders..
“Jij bent niet echt, hè?”, vraag ik, vrezend voor het antwoord.
“Ik ben net zo echt als jij”, glimlacht ze.
“Waar zijn we?”
“Geen idee. Jij hebt deze plek uitgekozen.”
“Oh..”
Mijn hand vindt zijn weg naar de hare en grijpt die stevig vast.
“Waarom.. zijn we hier? Ben ik dood?”
“Daar lijkt het wel op, hè?”
“Ik weet dat je dit nooit echt hebt gevat, maar een vraag krijgt meestal een antwoord.. niet een wedervraag..”
“Wat ik bedoel is dat je een leven leidt alsof je al overleden bent. Maar dat is niet zo, Ben. Het heeft toch geen enkele zin om je dagen te slijten alsof je al naar de koffietafel toeleeft?”
“Eén.. elke tafel is een potentiële koffietafel. Twéé, de koffietafel komt meestal na het overlijden. Iets dat – in mijn geval – de ultieme ironie zal zijn.”
“Dit bedoel ik nou. Je gaat alles uit de weg dat echt belangrijk is.”
“Ik ga alles uit de weg? Veer, ik weet niet of jullie breedbeeldtelevisie hebben, maar het lijkt er toch op dat je een aantal details stevig hebt gemist. Ben ik Froukje uit de weg gegaan? Of Bindi? Volgens mij doe ik precies wat je me hebt gevraagd. Je geld inzetten voor iets goeds.”
“Het is prachtig wat je voor hen doet, maar dat is niet alles dat ik heb gevraagd. Weet je nog?”
“Ik leef toch nog? Of in elk geval ongeveer, afhankelijk van wat dit precies moet voorstellen..”
“Op de bank zitten en dutjes doen noem ik niet echt leven.”
“Dus jij bent nu de expert?”
Vera grinnikt. Ik smelt. Hoe doet ze dat toch? Hoe heeft ze dat altijd al gekund? Mijn sarcasme uit de lucht zuigen en omzetten naar geluk? Altijd dwars door me heen kunnen kijken? Die gefronste wenkbrauw omhoog houden tot ik toegeef en zeg wat ik echt voel?
“Ik wil helemaal niet leven zonder jullie”, geef ik toe.
“Die keuze is niet aan jou.”
“Oh, dus God bestaat?”, sla ik aan, terwijl ik demonstratief rondkijk. “Waar is zijn kantoor? Ik heb zowel een paar dankwoorden als een enorme stapel aan klachten die ik nog moet indienen.”
“Denk je echt dat je een discussie van Hem zou winnen?”
“Ik win van Bindi. Soms..”, protesteer ik zwakjes.
“Je bent alleen maar bezig met hoe oneerlijk alles is. Ja, je doet het heel goed met die meisjes, maar niet voor jezelf. Ik ben ongelooflijk trots op hoe je voor hen al het onrecht probeert op te lossen, maar er is meer in het leven dan alleen ellende.”
“
Hard disagree.”
“Ben..”
Voorzichtig legt Vera mijn hand op haar onderbuik en ik voel háár. Ons meisje.
“Het moet geen last zijn om die vadergevoelens een plekje te geven. Om ze te kunnen uiten. Je denkt toch zeker niet dat het toeval is dat de twee mensen die je ondersteunt geen echt vaderfiguur in hun leven hadden tot ze jouw ontmoetten?”
“Dat was mijn hoop..”
“Tot je accepteert dat wat wij hebben meegemaakt niet jouw schuld is, zal die last niet van je schouders kunnen. Je mist veel te veel van het leven door jezelf te verstoppen en wijs te maken dat slechte dingen gebeuren omdat je een slecht mens bent. Dat moeten die twee je intussen toch wel hebben geleerd? Of zijn zij ook slechte mensen?”
“Ze hebben me gedwongen om thee te drinken, dus ik zie voorlopig af van een mening.”
“Weet je nog hoe we elke ochtend samen thee dronken? Hoe ziek ik ook was, of hoe moe jij je ook voelde. Juist die momentjes maakten het voor mij draaglijk. Ook al was er een overvloed aan pech, kon ik door blijven vechten door die kleine geluksmomenten. Dat doe je allemaal niet meer. Weet je nog hoe hard je je best deed om elke keer nieuwe smaakjes voor me te vinden? Je had er nog lol in ook! En nu?”
“Ik was zevenentwintig. Wat wist ik nou helemaal?”
“Je zorgde ervoor dat ik me goed voelde en daardoor durfde jij dat ook. Nu niet meer. Thee is uit den boze, omdat de herinnering alleen al je teveel pijn doet. Al het licht dat je anderen brengt, lijkt je totaal niets te doen. Je bent zo onverschillig geworden..”
“Mwoah..”
“Laat het licht toe, Ben. Je mag gezien worden. Je mag zijn wie je echt bent en dat is zoveel meer dan die chagrijnige docent die af en toe iemand helpt als het echt niet meer anders kan. Ga leven, lieverd.”
“Ik weet niet eens hoe dat moet zonder jou”, fluister ik.
Vera glimlacht en zoent me.
“Sukkel. Loslaten en kwijtraken zijn twee verschillende dingen.”
Ik weet dat ze gelijk heeft. Ik voel het zelfs.
“Zeg dat nog eens?”
“Sukkel..”
Ik omhels Vera steviger dan ik ooit heb durven doen. Hoe laat je in ’s hemelsnaam iets los dat jou juist volledig in zijn greep heeft?
“Je moet gaan”, zegt ze plots.
Ik had gehoopt dat ze dit nooit zou hoeven zeggen als ik haar maar in mijn armen zou houden. Een manier om vals te kunnen spelen en hier zo lang te kunnen blijven als ik maar wil.
“Echt?”
“Echt..”
Vera legt haar hand op mijn borst. Een enorme schok trekt door mijn lichaam, dat volledig lijkt te verkrampen. Ik sluit mijn ogen kort en – zodra ik ze weer open – concludeer ik dat ik ergens anders ben.
Ik draag een kostuum en ben in een grote zaal vol met mensen die hetzelfde apenpakje dragen. Hoewel ik niemand zijn gezicht echt kan herkennen, staat één van hen op een groot podium voorin in de zaal.
“De Nobelprijs voor de Snotneuskunde van dit jaar gaat naar.. Do..”
Instinctief sta ik op. Die moet voor mij zijn! De persoon naast mij kijkt verschrikt op, alsof het een eeuwige zonde is dat ik het protocol heb verbroken. Altijd blijven zitten tot ze je naam volledig hebben uitgesproken zeker? Dramatisch wil hij zijn hand op mijn borst leggen om te gebaren dat ik weer moet gaan zitten. Zodra hij me aanraakt voel ik weer diezelfde schok. Diezelfde kramp. De duisternis.
Als ik mijn ogen open, is Froukje de eerste die ik zie.
Ik lig op de vloer van Bindi haar keuken. Mijn overhemd is opengemaakt en er kleven allerlei plakkers aan mijn lichaam, via draadjes bevestigd aan een apparaatje van de ambulancemedewerkers. Ik dacht altijd dat reanimatie er niet voor zorgde dat iemand het bewustzijn weer zou vinden, maar blijkbaar ben ik speciaal.. of hebben ze gewoon wat extra voltage door mijn lichaam gejast..
Zodra ik eenmaal op de brancard lig, word ik naar de ambulance gereden. Ik zie Bindi nergens. Ook Sjors en Sjimmie zijn nergens meer te bekennen. Wel zie ik verschillende bloedvlekken en een gat in de muur dat volgens mij alleen maar van een kogel kan komen..
“Waar is Bindi?”, vraag ik Froukje, moeilijk verstaanbaar door het zuurstofmasker.
“Rustig maar, ik blijf bij je. Alles komt goed.”
Het laatste dat me opvalt voordat de ambulancedeuren sluiten, zijn de politiewagens in de straat. Ligt hier nu ook al een
Dunkin’ Donuts? Alles draait en zodra de naald voor het infuus mijn arm in wordt gestoken zak ik weer weg in een rustige slaap.
---------- ---------- ---------- ---------- ----------
Bindi wordt compleet overvallen door de luide knal. Als er in films wordt geschoten is er niemand die laat zien dat het geluid net zo’n schrikeffect heeft als de kogel die in jouw richting wordt afgevuurd. De echo wordt alleen nog overstemd door de harde piep in haar oren. Ze kan het niet geloven. Froukje heeft echt geschoten. In haar richting. Wat moest ze in ’s hemelsnaam met een pistool? Wat was ze überhaupt van plan?!
Ineens voelt Bindi de grip van de overvaller om haar hals verslappen. Het gevoel van zijn pistool tegen haar eigen slaap zakt weg. Geschrokken opent ze haar ogen en ziet ze het pistool nog net op de grond vallen. Froukje heeft hem geraakt. Met een flinke ruk trekt ze zich los uit zijn arm, voordat hij tegen de muur in elkaar zakt. Er is overal bloed. Instinctief trapt Bindi het pistool van de Belg aan de kant en het ding klettert onder de bank.
“Achter mij..”, commandeert Froukje.
Bindi weet in dit geval niet beter dan te luisteren en haast zich om zo snel mogelijk achter Froukje te gaan staan. Spoor ligt op de grond en hij heeft duidelijk pijn en moeite met ademen. Hij ademt in elk geval nog. Als Bindi haar blik op de gewonde overvaller richt, ziet ze dat hij in zijn schouder is geraakt. De kogel zit in de muur en dus dwars door hem heengegaan. Hij kermt van de pijn.
Zijn collega staart verschrikt naar Froukje met allebei zijn handen omhoog. Hij is zelf duidelijk niet gewapend, want dan zou deze situatie al volledig uit de hand gelopen zijn. Voor zo ver dat nog niet het geval is, natuurlijk.
“
Ik zal niekske zehhen. Laat mij hewoen haan..”, bedelt hij.
Pas dan daalt het besef bij Bindi in. De overvaller die op de vloer ligt is geen onbekende. Het is de dealer die haar in Eindhoven heeft aangerand en daarna door Spoor is aangevallen met een wok. Hoe komt hij hier?! Hebben ze háár gevolgd? Of..
Een tweede knal verdrukt elke theorie die Bindi kan ontwikkelen in een enkele seconde. De schreeuw die daar op volgt komt rechtstreeks uit de ziel van de Belg met het accent dat Bindi nooit meer zal vergeten. Froukje heeft een kogel door zijn been geknald en ook hij zakt piepend van de pijn op de vloer.
Froukje draait zich om naar Bindi. Haar blik staat vreemd, enigszins triomfantelijk.
“Gaat het?”
“Ik heb geen flauw idee..”, stamelt Bindi.
No cap..
“Hier”, instrueert Froukje, terwijl ze Bindi het pistool in de handen duwt. “Als je één verkeerde beweging ziet, dan haal je de trekker over en knal je ze terug de grens over..”
Bindi weet niet wat haar overkomt en heeft amper het bewustzijn om in het moment af te wegen of ze het pistool wel moet aannemen. Ineens heeft ze het vast en houdt ze twee Belgen onder schot. Froukje knielt intussen neer bij Spoor.
“Hij ademt heel zwak.. we moeten een ambulance bellen..”, constateert ze.
“Eén maar?!”, mompelt Bindi, kijkend naar de twee bloedende mannen op haar vloer.
Zonder na te denken grijpt Froukje Bindi’s telefoon uit haar achterzak. Er is geen tijd voor beleefdheden en haar eigen telefoon is begraven in één van de vele tassen die ze bij zich heeft. Bindi laat het allemaal gelaten over haar heenkomen. Wat valt er tenslotte te protesteren?
Terwijl Froukje in gesprek raakt met de telefoniste begint het Bindi allemaal iets meer helder te worden. Twee neergeschoten mannen in háár huis. Háár vingerafdrukken op het pistool. Bloedvlekken op háár kleding. Wat als zij hiervoor opdraait?!
“Ze zijn onderweg”, puft Froukje.
“Wie zijn deze mensen? Wat willen ze van je?”, vraagt Bindi.
“Ongeveer vierduizend euro..”, mompelt Froukje, terwijl ze Spoor in de stabiele zijligging rolt.
“En dat heeft mij bijna de kop gekost? Vierduizend euro?!”
“Je moet mij niet hebben. Ik heb je niet overvallen.”
“Hoe komt DIT pistool hier dan binnen?!”
“Het is van Ben. Ik had een voorgevoel..”
Bindi rolt met haar ogen en komt dan tot de conclusie dat het zinloos is om stokstijf met het pistool te blijven staan, aangezien het gevaar wel zo’n beetje geweken is. Die twee gaan voorlopig nergens heen en het ziet er niet naar uit dat ze andere wapens bij zich hebben.
“Was het voor mij bedoeld?”, vraagt Bindi gedecideerd.
“Zou je dan nog rechtop staan?”
“Nee, waarschijnlijk niet..”
Bindi weet niet helemaal zeker of ze die opmerking als een geruststelling moet zien, maar slikt het.
“Wat zeggen we tegen de politie?”, vraagt ze vervolgens.
Froukje haalt haar schouders op.
“De waarheid?”
Bindi kan niet geloven wat ze hoort. Inmiddels heeft ze het pistool laten zakken en een houding aangenomen die – in theorie – meer ontspannen zou moeten zijn, al wil dat voorlopig nog niet bepaald doordringen tot haar lichaam.
“De waarheid?! Wat dacht je van verboden wapenbezit? Dan naai je Spoor ook. En bovendien jezelf!”
“Zelfverdediging?”
“Die tweede niet!”
“Wat stel jij dan voor als je het allemaal zo goed weet? Jij studeert dit! Ik zit in de cijfertjes..”
Bindi denkt na. Allerlei mogelijke scenario’s gaan razendsnel door haar hoofd. Alles waar ze zo hard voor heeft gewerkt.. een blanco strafblad en een uitstekende cijferlijst bij een juridische opleiding.. vertellen haar dat er alsnog maar één mogelijke oplossing is. Het grijze gebied..
“We liegen..”
“Ook dat is strafbaar, weet je?”
“Wie denk je dat ze geloven? Die twee of wij? De politie kan ons tenminste verstaan en zolang we maar precies hetzelfde verhaal vertellen.. komen we hier ongeschonden uit.”
“Zeg het maar..”, bindt Froukje in.
“Zij hebben het meegenomen en in de chaos heb jij jezelf weten te bevrijden.. één pistool af kunnen pakken en uit zelfverdediging geschoten. Daarna – in paniek – de ander om mij te redden.. Ze hebben handschoenen aan, dus het gebrek aan vingerafdrukken is geen issue.”
“En als die van Ben er wel op te vinden zijn? Ik heb geen idee hoe vaak hij dat ding in zijn handen heeft gehad..”, reageert Froukje.
“Dan zeggen we dat hij heeft geprobeerd tussenbeide te komen..”
“Dat gaat toch nooit werken, Bindi”, zucht Froukje.
“Het MOET.. anders hang jij.. hangt hij.. en met de reputatie van mijn vader.. hang ik sowieso..”
Froukje reageert niet meer. Haar oog valt op Ben en dan trekt ze wit weg. Uit het niets vliegt ze op hem af. Ze trekt zijn overhemd open en legt haar handen op zijn borst. Hardop telt ze mee terwijl ze keer-op-keer stevig drukt.
“Help me dan! Hij ademt niet meer!”
Bindi stapt op ze af. In de verte doemen de sirenes op. Het zal niet lang meer duren.
“Hou vol.. ze zijn bijna hier..”
Als twee minuten later de agenten het huis binnenstappen zien ze Bindi met een pistool in haar handen staan. Ondanks dat ze het meteen laat vallen en protesteert, wordt ze direct in de boeien geslagen. Met pijn en moeite slepen de agenten haar naar buiten, terwijl de ambulancebroeders naar binnen stappen. Froukje is al die tijd blijven reanimeren en kijkt geen seconde om naar Bindi.
Bindi geeft het verzet op en laat zich in de politieauto zetten. De enige die ze nog ziet is de bezorger die hun eten komt brengen en geschrokken gadeslaat wat er allemaal gebeurt.
---------- ---------- ---------- ---------- ----------
Froukje is ongelooflijk opgelucht als Ben zijn ogen opent. Ze zit aan zijn bed in het ziekenhuis en heeft al die tijd zijn hand stevig vastgehouden. Haar ogen zijn schraal en rood. De stress en emoties van de laatste dag zijn er allemaal pas uitgekomen toen ze Ben hier zag liggen. Al die tijd moest ze sterk zijn en haar kalmte bewaren.
“Gaat het? Heb je iets nodig?”
Ben slikt en kijkt langzaam de kamer rond. Ook hij probeert helder te krijgen waar hij is en wat er allemaal precies is gebeurd.
“Wil je wat water?”
“Heb je ook espresso?”
Zijn stem klinkt schor, dus dwingt Froukje hem om voorzichtig een paar slokken water te nemen. Ze veegt bezorgd door zijn haar. Het feit dat hij gewoon zijn stomme opmerkingen kan maken is een goed teken. Hij lijkt in orde. Verzwakt en verdoofd, maar in orde..
“Waar is Bindi?”
“Dit weer..”
“Bij de politie voor verhoor..”, reageert Froukje.
“Zijn jullie oké? Hoe hebben jullie jezelf daar uit weten te redden?”
“Maak je nou maar geen zorgen. We zijn oké. Ik vertel je alles later wel.”
“Waar is die spanningsboog voor nodig?”
“Later, Ben..”
Gelukkig hoeft Froukje niet al teveel te overtuigen, want de arts stapt precies op dat moment de kamer van Ben in. Bij binnenkomst was Ben buiten bewustzijn, maar stabiel genoeg voor de benodigde onderzoeken. Het is inmiddels een paar uur later, dus ze zullen nu wel helder hebben wat er met Ben aan de hand was.
“Meneer Spoor? Hoe voelt u zich?”, vraagt de dokter.
“Kunt u zich nog herinneren hoe u zich voelde toen u in 2016 hoorde dat Trump verkozen was?”
“Misselijk en zwak in de benen, bedoelt u?”
“Juist, alleen iets minder intens dan toen.”
Froukje rolt met haar ogen.
“Let er maar niet op, dokter. Zo is hij altijd.”
“Ga jij anders even uitzoeken waar hier de rookruimte is..”, zucht Ben.
Hij probeert voorzichtig overeind te komen, maar Froukje moet hem daar uiteindelijk bij helpen.
“In elk geval..”, gaat de arts verder. “We hebben de uitslagen bekeken en het ziet er naar uit dat u een mild hartinfarct heeft gehad.”
“Dat meent u niet?”
“Ben!”
“Nee, serieus.. als dit ‘mild’ was.. dan ben ik tevreden met de trailer. Die film hoef ik niet te zien.”
“Het vreemde is echter dat we geen duidelijke fysieke oorzaak hebben kunnen vinden en dat u op dit moment volledig stabiel lijkt.”
“Hoe bedoelt u? Geen dichtgeslibte aderen? Geen aangeleerde afwijking aan de hartspier? Niets?!”
“Hij klinkt bijna teleurgesteld..”
“Voor zover we hebben kunnen zien.. niets. Het komt vaker voor, alleen meestal niet op uw leeftijd. Er zijn zelfs mensen die door een infarct heen slapen. Uiteraard willen we dat verder opvolgen, maar dat kan uw arts in.. Maastricht u later allemaal vertellen. Wij houden u een dagje hier ter observatie.”
“Kan het roken er iets mee te maken hebben? Stress? Of levensstijl?”, vraagt Froukje.
“Je bedoelt mijn grenzeloos optimisme?”
“Dat kan absoluut een factor zijn geweest. Voor nu is het vooral belangrijk dat u het goed heeft doorstaan en tot rust komt. Neemt u die dan ook, alstublieft.”
“Voor deze ene keer dan..”, zucht Ben. “Bedankt voor de goede zorgen, dokter.”
“Tot uw dienst”, knikt de arts. “Mevrouw, kan ik u nog even spreken?”
“Je hangt..”
Froukje volgt de dokter naar de gang en sluit uit voorzorg de deur van Ben zijn kamer. Bloednerveus kijkt ze de jonge dokter aan en wacht ze de ellende af. Nu komt natuurlijk alsnog het slechte nieuws..
Een paar minuten later stapt Froukje de kamer van Ben weer binnen. Hij heeft zijn sigaretten en aansteker al in de hand en gebaart richting de gang.
“Gaan we?”
“Ik dacht het niet! Dat risico gaan we dus mooi niet nemen. Als jij echt niet tot morgen kunt wachten, dan strompel je maar lekker zelf naar buiten.”
“Mijn vrouw zou jou enorm gemogen hebben in dit moment.”
“Misschien is dat het wel.. een gebroken hart..”
Froukje grist de spullen uit Ben zijn hand en legt ze strategisch ver buiten zijn bereik. Vervolgens gaat ze weer op de stoel naast zijn bed zitten.
“Wat moest McDreamy van je?”
“Hij complimenteerde me met hoe ik het gedaan heb. Het reanimeren en zo..”
Ben glimlacht. Nu is hij het die Froukje haar hand vastpakt. Froukje glimlacht terug en even blijven ze zo zitten. De stilte is ongemakkelijk en fijn tegelijkertijd.
“Mild.. wat een kwakzalver..”, zeurt Ben dan ineens.
“Misschien moet je toch maar eens wat beter voor jezelf zorgen?”
“Daar heb ik jou nu voor, toch?”
Froukje haalt haar schouders op.
“Ik heb zelf ook hulp nodig, Ben. We zijn allebei.. stuk..”
“Dat wil niet zeggen dat we er niet voor elkaar kunnen zijn. Volgens mij heb je vandaag voor de tweede keer mijn leven gered. De wereld zal het je niet in dank afnemen, maar je ziet nu wel waar je toe in staat bent.”
“Hij moest eens weten..”
“Misschien.. is dit wel wat ik wil gaan doen.. de zorg..”
“LOL!”
“Denk er maar eens over na. Je kunt voorlopig waarschijnlijk op mij oefenen.”
Froukje glimlacht. Ze had kunnen zeggen dat ze HBO Terrorisme wilde gaan studeren en nog zou Ben haar steunen.
“Oh, beloof me wel één ding..”
“Alles!”
“Géén katheters.”
Froukje schiet in de lach.
“Volgens mij zouden wij dat sowieso wel anders oplossen, toch?”
“Ik meen het, Froukje. Echt, ik drink nog liever een emmer arsenicum. Of – erger nog – thee..”
Froukje zoent Ben zijn voorhoofd. Hij wordt langzaam weer de oude. Hopelijk.
“Blijf je bij me?”
“Tot je me zat bent.”
Froukje staat op en kruipt op het ziekenhuisbed van Ben. Ze nestelt zich veilig tegen hem aan. Hij legt dankbaar een arm om haar heen en kust dan háár voorhoofd.
“Vraagje..”
“Ja?”
“Je kunt alleen iemand reanimeren als die technisch gezien dood is, toch?”
“Volgens mij wel. Hoezo?”
“Dan is iemand mij een koffietafel verschuldigd.”
“Serieus? Dat is waar jij nu aan denkt?”
“Tja, ik ben wel mooi herrezen.
Cappu-jesus.”
Stilletjes schudt Froukje haar hoofd. Hij is er weer. Ze heeft hem nog.
Hallelujah.
Bedankt voor het lezen van dit hoofdstuk. Laat gerust weten wat je ervan vond en een like voor de moeite wordt altijd gewaardeerd!