Peetoom (Hoofdstuk 44)
Hoofdstuk 44: Karma
Een zoen. Het is een simpel gebaar van liefde, of, in sommige landen, een beleefde groet. Maar in zo’n zoen kan ongelofelijk veel passie verstopt zitten.
In mijn wildere jaren heb ik, zonder op te willen scheppen, behoorlijk wat afgekust. Meestal was een avondje stappen dan ook niet geslaagd zonder minstens één, meestal wildvreemd, meisje gezoend te hebben. Met tong, uiteraard. Anders telde het niet echt.
Nooit heeft een zoen me ooit echt geraakt. Degene die me nog het meeste bijstaat, is de kus die Anne me op het scoutingweekend op mijn wang gaf. Ook een teken van liefde, en bovendien compleet onverwacht.
Maar de zoen die ik zojuist heb gedeeld met Chantal? Daar lag mijn ziel en zaligheid in. En de hare. De passie was gewoon te proeven.
Mijn spontane liefdesverklaring in de, gelukkig niet al te volle, wachtkamer heeft Chantal compleet verrast. Het waren niet zozeer de woorden, want toen ze het uitmaakte heb ik er alles aan gedaan om er zeker van te zijn dat ze wist wat ze voor me betekende.
Nee, het feit dat ik, na al die tijd, niet alleen nog steeds hetzelfde voel. De wil om alles opzij te zetten voor haar. Dat is wat Chantal overdonderde.
Van dat kwetsbare moment heb ik direct gebruik gemaakt. “Je weet dat ik van je hou”, zei ik, terwijl ik haar hand vastpakte. Voorzichtig, maar vastberaden trok ik Chantal naar me toe. “En misschien wil je dat niet horen, maar, verdomme, je zult het voelen.”
We hebben toen misschien wel minuten gezoend, voordat het besef doordrong dat haar dokter nog steeds naast ons stond. Hij heeft zich maar een paar passen van ons verwijderd en, ongetwijfeld, een paar veelzeggende blikken gewisseld met de zuster achter de balie.
“Sorry, dokter”, verontschuldigt Chantal zich, terwijl ze zich losmaakt uit onze innige omhelzing. Ietwat ongemakkelijk gebaart de dokter dat hij het wel best vindt. “Neem uw tijd”, is zijn enige reactie.
Hieruit maak ik op dat Chantal de abortus nog niet heeft doorgezet. “Doe het niet, Chantal”, verzoek ik haar. De oprechtheid in mijn stem zorgt ervoor dat een traan zijn weg over Chantal’s wang baant.
“Het is nergens voor nodig, oké? Wat Pierre gedaan heeft is onvergeeflijk. Maar dat is niet jouw schuld. En zeker niet de schuld van de kleine”, zeg ik, terwijl ik een hand op haar buik leg.
“Maar Anne dan? En Noor? Het verandert alles, Rick. Het is gewoon te moeilijk”, brengt Chantal met moeite uit. Vrijwel direct erna vloeien de tranen.
“Anne en Noor krijgen er een broertje of zusje bij. Dat is alles wat er toe doet. En ik durf te wedden dat ze dat fantastisch vinden. Pierre zal nooit deel uitmaken van het leven van dit kind. Nooit meer invloed hebben op de meiden, of op ons”, beloof ik, terwijl ik met mijn vrije hand Chantal’s tranen wegveeg.
“Het is tijd dat we weer een gezin worden. Zoals het hoort. Met ons vijfjes. Om te beginnen”, zeg ik zachtjes. Voorzichtig veeg ik een pluk haar achter Chantal’s oor, zodat ik in haar ogen kan kijken. “Ik wil niets liever”, probeer ik haar nog éénmaal te overtuigen.
Een tijdje kijken we elkaar aan. Het is net alsof we via onze ogen elkaars gedachten kunnen lezen. Ik weet dat Chantal denkt aan haar schuldgevoel. Dat ze zichzelf nooit zal vergeven voor wat Pierre met Anne heeft gedaan.
Tegelijkertijd ziet Chantal de wanhoop in mijn ogen. Dat ik het niet meer volhoud zonder haar. Iets dat ook oprecht zo is. Ik heb haar nodig.
“Ik ook niet”, snikt ze uiteindelijk. Met die woorden vallen alle zorgen van me af. Alle angsten, frustraties. Het doet er nu niet meer toe. Ik heb haar terug!
Als we even later in het restaurant van het ziekenhuis een kop koffie aan het drinken zijn, heb ik de gelegenheid om Chantal compleet bij te praten over wat er de laatste tijd gebeurd is. Ze heeft tenslotte het nodige gemist.
Eerst vertel ik haar dat Merel naast ons is komen wonen en hoe ze me geholpen heeft met het zoeken naar mijn broer, Tom. Chantal is stomverbaasd om te horen dat Tom en Pierre een connectie hebben en niet blij als ik haar vertel dat ik Pierre heb opgezocht.
Ik besluit dat het beter is om Chantal niet te vertellen over de aanslag op het huis van Tom. Ze zou zich alleen maar zorgen maken en stress is natuurlijk niet goed voor de kleine. Nee, zorgen maken is en blijft mijn taak.
Vervolgens vertel ik Chantal dat Anne en ik behoorlijk naar elkaar zijn toegegroeid, zeker terwijl we in Nijmegen zijn geweest voor Opa’s begrafenis. Mijn avond met Ellen is nog zoiets dat ik maar beter voor mezelf kan houden. Het is nauwelijks vreemdgaan te noemen, maar Chantal heeft er niets aan om het te weten.
Ook Anne’s band met luiers komt ter sprake. Chantal is wel verbaasd, maar schrikt niet. Ze studeert tenslotte psychologie en heeft alles intussen wel al een keer gehoord.
“Fetishes zijn eigenlijk heel normaal”, probeert ze me gerust te stellen. Ik verslik me in mijn koffie, bij het horen van het woord ‘fetishes’.
“Kom op, fetishes zijn seksueel. Anne is net veertien”, lach ik het maar weg. Ondanks alle ellende met Pierre is het hele idee van Anne en seks niet iets waar ik bij wil stilstaan. Daar is ze hoe dan ook te jong voor. Dat komt wel als ze dertig is en ik een wandelstok nodig heb om te lopen.
“Dus?”, zegt Chantal lachend. “Toen jij veertien was, dacht je toch ook al niet meer dat ‘ie alleen voor het plassen was? Dat kan ik van sommige mensen wel geloven, maar niet van jou.”
Punt voor Chantal. Maar toch. Dertig, wandelstok.
“Hoe is het met Noortje?”, vraagt Chantal vervolgens. Ze heeft waarschijnlijk in de gaten dat ik me niet erg gemakkelijk voelde bij het vorige gespreksonderwerp.
Chantal schrikt natuurlijk wel van de situatie met Noor’s gezondheid. Dat is iets dat ik niet kan, en uiteraard niet wil, verbergen. Zo kalm als ik kan, leg ik uit wat er gebeurd is. Op vakantie met Tamara en haar ouders is ze gevallen. Ondanks dat ze geen pijn heeft gehad, bleek ze onder hardnekkige blauwe plekken te zitten.
Uit voorzorg zijn Tamara’s ouders toen met haar naar het ziekenhuis gereden. Hier hebben ze bloed afgenomen, waaruit gebleken is dat de waarden niet kloppen. Om leukemie al dan niet uit te kunnen sluiten krijgt Noor zometeen een beenmergpunctie.
Uiteraard wil Chantal direct naar Noor toe, maar ik houd haar nog even tegen. “Anne is nu bij haar, dus maak je geen zorgen. Voordat de meiden je zien moeten we het eerst even hebben over de kleine”, merk ik op.
“Wat bedoel je?”, vraagt Chantal, voordat ik uitleg dat er al een heel klein buikje zichtbaar is. Alleen maar omdat Chantal van zichzelf heel erg smal is, want de zwangerschap is natuurlijk nog in een vroeg stadium.
We besluiten om Anne en Noor nog even niets te vertellen. Het lijkt ons beter om eerst de uitslag van Noor’s punctie af te wachten. Mocht het toch té veel opvallen, dan kunnen we altijd nog vertellen dat er een baby onderweg is.
“Ah, het zou eens tijd worden”, merkt Anne droogjes op, zodra Chantal en ik hand-in-hand de kamer van Noor inlopen. “Dat aan, uit, aan, uit-verhaal was ik al heel lang zat.”
“Pff, dat moet jij zeggen”, hap ik terug. “Hoe is het met Brammetje?” Ha! Die zag Anne niet aankomen.
“Hoe voel je je, schat?”, vraagt Chantal, terwijl ze Noor’s krullen streelt. “Gaat wel”, bromt ze zachtjes. “Je bent zeker nerveus voor die prik, hè?”, reageert Chantal en Noor knikt instemmend.
“Wil jij niet bij me blijven?”, vraagt Noor opeens aan Chantal. “Natuurlijk wil ik dat”, reageert Chantal een beetje overdonderd.
“Gelukkig. Van Rick wordt ik alleen maar zenuwachtiger”, lacht Noor. Een beetje opgelucht geef ik ook aan Chantal maar toe dat ik net zo’n angst voor naalden heb als Noor.
“Watje”, glimlacht Chantal terug. Ik wil doen alsof ik beledigd ben, maar op dat moment komt de arts van Noor naar binnen. Nadat hij en Chantal zich hebben voorgesteld, vraagt hij aan Noor of ze er klaar voor is.
“Alleen omdat het moet”, geeft Noor toe.
“Het is voorbij, voordat je het weet. Kun je jezelf even uitkleden? Je kunt je hemdje en onderbroek gewoon aanhouden”, legt de dokter uit. Ik kan aan Noor zien dat ze zich stoort aan het woord ‘onderbroek’. Ze heeft namelijk een luier aan, en geen onderbroek. Maar ze weet ook wel dat de dokter de laatste persoon is die dat erg zal vinden.
“Ik wacht wel even op de gang”, zeg ik, terwijl ik Noor nog snel een knuffel en een zoen geef. “Ik vind je heel erg dapper.”
“Ik vind jou nog steeds een watje”, zegt ze terug, voordat ze d’r tong uitsteekt. Glimlachend verlaat ik de kamer. Snel werp ik een blik terug en kijk naar de meiden waar ik zoveel van houd. Ze zijn er allevier.
“Drie!”, corrigeer ik mezelf hardop, nadat ik de deur heb gesloten. Ik doel op de baby. “Drie meiden, en nu één jongetje. Ik ben al zo in de minderheid.”
Wat anders dan een sigaretje drijft me op dat moment naar buiten? Bij de hoofdingang van het ziekenhuis staan verschillende bankjes. Heel even kan ik daar de rust over me heen laten komen. Wat de uitslag van de punctie ook is, samen met Chantal kunnen we het aan.
Dan rinkelt mijn mobiele telefoon. “Rick, je spreekt met Jim”, hoor ik aan de andere kant. Jim is de agent die voor me geregeld heeft dat ik tot twee keer toe met Pierre kon spreken. Hij heeft geen goed nieuws voor me.
“Er wordt geen aanklacht tegen je ingediend vanwege het voorval met Pierre. Hij wil er geen aangifte van doen”, vertelt Jim. Als ik vraag waarom dat geen goed nieuws is, krijg ik niet het antwoord waar ik op hoopte.
“De advocaat gebruikt dit als grond voor een vormfout. Het lijkt erop dat de Officier van Justitie daarin meegaat en het proces er niet zal komen. Rick, het spijt me, maar Pierre komt waarschijnlijk vrij.”