Peetoom (Hoofdstuk 42)
Hoofdstuk 42: Wraak
Noor heeft de hele nacht doorgeslapen. De stress van de vorige avond moet haar enorm vermoeid hebben. Dat is ook begrijpelijk. Ik voel hetzelfde.
Zelf heb ik vrijwel constant in de stoel naast haar bed gezeten. Roos is rond middernacht naar huis gegaan. Toen ze aanbood om Anne thuis af te zetten, heb ik dat maar geweigerd. Er zijn té veel akelige dingen gebeurd, om Anne nu alleen te laten.
Bovendien heeft Anne in het lege tweede bed op deze kamer mogen slapen. Ook zij ligt nog diep te dromen. Het is raar, maar ergens voelt het in het ziekenhuis op dit moment veiliger dan thuis.
Zodra de klok aangeeft dat het negen uur ’s ochtends is, verlaat ik de kamer even. Mijn behoefte aan koffie heb ik in het ziekenhuis wel kunnen stillen, maar een sigaret heb ik al een hele tijd niet meer gehad. Daarnaast heb ik het perfecte excuus.
Als ik eenmaal buiten sta, steek ik snel een sigaret aan. Na de enorme opluchting van de eerste teug, zet ik mijn mobiele telefoon weer aan. Zodra alles geladen is, kies ik het nummer van Merel.
Een slaperige stem neemt het gesprek aan. “Wat nu weer?”, klinkt het heel vriendelijk aan de andere kant van de verbinding. Ik kan het niet helpen om te glimlachen. Merel is ook net een vent, soms.
Snel leg ik Merel uit wat er gisteren allemaal is gebeurd. Ze wist tenslotte dat ik zou gaan proberen om Pierre te spreken te krijgen, dus ze zal ook wel nieuwsgierig zijn naar de afloop.
Ik vertel over het bezoek aan Pierre en het adres dat hij me gegeven heeft. Over hoe ik het huis van Tom heb gevonden, maar dat deze leegstond. Ook de buurvrouw komt ter sprake. Ze heeft zo’n hekel aan Tom.
Terwijl Merel steeds wakkerder en geïnteresseerder wordt, vervolg ik mijn relaas met de aanslag op het huis en hoe ik me in mijn auto heb verscholen.
“Jezus”, verzucht Merel, zodra ik mijn verhaal besluit met de toestand van Noor. “Het stapelt zich altijd maar op bij jullie, hè? Niet normaal.”
Ik kan niet anders dan dat beamen.
“Maar, goed, ik bel eigenlijk om je te vragen of je Lucky en Strike even zou willen uitlaten. Ik weet niet hoe laat ik weer thuis kan zijn”, leg ik uit.
“De honden? Ja, vooruit. Dat moet wel lukken. Ik heb de reservesleutel, toch?”, belooft ze, met frisse tegenzin. Ik bevestig dat ze deze nog moet hebben.
“Maar je weet zeker dat Pierre niets te maken heeft met wat er met Noor is gebeurd?”, vraagt Merel ineens. “Ik vind het wel heel toevallig.”
“Ik ook, maar ik denk echt dat het niet meer dan toeval is”, antwoord ik. “Ja, maar toch. Wat Pierre je geflikt heeft is gestoord. Je had wel dood kunnen zijn”, reageert Merel.
“Vertel mij wat”, zeg ik laconiek. “Je kunt dit echt niet op je laten zitten, hoor! Wie weet is hij nog wel meer van plan”, zet Merel door.
“Oh, geloof me”, reageer ik, “Ik laat het niet op me zitten. Ik ben nog lang niet klaar met Pierre.”
“Mooi zo. Aanpakken die goz…”, zegt Merel, voordat mijn mobiel uitvalt. Lege accu. Nou ja, er wordt in ieder geval voor de honden gezorgd, dus daar hoef ik me al niet meer druk over te maken.
Snel druk ik mijn sigaret uit en loop ik het ziekenhuis weer binnen. Daar zie ik Anne bij de koffieautomaat staan.
“Ja, lekker”, zeg ik, terwijl ik het bekertje uit haar hand wil pakken. Snel trekt ze het naar zich toe. “Mooi niet”, glimlacht ze, voordat ze een flinke slok neemt.
“Zeg, je bent veertien! Jij hoort nog helemaal geen koffie te drinken”, zeg ik verbaad. “Dus?”, reageert Anne luchtig. “Ik ben veertien. Ik hoor zoveel te doen dat ik eigenlijk niet hoor te doen.”
Tsja. Daar heeft Anne natuurlijk wel een punt. Nadat ik haar laat beloven om er in ieder geval niet teveel van te drinken, neem ik zelf ook nog maar wat. “Niet teveel koffie drinken”, hoor ik mijn moeder nog zeggen toen ik Anne’s leeftijd had. Sindsdien heb ik er praktisch op geleefd. Mooi voorbeeld!
Samen met Anne loop ik terug naar de kamer van Noor, die even later wakker wordt. Ze is blij om ons te zien, maar voelt zich wel nog wat slapjes. Ik leg haar snel uit dat alles waarschijnlijk in orde is, maar dat een zuster zometeen wel even wat bloed komt prikken.
“Bah, als ik maar niet hoef te kijken”, reageert Noor. Van kleins af aan heeft ze al een hekel aan naalden gehad. Ik ook, trouwens. “Dat is niet erg, want dat durf ik zelf ook niet”, geef ik maar eerlijk toe.
“Watjes”, lacht Anne. “Het is maar een heel dun naaldje.”
“Ja, maar toch!”, reageer ik nerveus, terwijl een rilling over mijn rug loopt. “Je mag het best eng vinden, maar het is snel voorbij.”
Tien minuten later komt er inderdaad een verpleegkundige langs. Terwijl Anne en ik even buiten wachten, verschoont deze Noor’s luier en neemt ze wat bloed af. Het is allemaal inderdaad vrij snel voorbij.
Intussen zijn ook Max en Roos het ziekenhuis weer binnengekomen. Max heeft een hele bos balonnen in zijn hand. “Hij kon het niet laten”, geef Roos toe. Het klinkt enigszins beschaamd.
“Is dat alles?”, grap ik. “Nee, natuurlijk niet”, zegt Max, doodserieus. “Hier houd jij deze even vast, dan haal ik de knuffel.” Ik krijg de hele tros in mijn handen geduwd, terwijl Max terug naar de auto loopt.
“Knuffel?”, vraag ik verbaasd aan Roos. “Houd je maar vast”, zucht deze.
Het heeft Max zeker tien minuten geduurd om de enorme, pluche pandabeer door de draaideur naar binnen te krijgen. De knuffel is bijna groter dan hemzelf, en dat is niet overdreven.
“Is deze goed?”, vraagt hij met oprechte bezorgdheid. “Ik weet niet of hij groter zou moeten zijn.”
Nadat we het belachelijk grote dier de kamer van Noor in hebben geduwd, vraag ik of Max en Roos even bij de kinderen willen blijven.
“Ik moet even iets regelen”, zeg ik met een veelbetekenende blik tegen Max. “Ja, natuurlijk”, reageert hij. “Succes met wat je moet .. erm .. regelen.”
Een half uurtje later sta ik weer op het politiebureau. De agent die me gister bij Pierre heeft gelaten, heeft nu gelukkig ook weer dienst. Het kost me niet veel moeite om een tweede ontmoeting met Pierre te regelen.
“Als je het maar kort houdt”, laat hij me beloven. “Zijn advocaat komt zometeen en het is niet gunstig als die je hier ziet.”
“Geen zorgen”, stel ik hem gerust. “Ik ben zo klaar met hem.”
Als ik de verhoorkamer waar Pierre opnieuw aan de tafel vastgeboeid zit binnenkom, kijkt hij me verbaasd aan.
“Wat is er, Pierre? Je kijkt alsof je een geest hebt gezien”, begroet ik hem cynisch. “Je dacht dus echt dat ik er vandaag niet meer zou zijn, hè?”
“Ik had je inderdaad niet verwacht. Wat is het? Bevalt je nieuwe broer niet en wil je hem omruilen? Dan moet ik je teleurstellen, want…”
Pierre krijgt de kans niet om zijn zin af te maken, want mijn frustraties hebben zich meester van mij gemaakt.
Ineens zie ik al het leed dat hij veroorzaakt heeft voor mijn ogen voorbij flitsen. Het misbruiken van Anne, de aanslag op Tom’s huis … zelfs de toestand van Noor zie ik even als zijn schuld.
Woedend grijp ik de stoel die voor me staat en met alle kracht die ik in me heb, gooi ik deze richting Pierre. De stoel raakt hem vol tegen zijn hoofd. Hij valt van zijn eigen stoel en de plotselinge beweging trekt zijn boeien los van de tafel.
Ik storm op hem af, til hem van de grond en werp hem tegen de muur. Dan kniel ik voor hem neer.
“Dacht je nou echt dat je hier veilig bent? Dat je mijn gezin nog steeds kunt bedreigen? Ik ben onkruid, Pierre .. dat kun je niet wegbranden”, zeg ik sarcastisch, voordat ik hem een klap in zijn gezicht geef.
“Waar heb je het over, man?!”, kermt hij uit. “Wat doe je?”
“Tom’s huis. Dat je hebt laten afbranden. Vuur. Onkruid dat niet weggebrand kan worden. Echt, Pierre, ik dacht dat je het wel zou snappen”, reageer ik, opnieuw vol sarcasme.
“Man, ik weet niet waar je het over hebt. HELP!”, roept Pierre zo hard als hij kan. Al snel komt de agent die me binnen liet, aangerend.
“Wat is hier aan de hand?!”, roept hij verbaasd. “Hij is gek geworden!”, reageert Pierre.
Ik weet niet wat het is, maar iets klopt hier niet. Pierre klinkt haast oprecht als hij zegt dat hij niets van de aanslag weet. Snel vertel ik de agent precies wat er gisteren is gebeurd.
“Luister, ik laat het onderzoeken. Maar hij kan hier niet bellen, dus het kan gewoon niet zijn schuld zijn, oké? Nu moet je echt wegwezen, Rick. Anders kan ik dit niet meer oplossen. Ga! NU!”, roept de agent, terwijl hij Pierre overeind helpt.
Ik besef dat ik, voor de zóveelste keer, geen steek wijzer ben geworden. Het is net de serie LOST waar ik in leef. Eén mysterie wordt opgelost, maar in ruil daarvoor dienen zich er twee nieuwe aan.
In gedachten verzonken keer ik terug bij het ziekenhuis, waar ik een oude bekende achter de balie zie zitten. Het is Marianne, waarmee Chantal en ik op de middelbare school heb gezeten. Ze was toen al een echte roddeltante en al snel merk ik dat ze niets veranderd is.
Na een eerste begroeting krijg ik al snel al het laatste nieuws over me heen. Slechts één item trekt mijn aandacht.
“Ken je Chantal nog? Wist je al dat ze zwanger is?”, vraagt Marianne. Ik knik ter bevestiging.
“Nou, je hebt het niet van mij, maar ze laat het kind vandaag weghalen”, fluistert ze.