Peetoom (Hoofdstuk 46)
Hoofdstuk 46: Paranoia
“Wil je alsjeblieft niet roken in mijn auto?”
Marnix heeft me dat wel honderd keer moeten vragen. Zijn auto was als een derde kind voor hem. Een Chevrolet Impala uit 1966. Convertable, natuurlijk. De enige luxe die Marnix zich ooit heeft veroorloofd. Gekocht met een deel van zijn erfenis, en door een verzamelaar uit de Verenigde Staten laten invliegen. Een heerlijke auto.
Voor zijn dood zijn Marnix en ik er wel eens mee gaan toeren. Zo heel af en toe mocht ik het stuur overnemen. Zelfs toen ik nog geen rijbewijs had. De enige keer dat hij ooit de wet heeft gebroken. Maar voor je broertje moet je soms iets overhebben.
Nadat Marnix en Lisa zijn overleden heb ik de auto nooit uit de garage durven halen. Lisa’s Volvo is bij het ongeluk compleet verwoest en Marnix had nog een oude Ford op de oprit staan. Helaas heb ik die vorig jaar zelf de vernieling in geholpen toen ik mijn aanrijding met Pierre had.
Aangezien ik nooit een eigen auto had gekocht, was ik vanaf dat moment gedwongen om de Impala te gebruiken. Binnen twee minuten had ik de ‘niet roken’-regel alweer aan mijn laars gelapt. Elke keer als ik een sigaret aansteek, kan ik het hem weer horen zeggen.
“Wil je alsjeblieft niet roken in mijn auto?”
Ergens is het best grappig of eng, maar op dat soort momenten voelt het echt alsof Marnix weer even bij me is. Zo ook nu weer.
Nadat ik bij Noor ben gebleven tot ze in slaap viel, ben ik direct naar huis gereden. De drang om te weten hoe het met Anne en Chantal is, was groot.
Maar nu ik weer op onze oprit geparkeerd sta, is er iets aan me dat niet naar binnen durft te gaan. Een gevoel van dreiging, ofzo. Ik kan het niet goed verwoorden.
Uiteraard is mijn eerste instinct om een sigaret op te steken, en al snel dreunen de woorden van Marnix weer door mijn hoofd. Wat zou hij zeggen van de stand van zaken? Noor die zo ziek is. Anne die waarschijnlijk woedend en bang is omdat Pierre vrijkomt.
Hij zou woedend op me zijn. En terecht.
Dit is niet wat Marnix van me verwachtte toen hij en Lisa mij de voogdij over hun dochters toevertrouwden. Dat deden ze omdat ze dachten dat ik Anne en Noor goed zou kunnen verzorgen. Ze veilig zou laten opgroeien.
Maar veilig zijn ze bij lange na niet geweest. En dat komt vooral door mij.
Het is niet dat ik nou de bedoeling heb om de ellende op te zoeken. Soms lijkt het net alsof de problemen zich gewoon tot me aangetrokken voelen. Er zijn zoveel mensen die ontdekken dat ze nog een halfbroer of –zus hebben, maar uitgerekend ik krijg dan te maken met criminelen en explosies.
En het resultaat? Van één van ‘kinderen’ heb ik niet in de gaten gehad hoe ziek ze is. Die ligt nu eenzaam en alleen in het ziekenhuis. De ander is waarschijnlijk helemaal in paniek omdat haar grootste nachtmerrie dankzij mij uit lijkt te komen. Dezelfde nachtmerrie die een kind heeft verwekt met mijn vriendin.
Hoe ik dan omga met al deze ellende? Stiekem een sigaret roken in de auto van mijn overleden broer. Wat een held.
“Sorry”, fluister ik, terwijl ik mijn sigaret in de asbak uitdruk. Alsof Marnix het kan horen. Het zou hem nu waarschijnlijk ook niet uitmaken. “Los het op”, zijn de enige woorden die ik hem nu kan horen zeggen.
Met lood in mijn schoenen open ik de voordeur en hang ik mijn jas aan de kapstok. Een overweldigende drang om te treuzelen verlamt me bijna, voordat ik de woonkamer binnenloop. Ik vind het erg moeilijk om Chantal en Anne nu onder ogen te komen.
Maar zodra ze me ziet, staat Chantal gelijk van de bank op om me een zoen te geven. Meteen sla ik mijn armen om haar heen. “Ben je niet boos op me?”, vraag ik onzeker.
“Vanwege Pierre?”, vraagt ze me verbaasd. “Natuurlijk niet. Het is toch niet alsof je er met opzet voor hebt gezorgd dat hij vrijkomt?”
We gaan samen op de bank zitten, waar ik uitleg dat ik er bang voor ben dat Anne het me niet zo makkelijk kan vergeven. Chantal wrijft zachtjes over mijn arm.
“Het gaat niet zo goed met Anne”, zegt ze kalm. “Ik denk niet dat ze boos op je is. Maar ze is wel heel bang voor Pierre. Niet zo gek, natuurlijk. Toen we thuiskwamen heeft ze geen woord tegen me gezegd. Ze is direct naar boven gelopen en heeft de deur op slot gedaan. Pas toen ik haar riep om iets te eten heb ik haar even gezien.”
Chantal zucht even voordat ze verder met haar verhaal gaat.
“Ik kon duidelijk aan Anne zien dat ze veel had gehuild en ze wilde aanvankelijk ook niet eten. Waarschijnlijk heeft ze alleen maar in bed gelegen, want ze had haar pyjama al aan. Ik kon duidelijk zien en horen dat ze zichzelf een luier had omgedaan.
Je vertelde dat ze dat normaal alleen op haar kamer deed, maar ze deed geen enkele poging om het te verbergen. Het voelde net alsof het haar niet meer kon schelen. Ze heeft ook niets tegen me gezegd. Ik heb haar een knuffel gegeven, wat ze wel toeliet, maar ze knuffelde niet terug. Geen enkele vorm van emotie.”
“Nee, Anne stikt nog liever dan dat ze ons laat zien hoe ze zich voelt. Maar, aan de andere kant, heeft ze haar luier ook niet willen verbergen. Ze weet dat wij dat zien als een teken dat ze zich slecht voelt. Misschien kan ze er niet over praten en wil ze zo laten zien dat ze er zelf mee dealt”, redeneer ik.
“Dat kan”, reageert Chantal. “Maar ik zou zometeen toch proberen om met haar te praten. Ze heeft alle recht om zich zo te voelen. Toch maak ik me enorm zorgen.”
Ik bevestig dat ik Anne zometeen even zal polsen. “Dan laat ik jullie even met rust”, zegt Chantal. “Ik wil even wat kleren van thuis halen, zodat ik hier kan blijven slapen. Daarna ga ik nog even naar Noor, oké?”
Ik knik, in gedachten verzonken, en we geven elkaar nog een zoen. Voordat Chantal vertrekt, zet ze me nog een kop koffie voor. Even neem ik de tijd om daarvan te genieten. Ik weet dat het gesprek met Anne niet gemakkelijk zal zijn, dus ik moet mijn gedachten er dan bij hebben.
Even later sta ik voor Anne’s slaapkamerdeur en klop ik er zachtjes op. Ik verwacht dat Anne de deur op slot heeft gedaan, en wacht dus een tijdje op antwoord voordat ik naar binnen durf te gaan.
De slaapkamer is helemaal verduisterd. Het rolluik is omlaag, waardoor het laatste beetje zonlicht niet binnen kan komen. Alle lampen zijn bovendien uit, waardoor het echt pikkedonker is. Op de tast zoek ik het bureau en knip daar de lamp aan.
Anne ligt in bed, met het dekbed over haar hoofd getrokken. Haar onderbenen steken er een stukje onderuit. Op het nachtkastje staat een half leeggedronken babyfles en twee pakken icetea. Als ik eraan voel merk ik dat ze allebei leeg zijn.
“Anne? Lieverd?”, fluister ik, terwijl ik naast haar op bed ga zitten. Voorzichtig trek ik het dekbed over haar voeten heen, waardoor haar hoofd er weer bovenuit komt. Ze wordt er wakker van en kreunt geïrriteerd.
Lang heeft ze niet geslapen, want ik kan duidelijk zien dat haar ogen nog nat zijn. Ik probeer ze met mijn duimen te drogen, maar Anne draait haar gezicht weg.
“Anne, praat nou met me?” Het klinkt bijna smekend.
Ze draait haar rug naar me toe, en zegt boos: “Wat helpt dat nou nog?”
Ik wrijf troostend met een hand over haar rug. Onderaan raak ik steeds het randje van haar luier. Het gekraak trekt mijn aandacht. Als ik kijk kan ik zien dat er een grote, donkere vlek over haar roze pyjamabroek zit.
“Anne, je broek is helemaal nat. Kom, lieverd, je kunt zo niet blijven liggen. Het bed is ook nat”, merk ik op, zonder kwaad te willen klinken.
Ineens begint Anne ongecontroleerd hard te huilen. Bijna hysterisch. Ik probeer haar vast te pakken en te troosten, maar ze slaat me van zich af. Terwijl de tranen nog over haar wangen stromen, probeert ze aan de andere kant uit haar bed te stappen. Maar ze is blijkbaar te zwak en zakt meteen in elkaar.
Ik haast me er naartoe en ga naast haar zitten. “Ik .. mis .. Pappa”, snikt ze. Ik kan mijn hart voelen breken. “Ik ook, lieverd. Ik ook”, zeg ik, terwijl ik haar vastberaden naar me toetrek. Ze verstopt haar gezicht in mijn armen en begint opnieuw te huilen.
Zeker twintig minuten later komt Anne pas een beetje tot rust. “Ik wou ook dat Marnix nog hier was om voor ons te zorgen”, fluister ik tegen haar. “Meer dan alles. Maar ik beloof je dat ik jou zal beschermen zoals hij dat ook zou doen. Echt waar, ik zal voor jullie zorgen.”
Anne kan geen woord meer uitbrengen, maar ik voel hoe ze knikt. Voorzichtig til ik haar hoofd omhoog en geef ik haar een zoen op haar voorhoofd. “Maar je moet ook goed voor jezelf zorgen, Anne. Je kunt er niet zo bij blijven liggen. Je luier is doorweekt.”
Het voelt ergens heel raar om dit te zeggen tegen een meisje van veertien. Maar als luiers is wat haar kalmeert, dan is het niet belangrijk hoe het voelt.
Anne knikt opnieuw, maar ze kan niet opstaan. Het is net alsof er geen energie meer in haar lichaam zit. Anne is helemaal op en dat beseft ze zelf ook. “Help je me?”, zegt ze met heel veel moeite.
Ik besef dat dit de eerste keer ooit is dat Anne me om hulp durft te vragen. De eerste echte keer, want het gaat hier niet om huiswerk. En als ik haar daarna uit haar natte kleren help en in bad zet, besef ik dat ik voor de eerste keer ooit echt een vader voor haar ben.