Peetoom (Hoofdstuk 47)
Hoofdstuk 47: De Echo
Terwijl ik het natte beddengoed van Anne in de wasmachine stop, besef ik me pas echt goed hoe groot de stap is die we zojuist gezet hebben.
Niet alleen heeft ze mij voor de allereerste keer écht om hulp durven vragen – iets waar ik al zo lang op zat te hopen – maar ook de manier waarop ik haar heb kunnen helpen.
Toen ik de voogdij over Anne en Noor toegewezen kreeg, had ik nooit verwacht dat ik ooit nog bij een van hen een luier zou hoeven verschonen. Niet alleen hebben ze een leeftijd waarop je niet zou denken dat er nog luiers in het spel zijn, maar ook omdat ze oud genoeg zijn om zichzelf ermee te helpen. Noor was zes toen ze iedere avond al zelf haar luierbroekjes mocht aantrekken. Dat is jaren geleden.
Zelfs toen ik hier kwam wonen heb ik er eigenlijk nooit iets mee te maken gehad. Oké, ik kocht de luierbroekjes voor Noor, maar dan ben je er niet echt bewust mee bezig dat ze ook gedragen zullen worden.
Sinds ik van Anne’s luiergebruik weet, ben ik er wel een paar keer mee in aanraking geweest. Ja, het is een vreemd idee om een meisje van haar leeftijd vrijwillig in de luiers terug te zien. Maar aangezien het een stukje van Anne’s privéleven is, heb ik me altijd maar gefocust op het feit dat het me niet schadelijk lijkt.
Daarnaast, ze hield het zoveel mogelijk voor zichzelf. Ik zag alleen maar stukjes luier die toevallig boven haar broek uitstaken. Dat kon ik altijd nog negeren.
Maar nu kon ik dat niet meer. Anne had echt hulp nodig. Al het verdriet dat ze normaal zo goed weg weet te stoppen, kwam nu bovenborrelen. Het nam zijn tol; Anne is volledig uitgeput. Lichamelijk en emotioneel. Ze kon nog niet meer zelfstandig staan.
Als ik een andere ouder zou vertellen dat ik zojuist mijn veertienjarige dochter uit haar natte luier heb gehaald, zouden ze me waarschijnlijk gelijk bij de Kinderbescherming melden. Het is niet alleen iets ongewoons, maar ook erg intiem. Natuurlijk voel ik er niets bij, maar ik heb haar toch naakt gezien. Dat is echt een heel vertrouwelijk moment.
“Ging dat niet te ver?”, vraag ik mezelf in gedachte af.
Misschien. Maar wat had ik dan moeten doen? Haar bed was nat, dus daar kon ze niet in blijven liggen. Haar pyjama? Ook nat, dus die kon ze niet aanhouden. En uiteraard moest die natte luier ook uit.
Eerlijk is eerlijk, ik heb Anne zo lang mogelijk in de luier laten zitten. Dat was toch iets comfortabeler dan haar naakt zien wanneer het niet persé nodig is. Zodra het bad was volgelopen, kon ik echter niet anders. En ze leek het zelf ook geen probleem te vinden. Prettig is anders, maar nood breekt wet.
Nu denk ik vooral aan hoe het zometeen moet. Geef ik haar een nieuwe luier? Dat moet wel; ze is te zwak om beneden te komen als ze naar de wc moet. Maar als die ook gaat lekken, zijn we straks erg snel door het beddengoed heen.
Ik besluit dat het voor de zekerheid beter is om een matrashoes van Noor te pakken. Die zijn speciaal voor het bedplassen beschermend voor de matras. Ze kraken wel ontzettend als je je omdraait, maar ik denk niet dat Anne zich daar druk over zal maken.
Even later heb ik het bed van Anne weer opgemaakt. Ik heb haar gezegd dat ze even moet roepen als ze uit bad wil, maar ik heb nog niets gehoord. Terwijl ik wacht, besluit ik maar een beetje op te ruimen. De lege pakken icetea kunnen weg, en ik besluit om haar babyflesje maar even schoon te maken.
Als ik terug ben op haar kamer bedenk ik me dat het slim is om alvast een luier en schone pyjama klaar te leggen. Als ik uit haar nachtkastje een pyjama wil pakken, zie ik dat Anne veel meer spullen heeft, dan ik had gedacht.
Er ligt een stapeltje luiers in, een slabbetje, en een grote speen. Ik zie zelfs een paar potjes babyvoeding staan. Pas nu besef ik hoe groot dit deel van Anne’s leven is. Het is niet alleen een kwestie van rustig worden; ze leeft dan gewoon tijdelijk in een andere wereld.
“Een veilige wereld”, denk ik even hardop. Ik pak de spullen waarvan ik denk dat Anne ze nodig heeft, en sluit het nachtkastje.
Even later ligt Anne weer in bed. Afgedroogd, met een schone luier en pyjama aan. Voorzichtig dek ik haar toe. Ze heeft haar duim in haar mond, iets dat ze altijd al heeft gedaan. Pas nu besef ik dat het waarschijnlijk onderdeel is van het hele regressieproces.
“Als je nog iets nodig hebt, hoef je maar te roepen, oké?”, zeg ik zachtjes, terwijl ik haar een zoen op haar voorhoofd geef.
“Mhm!”, kreunt ze zachtjes, terwijl ze met haar vrije hand naar de grote kledingkast wijst.
In eerste instantie snap ik er niets van, totdat me opvalt wat er bovenop de kast staat. Snel haal ik het eraf en geef ik het aan Anne.
“Wil je Sheldon?”, vraag ik ter bevestiging. Anne knikt, en ik stop hem naast haar onder de deken. Snel pakt ze hem stevig vast en gaat ze op haar zij liggen.
Sheldon is een grote, pluche schildpad.
“Weet je dat ik Sheldon voor je gekocht heb toen je pas was geboren? De eerste keer dat ik je vasthield had je over mijn ACDC-shirt gespuugd. Dit was een cadeau om je te laten zien dat ik je nog steeds lief vond. Dat je hem nog steeds hebt, joh”, vertel ik.
Anne knikt. “Ik weet het nog”, zegt ze met een glimlach, terwijl ze heel even haar duim uit haar mond laat. “Toen ik naar de middelbare ging, vond Mama dat ik te oud was om veel knuffels te hebben. Alles ging naar zolder, maar ik heb Sheldon stiekem teruggepakt.”
“Omdat je mij ook nog steeds lief vond?”, vraag ik plagend.
“Ook. Maar een schildpad is gewoon cool”, antwoordt Anne zachtjes. Haar duim vind zijn weg naar haar mond weer, en even later ligt ze rustig te slapen.
Ik laat haar slaapkamerdeur op een kiertje staan, als ik wegga. Opnieuw dringt het besef tot me door dat ik me vanavond pas echt een vader voor haar heb gevoeld. Wat de situatie ook is, stiekem maakt het me trots.
De volgende ochtend moeten Chantal en ik al vroeg naar het ziekenhuis. Niet alleen om bij Noor te zijn, maar ook vanwege een afspraak die Chantal al een tijdje heeft staan. Er moet een echo van de baby gemaakt worden.
Aangezien ik daar vanzelfsprekend bij wil zijn, heb ik Merel maar gevraagd of ze zolang bij Anne wil blijven. Het lijkt me niet verstandig om haar nu alleen te laten.
Eenmaal in het ziekenhuis gaan we eerst even bij Noor langs. Ze heeft inmiddels een kamer op de afdeling oncologie gekregen. Op deze vleugel liggen meer zieke kinderen, dus ze is gelukkig niet helemaal alleen.
De dokter wil vanmiddag nog beginnen met de eerste dosis chemotherapie. Hoewel Noor niet goed begrijpt wat het precies is, is ze er toch een beetje huiverig voor. Maar al snel is ze weer zichzelf en zet ze een monter gezicht op.
“Hoe meer, hoe beter”, zegt ze dan. “Des te sneller ben ik weer gezond!”
Het doet me goed om haar wat positiever te horen. Anne is al behoorlijk depressief, dus het is een welkome verandering om Noor’s gemoed te zien. Ondanks dat ze alle recht heeft om verdrietig te zijn, natuurlijk.
Even later maken Chantal en ik ons uit de voeten voor de echo. We vertellen Noor dat we nog moeten ontbijten, want ze weet nog niets over de baby.
Als we in de wachtkamer zitten, vraagt Chantal ineens: “Wat denk je dat het wordt?”
Ik verslik me bijna in mijn koffie. Wat een strikvraag. Ik besluit om maar het beleefde antwoord te geven.
“Het maakt me niet uit, zolang het maar gezond is”, zeg ik, zo gemeend mogelijk. Natuurlijk wil ik wel echt dat het kindje gezond is, maar stiekem heb ik toch mijn voorkeur.
“Ik ben heel erg benieuwd”, geeft Chantal toe. “Als het goed is, kunnen ze het dadelijk al zien.”
“Ach, zo spannend is het niet, hoor”, zeg ik doodserieus. “Met mijn geluk wordt de meerderheid vrouwen in mijn gezin alleen maar groter! Zelfs de honden zijn teefjes. En dan heb ik het niet over hun persoonlijkheid. Nou, ja, ook. Maar toch!”
“Dus jij wil een jongetje?”, lacht Chantal, terwijl ze zich tegen me aan laat leunen. “Dat lijkt me ook heel leuk.”
“Waarom wil je het eigenlijk al weten?”, vraag ik. “We kunnen de kleur voor de babykamer ook gewoon neutraal houden.”
“Dat is het niet”, reageert Chantal. “Ik ben de laatste dagen gewoon veel over babynamen aan het nadenken.”
“Oh, maar dat weet ik ook al lang!”, lach ik. “Rick Junior voor een jongetje, en Erica voor een meisje!”
“Ah, nee!”, lacht Chantal. “Dat vind ik zo ontzettend afgezaagd! Als we het kindje vernoemen moet het wel een mooie naam zijn. Zoals Jonathan, mijn vader.”
“Jonathan”, herhaal ik. “Beetje ouderwets. Wat vind je van Jona? Met of zonder ‘h’?” Chantal lacht en zoent me op mijn wang. “Laten we eerst de echo maar eens afwachten”, zegt ze.
Drie kwartier later staan we weer in de wachtkamer. Chantal straalt van oor tot oor. Ik waarschijnlijk ook.
“Zie je nou wel?”, zeg ik triomfantelijk.
Oproepje: Iemand die een leuke babynaam weet? Alle suggesties zijn welkom, en de allerleukste zal ik ook gebruiken!