Peetoom (Hoofdstuk 31)
Hoofdstuk 31: Kwetsbaar
Ik zit nog steeds met Anne aan de keukentafel. We voeren het moeilijkste gesprek sinds het moment waarop ik haar moest vertellen dat Marnix en Lisa waren omgekomen.
Anne heeft namelijk opgebiecht dat ze soms stiekem de luiers van Noor draagt, en dat ze dit al jaren doet. Het verklaart voor mij een hoop; ik heb altijd al het idee gehad dat Anne iets voor me achterhield. Maar dit heb ik nooit zien aankomen.
Daarna heeft Anne ook geprobeerd om aan me uit te leggen waarom ze zo graag een luier draagt. Het is een soort uitlaatklep voor haar; ze kan ermee ontspannen. Door de luier voelt ze zich weer even klein. En als je klein bent, dan hoef je je ook nergens zorgen over te maken.
Ergens is het een logische redenering. Iedereen heeft een uitlaatklep. Maar ik moet toegeven dat ik dit wel een heel vreemde vind. Ik probeer Anne hier niets van te laten merken, omdat ik haar niet het idee wil geven dat ze zich er om moet schamen. Waarom zou ze ook? Liever dit dan dat ze zou beginnen met roken, of aan andere drugs.
“En nu?”, vraagt Anne plotseling.
“Nou, ik moet even over alles nadenken”, geef ik toe. “Maar één ding beloof ik je. Hier in huis hoef je dat gedeelte van jezelf niet meer te verbergen. Nooit meer.”
Ik meen wat ik zeg. Het idee dat Anne niet zichzelf kan zijn in haar eigen huis vind ik triest. Dat wil ik zelf ook kunnen. Dan hoort dat voor Noor en Anne hetzelfde te zijn.
“Het is lief hoe je het zegt”, reageert Anne. “Maar zo makkelijk is het niet.” Haar reactie verbaast me, en ik vraag dan ook hoe ze daarbij komt.
“Hoe denk je dat Noor erop zou reageren als ze me zo ziet? Vrijwillig in de luiers die ze zelf zo haat te dragen? En voor jou zal hetzelfde gelden.”
“Oké, ik moet toegeven dat het misschien beter is als Noor er voorlopig even niets van meekrijgt. Ze is toch te jong om het te kunnen snappen”, erken ik. “Maar ik weet waarom ik er problemen mee zou hebben. Daarom zeg ik ook net dat ik wil dat je hier thuis jezelf kunt zijn.”
Anne lacht, een beetje wanhopig. Ik snap duidelijk niet wat haar bezwaar is.
“Je gaat mij niet vertellen dat je er geen moeite mee hebt om mij in een luier te zien rondlopen? Uit het niets? Ik heb er jaren voor nodig gehad om naar mezelf in de spiegel te durven kijken”, legt Anne uit. Er klinkt een emotioneel geluid in haar stem.
“Waarom zou ik daar moeite mee hebben? Het maakt me van Noor toch ook niet uit? Dat jij er zelf voor kiest is toch je goed recht?”, leg ik uit. Langzaam begin ik in mijn eigen argumentatie te geloven. Het is ook haar goed recht!
“Zelfs al zou je aan de luiers wennen, dan is de rest er ook nog”, reageert Anne. “Als ik mezelf mag zijn, dan moet ik dat ook helemaal kunnen. Dus ook met mijn speen, mijn fles of mijn knuffel. Anders heeft het nog steeds geen zin.”
“Anne. Ik beloof je: er is niets dat je zou kunnen doen waar ik moeite mee zou hebben. Zolang het maar echt is waar jij je gelukkig bij voelt”, probeer ik nog een laatste keer.
Ik wil oprecht voelen wat ik beweer. Ik wil het echt! Maar, in alle eerlijkheid, zo voel ik het op dit moment niet. “Ach, stel je niet aan, man”, denk ik bij mezelf. Als ik Anne zover krijg dat ze gewoon zichzelf is, dan zal ik daar met de tijd toch wel aan wennen. Tot die tijd zal ik moeten doen alsof.
“Het is niet dat ik je niet WIL geloven”, begint Anne aan een nieuwe zin, die ze vervolgens niet afmaakt. “Vertrouw je me niet?”, vraag ik bezorgd. Anne schudt haar hoofd, en geeft aan dat ze me wel degelijk vertrouwt.
“Geef me dan op zijn minst een kans om het te bewijzen. Laat me jezelf zien en dan merk je vanzelf dat het allemaal oké is”, sluit ik mijn betoog af.
Anne schudt haar hoofd opnieuw. “Als het echt is wat je wilt”, zegt ze emotieloos. “In het meest rechtse keukenkastje, op de bovenste plank staat achter de vergiet mijn fles. Als je er echt geen moeite mee hebt, mag je me mijn drinken voeren.”
Ik knik en sta snel op, puur zodat ik me met mijn rug naar Anne kan draaien. Zo kan ze mijn verbazing niet zien. Dit verzoek had ik niet verwacht, en overvalt me dan ook compleet. Maar ik kan nu niet meer terug – ik moet Anne laten zien dat ze zichzelf kan zijn.
Snel herpak ik mezelf en vis Anne’s fles uit het keukenkastje. “Wat wil je drinken?”, vraag ik haar, terwijl ik naar de koelkast loop. “Als we nog ranja hebben, lust ik dat graag. Anders gewoon water, alsjeblieft”, hoor ik Anne roepen. Ze is intussen in de woonkamer gaan zitten. Ik heb haar niet eens horen weglopen.
Ik probeer mezelf zoveel mogelijk tijd te gunnen om moed te verzamelen. De druk om Anne zich prettig te laten voelen weegt zwaar op mijn schouders. Langzaam laat ik wat siroop in het flesje stromen, voordat ik deze bijvul met water. Voorzichtig draai ik de speen op de fles en schud ik er een beetje mee, zodat de siroop en het water zich goed mengen.
Oké – geen weg terug.
Met lood in mijn schoenen loop ik naar Anne in de woonkamer. Ze zit in de grote, luie stoel die normaal mijn domein is. Serieus kijkt ze me aan, terwijl ze braaf op haar duim zuigt – wat verraadt dat zij zich ook ongemakkelijk voelt.
Ineens valt me op dat haar pyjamabroek over de stoel hangt. Onder haar shirt heeft ze nu alleen nog een luier aan. Zo te zien is het de natte die ze eerder voor me probeerde te verbergen.
“Is het niet fijner om een droge te dragen?”, vraag ik, een beetje bezorgd. Anne staat op uit de stoel en gebaart dat ik er moet gaan zitten. “Ik merk er niet zoveel van. Bovendien, toen ik klein was werd ik ook niet altijd direct verschoond. Toch?”, verklaart ze.
Ik knik, terwijl ik me in de stoel laat zakken. Rustig komt Anne bij me op schoot zitten. Ze slaat mijn arm om zich heen en laat haar hoofd op mijn borst leunen. Voorzichtig breng ik Anne’s fles tot haar lippen. Onhandig knoei ik wat druppels ranja op Anne’s bovenbeen.
“Sorry”, zeg ik gemeend. Anne veegt de druppels weg. “Geeft niets”, zegt ze zachtjes, voordat ze heel langzaam aan de speen van haar fles begint te drinken. Raar genoeg lijkt ze zo echt op haar plek, maar blijkbaar voelt ze zich dusdanig ongemakkelijk dat ze haar ogen sluit.
Ik probeer iets te bedenken dat ik kan doen om Anne zich meer op haar gemak te laten voelen, maar meer dan een zoen op haar hoofd kan ik niet verzinnen. Anne nestelt zich wat steviger tegen me aan, terwijl ze voorzichtig verder drinkt.
Onze reflectie is te zien in het raam, ondanks dat de gordijnen dicht zijn. Op het eerste gezicht bedenk ik me dat het er best lief uitziet. Echter, vanaf dat moment blijft de leeftijd van Anne me door het hoofd spoken.
“Ze is dertien, het hoort zo niet. Dit is fout. Misschien moet ik haar niet aanmoedigen. Of stel ik me aan. Wat als dit echt een fase is? Dan nog; dit voelt fout. Ze is bijna veertien! Stop ermee! Wat zouden Marnix en Lisa ervan zeggen? Of Chantal? Stop ermee! Stop!”
Ik blijf strak vooruit kijken, terwijl al deze gedachten in mijn hoofd voorbij komen. Ik staar naar ons spiegelbeeld in het raam en blijf twijfelen of ik iets goeds of iets slechts voor Anne aan het doen ben.
Dan draait Anne zich nog een beetje naar me toe. Hierdoor raken mijn pink en ringvinger ineens het plastic van haar luier aan. Ik kan er niets aan doen, maar door dit contact schrik ik terug.
Anne schrikt vervolgens uit haar roes van mijn beweging. Ze kijkt me verbaasd aan. De geschrokken blik in mijn ogen zegt blijkbaar alles.
“Ik zei het toch?”, merkt ze terecht op. “Het voelt niet goed voor je.”
Inwendig vloek ik, wetende dat ik gefaald heb. Ik kijk Anne nu ook aan en met het schudden van mijn hoofd geef ik toe dat ze gelijk heeft.
“Ik hou van je, lieverd. Maar het voelt inderdaad niet goed.”
Anne staat op van mijn schoot en trekt snel haar pyjamabroek weer over haar luier aan. “Het geeft niet. Je hebt het geprobeerd. Het is in ieder geval geen geheim meer.”
“Je kunt het gewoon op je kamer blijven doen”, probeer ik mijn gevoel te rechtvaardigen. “En als je je kleren over je luier aanhebt, kun je die ook rustig beneden dragen. Echt. Pak maar bij Noor wat je nodig hebt.”
Ineens is alle twijfel weg en voel ik me heel erg slecht. Maar doorgaan met Anne de fles geven, kan ik niet. Nog niet. Misschien wel nooit. Ik heb Anne aangespoord eerlijk te zijn; nu moet ik dat zelf ook doen.
“Dankjewel. Ik waardeer echt dat je het geprobeerd hebt. Papa zou dat nooit gedaan hebben”, reageert Anne. Ik weet dat ze gelijk heeft. Marnix was niet erg open-minded. Hij zou Anne waarschijnlijk direct naar een psychiater gestuurd hebben.
Anne pakt haar flesje van de salontafel en draait zich weer naar mij. “Vind je het niet stom van me?”, vraag ik bezorgd.
“Natuurlijk niet”, antwoordt ze, voordat ze me een kus op mijn wang geeft. Het is waarschijnlijk de eerste keer sinds ik hier woon, dat ze dat uit zichzelf doet.
“En .. ik hou ook van jou, Oom Rick”, zegt ze gemeend, voordat ze naar boven vertrekt en mij in mijn stoel achterlaat. Ik bedenk me dat het meisje, dat zo graag klein wilt zijn, waarschijnlijk een stuk meer volwassen dan mij is. Beschaamd steek ik een sigaret aan.
Wie ben ik om te oordelen?