Peetoom (Hoofdstuk 37)
Hoofdstuk 37: Het Witte Konijn
Nijmegen, het is nooit mijn stad geweest. In de vroege jaren van mijn studie ben ik er wel eens gaan stappen met wat vrienden. Dronken worden kun je er prima. Maar waar kun je dat niet? Verder doet deze stad mij eigenlijk weinig.
Terwijl ik in alle vroegte door de tuinen van het verzorgingstehuis wandel, probeer ik mijn gedachten wat te verzetten. De uitvaart van Opa heeft Anne weinig goed gedaan. Niet alleen zijn haar herinneringen aan de dood van Marnix en Lisa weer springlevend; er komt nu extra verdriet bovenop.
En als Anne verdriet heeft, dan gaat ze op slot.
Zo ging het na de begrafenis van Marnix en Lisa, en ook toen Pierre haar misbruikt heeft. Ze pot alle emotie op, zodat het voor ons lijkt alsof het goed met haar gaat. Maar van binnen slaat haar verdriet harder toe dan nodig is.
Anne kan dat heel lang volhouden, maar uiteindelijk komt het er toch uit. En dan vormen die emoties een echte waterval.
Waarschijnlijk kan Anne haar emoties zo lang binnenhouden, omdat ze haar eigen uitlaatklep heeft gevonden. Ze heeft gelijk als ik ze zegt dat ik niet snap waarom, maar die luiers helpen haar. Afgezien van het feit dat ze ook dat geheim moet houden.
Misschien moet ik ze ter sprake brengen. Als ik Anne nogmaals duidelijk maak dat het geen probleem is om zich zo af te reageren, zou ze de luiers dan nog nodig hebben? Wellicht verdwijnt die behoefte zodra ze zich bij mij veilig genoeg voelt om over haar verdriet te praten.
Niet dat die behoefte moet verdwijnen. Nogmaals, ik kan me er totaal niet in inleven. Echter zie ik het als iets onschuldigs. Er zijn ook kinderen van haar leeftijd die gaan drinken, in drugsgebruik vallen of zich afreageren door seks te hebben.
“Of door te gaan roken”, denk ik hardop, terwijl ik mijn laatste sigaret aansteek. Het pakje is hierna leeg, en dat geeft me geen fijn gevoel. Ik hoef niet de hele dag aan één stuk door te roken, maar het is een geruststellend gevoel om te weten dat ik het kan.
Snel check ik de tijd op mijn mobiele telefoon. Het is even na achten in de ochtend. Er zal toch wel een tankstation open zijn? Zeker op een maandag. Hoewel, het is niet zomaar een maandag. Het is oudjaarsdag. Veel zaken gebruiken dat als excuus om minder te werken. Prima, zolang ik maar aan mijn sigaretten kom.
Aangezien ik met Anne heb afgesproken dat ik haar pas om elf uur zou wakker maken, heb ik tijd genoeg om de proef op de som te nemen. Daarom besluit ik om maar een korte wandeling te maken. Dan kom ik vanzelf wel te weten waar ik aan sigaretten kan komen.
Na een kleine tien minuten is mijn laatste sigaret op, en maak ik de peuk uit. Nadat ik mezelf ervan verzekerd heb dat hij niet meer brandt, gooi ik de filter in een afvalbak naast een bankje. Achter het bankje is een kleine speeltuin, met veel gras en struiken.
Als ik me weer om wil draaien, meen ik iets te zien vanuit mijn ooghoek. Ik draai mijn hoofd terug en zie dat ik gelijk heb.
Een wit konijn kijkt me vrolijk aan vanonder een glijbaan.
Heeft die bewoonster van het verzorgingstehuis me gisteren niet verteld dat er pas geleden zo’n konijn bij hun ontsnapt is?
“Dit is mijn kans om een oneindige voorraad koffiemuntjes te verdienen”, mompel ik, na mijn besluit om het beestje maar te vangen.
Zo voorzichtig en onopvallend als ik kan cirkel ik om het beestje heen. Gelukkig kan ik over het gras lopen, en maak zo geen geluid. Het konijn kan het allemaal weinig schelen, en knaagt op zijn gemak aan wat blaadjes.
“Goed zo, beestje”, fluister ik op een sussende toon. “Niet schrikken. Het is goed volk. Ik ga je niet slachten. Kerstmis is al voorbij.”
Uiteindelijk sta ik recht achter het konijn, dat nog steeds niet bezorgd is om wat ik aan het doen ben. Ik ben dichtbij genoeg om mijn slag te slaan. Voorzichtig strek ik mijn armen uit richting het dier. Dit is het!
“WHAT IF I SAY THAT I’M NOT LIKE THE OTHERS
WHAT IF I SAY I’M NOT JUST ANOTHER ONE
LOOK AT YOUR FACE, YOU’RE THE PRET..”
De harde tonen van de Foo Fighters kiezen als mijn ringtone. Niet de allerslimste keuze die ik ooit gemaakt heb. Ik word er normaal altijd goed wakker van. Maar het konijn dus ook.
Van de schrik tuimel ik voorover. Het konijn springt op en huppelt een paar meter door. Uitdagend draait het zich om en haalt het zijn neus een paar keer op. Dan zet hij het op een rennen.
Geïrriteerd sta ik op, en klop de grassprieten van mijn broek. Snel check ik mijn gemiste oproepen.
“Gemist 08:22 uur: Chantal Mobiel”
“Wat zullen we nu krijgen?”, mompel ik verbaasd. Heel even weeg ik voor mezelf af of ik haar terug moet bellen. Ik besluit om dat maar niet te doen. Chantal kan er nu even niet bij, aangezien ik me op Anne wil concentreren.
Daarnaast heb ik er eerlijk gezegd ook even geen zin in om Chantal te spreken. De breuk is nog te vers. Misschien denk ik er morgen wel anders over, wanneer we weer thuis zijn. Zien we dan wel.
Even verderop vind ik eindelijk een tankstation. Is dat verdraaide konijn nog ergens goed voor geweest. Als ik hem niet had gezien, was ik waarschijnlijk de andere kant opgelopen. “Ik krijg hem nog wel”, mompel ik, terwijl ik zie dat mijn goede broek wat beschadigd is. “Dit pak was duur, nu is het persoonlijk.”
Terwijl ik in het tankstation wat koffie uit de automaat haal, valt me op hoeveel ze daar verkopen. Niet alleen snoep, drank en sigaretten, maar er zijn ook blikken soep, brood, ijs. Even verderop zie ik deodorant staan, en er liggen zelfs Pampers.
Ik denk terug aan Anne. Verschillende keren heb ik haar laten weten dat ik haar wil steunen. Dat het prima is, als ze zichzelf wil zijn. Met of zonder luiers. Of ze het nu moeilijk heeft of niet. Nu heeft ze het moeilijk. Zou ze het gebaar kunnen waarderen als ik een pak voor haar meeneem?
Ik besluit om de gok maar te wagen. Hoe dan ook laat ik zien dat het me iets kan schelen op de goede manier. Even twijfel ik wat ik mee moet nemen. De pakken zien er allemaal hetzelfde uit. Er staat alleen overal een ander cijfer op. 1, 2, 3, 4, 4+ .. wat moet ik daar nou weer mee?
Nummer één dan maar. Een is goed, denk ik. De beste kwaliteit, of iets dergelijks. “Op hoop van zegen dan maar”, mompel ik en laat de luiers en sigaretten afrekenen.
“Hoge nood?”, grapt de medewerker van het tankstation, doelend op de luiers. Denkend dat hij het vroege tijdstip bedoelt, zeg ik: “Voor sommige dingen is het nooit te vroeg. Of te laat.”
De man snapt er niets van, maar lacht beleefd. Daardoor snap ik weer niet wat hij bedoeld heeft. Ik bedank hem en verlaat de shop. Volgens mij hebben we op dat moment allebei dezelfde gedachte.
“Wat was dat een rare vent.”
Al snel ben ik weer in het tehuis. Anne is inmiddels ook alweer wakker. “Wat zie jij eruit!”, zegt ze, en wijst naar de vlekken op mijn goede broek.
Snel vertel ik haar over dat verdraaide konijn. “Maar ik krijg hem nog wel”, brom ik uiteindelijk.
“Alice”, lacht Anne. Mijn gezichtsuitdrukking verraadt waarschijnlijk dat ik het niet snap, want ze legt het meteen uit. “Alice in Wonderland? Het witte konijn?” Nadat Anne me de symboliek van het witte konijn heeft uitgelegd, heb ik meteen weer behoefte aan een sigaret.
“Jij bent veel te slim voor je leeftijd”, zeg ik gemeend tegen Anne, terwijl ik een nieuw pakje sigaretten uit de plastic zak van het tankstation haal. “Je kunt nooit te slim z… Zijn dat Pampers?”, breekt Anne haar comeback verbaasd af. “Wat moet je daarmee?”
Zo voorzichtig als ik kan, leg ik aan Anne uit dat ik snap dat ze het nu moeilijk heeft. “En aangezien we niet thuis zijn, kun je niet aan de luiers van Noor komen. Voor het geval dat je niet met me wil praten en toch rustig wil worden. Naja, je snapt me wel. Toch?”
Anne neemt het pak luiers vast en begint te lachen. “Ik weet dat je het erg lief bedoelt. Maar ik kan wel een paar dagen zonder. Bovendien is dit de allerkleinste maat luiers die ze maken. Die passen amper om mijn hand”, giechelt ze.
“Maar ik vind het wel heel erg lief van je. Dankjewel”, en ik krijg zowaar een zoen. “Als ik wil praten dan doe ik dat echt. Ik heb heus wel wat geleerd van Max.”
Ik weet niet of ik dat nu wel zo’n goed nieuws vind.
De rest van de dag hebben we met zijn tweeën alle spullen van Opa uitgezocht en opgeruimd. Het meubilair en de kleding worden verdeeld onder wat andere bewoners. Voor Anne en Noor hebben we een aantal persoonlijke spullen bewaard. We vonden nog een foto van Opa bij de volière van het tehuis. Zonnebril op, korte broek aan. Dikke witte sokken in zijn sandalen.
Een vreselijke foto, maar wel typisch Opa. Genietend. We hebben besloten om die foto aan de bewoonster te geven, waarmee ik voor de uitvaart gepraat heb.
Tegen een uur of vijf heeft Anne besloten om nog even te gaan liggen. Ik heb opdracht gekregen om wat lekkers bij de frituur te gaan halen. Op mijn dooie akkertje wandel ik weer door de straten van Nijmegen. Bah, de stad heeft me nooit veel goeds opgeleverd.
“Verdraaid nog aan toe”, sis ik ineens. Dat konijn is er weer. Iets verderop in de straat zie ik hem in een voortuin rondhuppelen. Vastbesloten zet ik het op een lopen en met een snoekduik graai ik het beestje bij zijn kladden. Helaas stoot ik ook een beeld in de tuin om. Al snel gaat de voordeur open.
“Wat is hier aa…”
Voorzichtig krabbel ik overeind. Opnieuw plekken in mijn goede broek. Rotbeest. Maar ik heb hem! Dan kijk ik omhoog, naar de vrouw die hier woont. Ik kan mijn ogen niet geloven.
“Rick?”, vraagt Ellen, stomverbaasd.
De schemerende lucht wordt even verlicht door wat vuurwerk van hangjongeren. Het is haar echt..