Snakebite
Superlid
Peetoom (Hoofdstuk 05)
Hoofdstuk 05: Groei
De maandag waarop ik de voogdij over Anne en Noor heb genomen, besloot ik om de meiden hier niet gelijk van op de hoogte te stellen. Het weekend ervoor, waar we met zijn allen op het grote kermisbed in de woonkamer hebben geslapen, was daar de reden voor. Mijn nichtjes hebben toen zoveel plezier kunnen maken, dat ze hun verdriet even konden vergeten. Hoewel er ongetwijfeld nog een hoop momenten zullen komen waarop ze aan de dood van hun ouders zullen worden herinnerd, vind ik het niet nodig om het onderwerp ter sprake te brengen als het niet écht noodzakelijk is. Tot het moment waarop de meiden zullen vragen, is het niet noodzakelijk het ze te vertellen.
De dag erna is de juf van Noor ’s middags op bezoek gekomen om te kijken hoe het met haar gaat. Ze zit dit jaar in groep 7 en als ik de juf moet geloven is dat het belangrijkste jaar van allemaal. Ik ben benieuwd of de leraren van groep 6 en groep 8 er ook zo over denken. Ik heb haar uitgelegd dat ik nu de voogdij over Noor heb en dat ze volgende week weer naar school zal komen. Ze gaf zelf aan dat de leerplichtambtenaar al geïnformeerd had naar de oorzaak van Noor’s afwezigheid, maar dat ik me daar geen zorgen over hoef te maken. Gelukkig deed ik dat toch al niet.
Wat ik belangrijker vond was dat diezelfde middag een vriendinnetje van Noor belde om te vragen of ze snel weer eens samen konden spelen. Er werd gelijk afgesproken dat ze woensdagmiddag bij ons zou langskomen. Het was een opluchting voor me dat Noor haar leventje weer op zou pakken.
Ten slotte belde op dinsdagavond de mentor van Anne op. Zij zit intussen al in de brugklas en dat is natuurlijk ‘het belangrijkste jaar van allemaal’. Na een diepe zucht heb ik meneer Frijns (dodelijk saaie man) de situatie uitgelegd. Hij zou ervoor zorgen dat zo snel mogelijk iemand langs zou komen met het huiswerk voor Anne. Een mooie gelegenheid om Anne te pushen haar sociale leven weer op gang te brengen.
Intussen is het woensdagmorgen. Ik zit met Chantal aan de keukentafel te ontbijten, terwijl de meiden nog slapen. Chantal heeft sinds de begrafenis ook iedere nacht hier geslapen en me geholpen met allerlei dingen, zoals koken en schoonmaken. Daarnaast heeft ze ook haar studie nog op peil weten te houden. Straks heeft ze een vroeg tentamen, vandaar dat ze nu de halve tafel bezaaid heeft met studieboeken. Alles nog “even snel” doornemen. Ik ken het nog van mezelf, want op de middelbare school deed ik niets anders. Iedere dag in de proefwerkweek zat ik ’s ochtends nog “even snel” mijn stof te leren. Het belangrijke verschil is echter dat ik alléén dan leerde. Chantal kent haar stof, maar is onzeker. Het is niet alsof ze nu nog net één belangrijk detail zal zien wat haar hele tentamen zal redden. Dit is meer om haarzelf gerust te stellen dat áls ze het niet zou halen, ze in ieder geval haar uiterste best heeft gedaan.
Vrolijk gezelschap is ze nu echter niet. Haar blik wijkt amper van de tekstboeken. Intussen al tien minuten niet meer. Al gauw ben ik het echt zat en sta ik op van tafel. Eén voor één vis ik alle boeken bij elkaar en leg ik ze in de huiskamer. “Wat doe je nou?” vraagt Chantal, met ogen zo groot als schoteltjes. “Ik leg je boeken weg, zodat we ook nog wat kunnen praten aan de ontbijttafel”, antwoord ik triomfantelijk. “Ja, maar ik moet nog leren voor mijn tent..”, begint ze nog, maar als ze ziet dat ik mijn hoofd al zit te schudden, breekt ze de zin af. “Dat hoef je helemaal niet. Je zit echt al dagen iedere avond te blokken. Als er dingen zijn die je al die tijd over het hoofd hebt gezien, dan zul je ze niet in dit uurtje nog leren, meid.” Ze zucht, duidelijk niet op haar gemak. “Maak je nou maar niet zo druk. Je weet net zo goed als ik dat je dat tentamen gaat halen. Je bent slim genoeg en hebt gedaan wat je kunt. Nu kun je je nog even ontspannen voordat de ellende begint. Doe dat ook lekker”, luidt mijn pleidooi. Ik kan duidelijk aan haar zien dat ze weet dat ik gelijk heb.
“Nou, wat zijn je plannen voor het weekend?” vraag ik, in de hoop haar een beetje uit de tent te lokken en het gesprek op gang te krijgen. “Nou, ik heb niet echt plannen. Eigenlijk zou ik nog met iemand uitgaan, maar dat ga ik gewoon afzeggen.” Verbaasd vraag ik haar waarom ze zou afzeggen. “Ik blijf liever bij jullie dan dat ik met Pierre ga daten. De meiden zijn veel liever dan hij”, grapt ze. “Ja, en knapper!” plaag ik. “Maar je gaat dus nog steeds met Pierre om? Ik dacht dat je ver klaar met hem was na jullie laatste date?” Ze neemt een hap van haar boterham, voordat ze me uitlegt dat ze niet verwacht dat Pierre twee dates achter elkaar met een serveerster zal gaan flirten. Hierna staat ze op en pakt ze haar schoolspullen bij elkaar. “Ik moet nu echt gaan, red jij het wel met de meiden?” vraagt ze. Ik knik, geef haar een knuffel en wens haar succes.
Zodra ik Chantal heb zien wegrijden, zet ik me met een sigaretje en mijn koffie op de bank in de woonkamer. Aan het laatste gesprekje heb ik gemengde gevoelens overgehouden. Hoewel ik Chantal ontzettend dankbaar ben voor haar steun en haar eigen leven gun, zit het me niet lekker dat de naam ‘Pierre’ gevallen is. Ik ken hem al jaren en vind hem maar een gladjakker. Meiden zijn voor hem meer gebruiksvoorwerpen dan mensen.
In de spiegel zie ik mijn eigen reflectie, en bedenk dat ik eigenlijk geen recht van spreken heb. Zelf lag ik een tijdje geleden nog met drie meiden in bed, waarvan ik er slechts één bij naam ken. Toch is er een belangrijk verschil tussen Pierre en mij. Ik jaag de vrouwen niet op. Als zich er kansen voordoen, sla ik ze meestal niet af. Maar ik ga er niet naar op zoek. Hij wel.
Normaal gesproken is Chantal slim genoeg om door dat soort types heen te prikken. Maar bij Pierre is het anders. Ze kent zijn reputatie, al is het maar omdat ik haar er constant aan herinner. Toch kan ze dan geen ‘nee’ zeggen als hij een date probeert te regelen. Misschien valt ze wel gewoon op zijn ‘bad boy’-image.
Het is ook niet dat ik jaloers op Pierre ben. Chantal en ik hebben ons moment gehad en dat voelde gewoon niet goed genoeg. Maar dat wil niet zeggen dat ik niets om haar geef en gewoon in de handen van de eerste de beste rotzak laat vallen.
Op dat moment gaat de deur open en komt Anne in haar pyjama de kamer binnengelopen. Ze ziet er nog ontzettend slaperig uit en haar haren staan alle kanten op. Terwijl ze naar me toe loopt om me een knuffel te geven, is ze net een lopende zombie. Ik kan er niets aan doen en schiet in de lach. “Nou, als je zo stom gaat doen geef ik je wel geen knuffel!” zegt ze, een beetje beledigd. Meteen draait ze zich om, richting keuken. Heerlijk, dat temperament dat ze heeft. Dat hebben Anne en ik ongetwijfeld allebei van mijn vader meegekregen. Die man kon, net als ons, ’s ochtends echt niet uit de voeten. Als Anne weer eens zo’n bui heeft, doet ze me altijd aan hem denken. Geweldig om te zien, ik houd wel van vrouwen met pit.
Ik loop achter haar aan naar de keuken en geef haar snel een knuffel. “Ha! Ik krijg je toch wel”, grap ik. “Bah, ben je nou alweer aan het roken?” bromt ze. “Ach, niet zo chagrijnig, jij. Het is zo’n mooie dag. De vogeltjes schijnen, de zon fluit ..”
De ‘denk-nou-niet-dat-je-grappig-bent’-blik die ik daarna van Anne krijg, zegt me genoeg. Die krijg ik voorlopig gewoon niet opgevrolijkt. “Puber”, plaag ik haar nog even snel, gevolgd door een kus op d’r voorhoofd. Terwijl Anne gaat ontbijten, ga ik terug op de bank zitten. Het lijkt me beter om haar even haar ruimte te geven. Zou ik zelf ook willen. Terwijl ik een slok koffie neem, kijk ik naar de voortuin van het huis. Het gras begint intussen erg lang te worden. Zeker vergeleken met dat van de buurman. Zijn naam ken ik intussen nog steeds niet, zelfs toen ik hem ben gaan bedanken voor hun steun op de begrafenis heb ik niet op een naambordje gelet. ‘Sulletje’ noem ik hem dan voorlopig nog maar. Hij loopt toevallig net langs en ik zie aan hem dat het lange gras hem ook opvalt. Ik zucht diep. Drie weken geleden zou ik niets hebben gegeven om de lengte van wat grassprieten, maar dit moest en zou gemaaid. Ik begin veel te burgerlijk te worden.
Toch ga ik nog even bij Anne aan de keukentafel zitten. “Zeg, Anne. Je mentor stuurt deze week nog iemand langs met wat huiswerk. Hij belde gisteravond”, vertel ik. “Bah, dat zal wel veel zijn”, zucht ze. “Ja, schat, ik ben er ook niet dol op, maar het zal toch moeten gebeuren.” Ik krijg er niet echt een reactie op, dus probeer ik het op een andere manier.
“Anne komt vanmiddag, trouwens. Gezellig met Noor spelen”, pols ik. Ik hoop dat ze nu zegt dat ze zelf ook weer plannen aan het maken is. “Noor? Spelen? Hoe gaat ze dat doen met haar luier dan? Of is het de bedoeling dat iedereen het weet?” is Anne’s reactie, die me lichtelijk irriteert. “Joh, dat ziet toch niemand. Kun je niet een beetje blij voor je zusje zijn? Het is goed dat ze met haar vriendinnetjes gaat spelen. Zou jij ook moeten doen!”
Ze staat op en gaat naar boven. De rest van haar boterham laat ze gewoon liggen. Af en toe kan het zo’n lastig meisje zijn. Temperament is leuk, maar dit niet meer. Alsof je het gewoon nooit goed kunt doen.
Eigenlijk had ik Anne achterna willen lopen naar boven, maar op dat moment gaat mijn telefoon. “Hey Rick, met Peter. Waar blijf je, joh?” klinkt het aan de andere kant van de lijn. Peter is één van mijn mede-studenten. We zitten samen in een projectgroep. Blijkbaar staat er voor nu een vergadering gepland, maar daar kan ik me niks van herinneren.
“Ik heb je de uitnodiging nog gemaild; daar ben ik zeker van”, reageert Peter. Niet dat ik mijn mail de laatste tijd heb bijgehouden, maar goed. Ik vertel hem dat ze het vandaag maar zonder mij moeten doen, omdat ik toch bij de meiden moet blijven. Ik kan ze niet zomaar alleen laten. Enigszins teleurgesteld hangt Peter op.
Ik heb me daarna gewassen en aangekleed. Toen ik bij Anne op haar slaapkamer keek zag ik dat ze haar bed weer is ingekropen. Mooi, hopelijk wordt ze straks een beetje vrolijk wakker. Tot die tijd ga ik me bezighouden met gras in de voortuin.
Het is lang geleden dat ik me zo aan een apparaat heb moeten ergeren als de grasmaaier van Marnix. Het heeft alleen al een kwartier geduurd voordat ik hem aan heb gekregen. Automatisch zocht ik al naar de aan-en-uit-knop, maar die vind je niet op een grasmaaier. Ik vroeg me al af waar dat rare koordje voor was. Uiteindelijk heb ik het gras overal ongeveer even kort weten te krijgen en me er toen weer aan geërgerd dat ik ook nog wat moest vegen langs de randen van de tuin. Ik ben echt niet in de wieg gelegd voor lichamelijk werk. Of lui. Of allebei.
Het is één uur als ik eindelijk tevreden ben over de voortuin. Waarschijnlijk zal ik het vanavond al zonde van mijn tijd vinden, maar voor het moment ben ik trots. Ook een beetje op mijn luie zelf. Als ik al het materiaal heb opgeruimd, ga ik weer naar binnen. Noor zit met Anne voor de televisie. Allebei hebben ze een controller van ‘Guitar Hero’ in hun handen. Het is natuurlijk maar wat je leuk vindt. Mij niet gezien.
Terwijl ik mijn handen sta te wassen komt Noor naar me toe. Eerst een knuffel en dan vraagt ze me zachtjes iets. Of ik nieuwe broekjes voor haar kan halen, omdat ze anders morgenvroeg zonder zit. “Natuurlijk, schat. Maar we gaan wel nog oefenen deze week. Als ik gras kan maaien, kun jij overdag zonder luier, hoor”, zeg ik, terwijl ik haar een kus op haar hoofd geef. “Oh, en daarna leer ik je op een echte gitaar spelen, want dit is verschrikkelijk!”
Intussen komt Chantal binnengelopen. “Makkie!” reageert ze, als ik haar vraag hoe haar tentamen is gegaan. “Zie je nou wel?” zucht ik, terwijl ineens de bel van de voordeur gaat. Een klasgenootje van Anne, met haar huiswerk. Ik roep Anne naar beneden en loop terug de woonkamer in, terwijl mijn telefoon opnieuw begint te rinkelen.
“Ja, Rick, je spreekt met Jan Troost, hier”, hoor ik. Troost is mijn eigen mentor. Hij heeft me al weken niet gezien en blijkbaar ben ik niet alleen uit mijn projectgroep gezet, maar heb ik ook toetsen gemist. Hij wil weten wat mijn bedoeling is.
Ik zucht opnieuw en kijk om me heen. Noor en Anne spelen vrolijk Guitar Hero, Anne heeft haar klasgenootje binnen gevraagd en ze zitten intussen te lachen aan de keukentafel. Buiten staat Chantal te bellen met haar ouders, om ze te vertellen hoe het tentamen is gegaan. “Meneer Troost? Ik ga de eerstkomende tijd niet op college te vinden zijn”, reageer ik uiteindelijk.
Hoofdstuk 05: Groei
De maandag waarop ik de voogdij over Anne en Noor heb genomen, besloot ik om de meiden hier niet gelijk van op de hoogte te stellen. Het weekend ervoor, waar we met zijn allen op het grote kermisbed in de woonkamer hebben geslapen, was daar de reden voor. Mijn nichtjes hebben toen zoveel plezier kunnen maken, dat ze hun verdriet even konden vergeten. Hoewel er ongetwijfeld nog een hoop momenten zullen komen waarop ze aan de dood van hun ouders zullen worden herinnerd, vind ik het niet nodig om het onderwerp ter sprake te brengen als het niet écht noodzakelijk is. Tot het moment waarop de meiden zullen vragen, is het niet noodzakelijk het ze te vertellen.
De dag erna is de juf van Noor ’s middags op bezoek gekomen om te kijken hoe het met haar gaat. Ze zit dit jaar in groep 7 en als ik de juf moet geloven is dat het belangrijkste jaar van allemaal. Ik ben benieuwd of de leraren van groep 6 en groep 8 er ook zo over denken. Ik heb haar uitgelegd dat ik nu de voogdij over Noor heb en dat ze volgende week weer naar school zal komen. Ze gaf zelf aan dat de leerplichtambtenaar al geïnformeerd had naar de oorzaak van Noor’s afwezigheid, maar dat ik me daar geen zorgen over hoef te maken. Gelukkig deed ik dat toch al niet.
Wat ik belangrijker vond was dat diezelfde middag een vriendinnetje van Noor belde om te vragen of ze snel weer eens samen konden spelen. Er werd gelijk afgesproken dat ze woensdagmiddag bij ons zou langskomen. Het was een opluchting voor me dat Noor haar leventje weer op zou pakken.
Ten slotte belde op dinsdagavond de mentor van Anne op. Zij zit intussen al in de brugklas en dat is natuurlijk ‘het belangrijkste jaar van allemaal’. Na een diepe zucht heb ik meneer Frijns (dodelijk saaie man) de situatie uitgelegd. Hij zou ervoor zorgen dat zo snel mogelijk iemand langs zou komen met het huiswerk voor Anne. Een mooie gelegenheid om Anne te pushen haar sociale leven weer op gang te brengen.
Intussen is het woensdagmorgen. Ik zit met Chantal aan de keukentafel te ontbijten, terwijl de meiden nog slapen. Chantal heeft sinds de begrafenis ook iedere nacht hier geslapen en me geholpen met allerlei dingen, zoals koken en schoonmaken. Daarnaast heeft ze ook haar studie nog op peil weten te houden. Straks heeft ze een vroeg tentamen, vandaar dat ze nu de halve tafel bezaaid heeft met studieboeken. Alles nog “even snel” doornemen. Ik ken het nog van mezelf, want op de middelbare school deed ik niets anders. Iedere dag in de proefwerkweek zat ik ’s ochtends nog “even snel” mijn stof te leren. Het belangrijke verschil is echter dat ik alléén dan leerde. Chantal kent haar stof, maar is onzeker. Het is niet alsof ze nu nog net één belangrijk detail zal zien wat haar hele tentamen zal redden. Dit is meer om haarzelf gerust te stellen dat áls ze het niet zou halen, ze in ieder geval haar uiterste best heeft gedaan.
Vrolijk gezelschap is ze nu echter niet. Haar blik wijkt amper van de tekstboeken. Intussen al tien minuten niet meer. Al gauw ben ik het echt zat en sta ik op van tafel. Eén voor één vis ik alle boeken bij elkaar en leg ik ze in de huiskamer. “Wat doe je nou?” vraagt Chantal, met ogen zo groot als schoteltjes. “Ik leg je boeken weg, zodat we ook nog wat kunnen praten aan de ontbijttafel”, antwoord ik triomfantelijk. “Ja, maar ik moet nog leren voor mijn tent..”, begint ze nog, maar als ze ziet dat ik mijn hoofd al zit te schudden, breekt ze de zin af. “Dat hoef je helemaal niet. Je zit echt al dagen iedere avond te blokken. Als er dingen zijn die je al die tijd over het hoofd hebt gezien, dan zul je ze niet in dit uurtje nog leren, meid.” Ze zucht, duidelijk niet op haar gemak. “Maak je nou maar niet zo druk. Je weet net zo goed als ik dat je dat tentamen gaat halen. Je bent slim genoeg en hebt gedaan wat je kunt. Nu kun je je nog even ontspannen voordat de ellende begint. Doe dat ook lekker”, luidt mijn pleidooi. Ik kan duidelijk aan haar zien dat ze weet dat ik gelijk heb.
“Nou, wat zijn je plannen voor het weekend?” vraag ik, in de hoop haar een beetje uit de tent te lokken en het gesprek op gang te krijgen. “Nou, ik heb niet echt plannen. Eigenlijk zou ik nog met iemand uitgaan, maar dat ga ik gewoon afzeggen.” Verbaasd vraag ik haar waarom ze zou afzeggen. “Ik blijf liever bij jullie dan dat ik met Pierre ga daten. De meiden zijn veel liever dan hij”, grapt ze. “Ja, en knapper!” plaag ik. “Maar je gaat dus nog steeds met Pierre om? Ik dacht dat je ver klaar met hem was na jullie laatste date?” Ze neemt een hap van haar boterham, voordat ze me uitlegt dat ze niet verwacht dat Pierre twee dates achter elkaar met een serveerster zal gaan flirten. Hierna staat ze op en pakt ze haar schoolspullen bij elkaar. “Ik moet nu echt gaan, red jij het wel met de meiden?” vraagt ze. Ik knik, geef haar een knuffel en wens haar succes.
Zodra ik Chantal heb zien wegrijden, zet ik me met een sigaretje en mijn koffie op de bank in de woonkamer. Aan het laatste gesprekje heb ik gemengde gevoelens overgehouden. Hoewel ik Chantal ontzettend dankbaar ben voor haar steun en haar eigen leven gun, zit het me niet lekker dat de naam ‘Pierre’ gevallen is. Ik ken hem al jaren en vind hem maar een gladjakker. Meiden zijn voor hem meer gebruiksvoorwerpen dan mensen.
In de spiegel zie ik mijn eigen reflectie, en bedenk dat ik eigenlijk geen recht van spreken heb. Zelf lag ik een tijdje geleden nog met drie meiden in bed, waarvan ik er slechts één bij naam ken. Toch is er een belangrijk verschil tussen Pierre en mij. Ik jaag de vrouwen niet op. Als zich er kansen voordoen, sla ik ze meestal niet af. Maar ik ga er niet naar op zoek. Hij wel.
Normaal gesproken is Chantal slim genoeg om door dat soort types heen te prikken. Maar bij Pierre is het anders. Ze kent zijn reputatie, al is het maar omdat ik haar er constant aan herinner. Toch kan ze dan geen ‘nee’ zeggen als hij een date probeert te regelen. Misschien valt ze wel gewoon op zijn ‘bad boy’-image.
Het is ook niet dat ik jaloers op Pierre ben. Chantal en ik hebben ons moment gehad en dat voelde gewoon niet goed genoeg. Maar dat wil niet zeggen dat ik niets om haar geef en gewoon in de handen van de eerste de beste rotzak laat vallen.
Op dat moment gaat de deur open en komt Anne in haar pyjama de kamer binnengelopen. Ze ziet er nog ontzettend slaperig uit en haar haren staan alle kanten op. Terwijl ze naar me toe loopt om me een knuffel te geven, is ze net een lopende zombie. Ik kan er niets aan doen en schiet in de lach. “Nou, als je zo stom gaat doen geef ik je wel geen knuffel!” zegt ze, een beetje beledigd. Meteen draait ze zich om, richting keuken. Heerlijk, dat temperament dat ze heeft. Dat hebben Anne en ik ongetwijfeld allebei van mijn vader meegekregen. Die man kon, net als ons, ’s ochtends echt niet uit de voeten. Als Anne weer eens zo’n bui heeft, doet ze me altijd aan hem denken. Geweldig om te zien, ik houd wel van vrouwen met pit.
Ik loop achter haar aan naar de keuken en geef haar snel een knuffel. “Ha! Ik krijg je toch wel”, grap ik. “Bah, ben je nou alweer aan het roken?” bromt ze. “Ach, niet zo chagrijnig, jij. Het is zo’n mooie dag. De vogeltjes schijnen, de zon fluit ..”
De ‘denk-nou-niet-dat-je-grappig-bent’-blik die ik daarna van Anne krijg, zegt me genoeg. Die krijg ik voorlopig gewoon niet opgevrolijkt. “Puber”, plaag ik haar nog even snel, gevolgd door een kus op d’r voorhoofd. Terwijl Anne gaat ontbijten, ga ik terug op de bank zitten. Het lijkt me beter om haar even haar ruimte te geven. Zou ik zelf ook willen. Terwijl ik een slok koffie neem, kijk ik naar de voortuin van het huis. Het gras begint intussen erg lang te worden. Zeker vergeleken met dat van de buurman. Zijn naam ken ik intussen nog steeds niet, zelfs toen ik hem ben gaan bedanken voor hun steun op de begrafenis heb ik niet op een naambordje gelet. ‘Sulletje’ noem ik hem dan voorlopig nog maar. Hij loopt toevallig net langs en ik zie aan hem dat het lange gras hem ook opvalt. Ik zucht diep. Drie weken geleden zou ik niets hebben gegeven om de lengte van wat grassprieten, maar dit moest en zou gemaaid. Ik begin veel te burgerlijk te worden.
Toch ga ik nog even bij Anne aan de keukentafel zitten. “Zeg, Anne. Je mentor stuurt deze week nog iemand langs met wat huiswerk. Hij belde gisteravond”, vertel ik. “Bah, dat zal wel veel zijn”, zucht ze. “Ja, schat, ik ben er ook niet dol op, maar het zal toch moeten gebeuren.” Ik krijg er niet echt een reactie op, dus probeer ik het op een andere manier.
“Anne komt vanmiddag, trouwens. Gezellig met Noor spelen”, pols ik. Ik hoop dat ze nu zegt dat ze zelf ook weer plannen aan het maken is. “Noor? Spelen? Hoe gaat ze dat doen met haar luier dan? Of is het de bedoeling dat iedereen het weet?” is Anne’s reactie, die me lichtelijk irriteert. “Joh, dat ziet toch niemand. Kun je niet een beetje blij voor je zusje zijn? Het is goed dat ze met haar vriendinnetjes gaat spelen. Zou jij ook moeten doen!”
Ze staat op en gaat naar boven. De rest van haar boterham laat ze gewoon liggen. Af en toe kan het zo’n lastig meisje zijn. Temperament is leuk, maar dit niet meer. Alsof je het gewoon nooit goed kunt doen.
Eigenlijk had ik Anne achterna willen lopen naar boven, maar op dat moment gaat mijn telefoon. “Hey Rick, met Peter. Waar blijf je, joh?” klinkt het aan de andere kant van de lijn. Peter is één van mijn mede-studenten. We zitten samen in een projectgroep. Blijkbaar staat er voor nu een vergadering gepland, maar daar kan ik me niks van herinneren.
“Ik heb je de uitnodiging nog gemaild; daar ben ik zeker van”, reageert Peter. Niet dat ik mijn mail de laatste tijd heb bijgehouden, maar goed. Ik vertel hem dat ze het vandaag maar zonder mij moeten doen, omdat ik toch bij de meiden moet blijven. Ik kan ze niet zomaar alleen laten. Enigszins teleurgesteld hangt Peter op.
Ik heb me daarna gewassen en aangekleed. Toen ik bij Anne op haar slaapkamer keek zag ik dat ze haar bed weer is ingekropen. Mooi, hopelijk wordt ze straks een beetje vrolijk wakker. Tot die tijd ga ik me bezighouden met gras in de voortuin.
Het is lang geleden dat ik me zo aan een apparaat heb moeten ergeren als de grasmaaier van Marnix. Het heeft alleen al een kwartier geduurd voordat ik hem aan heb gekregen. Automatisch zocht ik al naar de aan-en-uit-knop, maar die vind je niet op een grasmaaier. Ik vroeg me al af waar dat rare koordje voor was. Uiteindelijk heb ik het gras overal ongeveer even kort weten te krijgen en me er toen weer aan geërgerd dat ik ook nog wat moest vegen langs de randen van de tuin. Ik ben echt niet in de wieg gelegd voor lichamelijk werk. Of lui. Of allebei.
Het is één uur als ik eindelijk tevreden ben over de voortuin. Waarschijnlijk zal ik het vanavond al zonde van mijn tijd vinden, maar voor het moment ben ik trots. Ook een beetje op mijn luie zelf. Als ik al het materiaal heb opgeruimd, ga ik weer naar binnen. Noor zit met Anne voor de televisie. Allebei hebben ze een controller van ‘Guitar Hero’ in hun handen. Het is natuurlijk maar wat je leuk vindt. Mij niet gezien.
Terwijl ik mijn handen sta te wassen komt Noor naar me toe. Eerst een knuffel en dan vraagt ze me zachtjes iets. Of ik nieuwe broekjes voor haar kan halen, omdat ze anders morgenvroeg zonder zit. “Natuurlijk, schat. Maar we gaan wel nog oefenen deze week. Als ik gras kan maaien, kun jij overdag zonder luier, hoor”, zeg ik, terwijl ik haar een kus op haar hoofd geef. “Oh, en daarna leer ik je op een echte gitaar spelen, want dit is verschrikkelijk!”
Intussen komt Chantal binnengelopen. “Makkie!” reageert ze, als ik haar vraag hoe haar tentamen is gegaan. “Zie je nou wel?” zucht ik, terwijl ineens de bel van de voordeur gaat. Een klasgenootje van Anne, met haar huiswerk. Ik roep Anne naar beneden en loop terug de woonkamer in, terwijl mijn telefoon opnieuw begint te rinkelen.
“Ja, Rick, je spreekt met Jan Troost, hier”, hoor ik. Troost is mijn eigen mentor. Hij heeft me al weken niet gezien en blijkbaar ben ik niet alleen uit mijn projectgroep gezet, maar heb ik ook toetsen gemist. Hij wil weten wat mijn bedoeling is.
Ik zucht opnieuw en kijk om me heen. Noor en Anne spelen vrolijk Guitar Hero, Anne heeft haar klasgenootje binnen gevraagd en ze zitten intussen te lachen aan de keukentafel. Buiten staat Chantal te bellen met haar ouders, om ze te vertellen hoe het tentamen is gegaan. “Meneer Troost? Ik ga de eerstkomende tijd niet op college te vinden zijn”, reageer ik uiteindelijk.