Peetoom (Hoofdstuk 08)
Hoofdstuk 08: Gestraft
Enkele weken geleden heb ik de voogdij over mijn nichtjes gekregen. Volgens officiële termen ben ik nu niet alleen hun oom, maar ook hun ‘voogd’. In de praktijk ben ik gewoon hun enige ouder. Het verschijnsel dat bij ouders de één de ‘strenge’ en de ander de ‘relaxte’ is, gaat in ons geval dus niet op. Daar waar ik in een normale situatie me bij het opvoeden er vanaf zou maken met vooral ‘de relaxte ouder zijn’, moet ik nu ook streng optreden. Er is nu eenmaal niemand anders die dit voor me kan doen.
Wekenlang heb ik niet echt streng of strikt hoeven zijn. Laat staan een straf uitdelen. Wel ben ik er constant bang voor geweest. Ik snap dat ik er niet onderuit kan, maar tevens ben ik bang dat de gevoelige situatie waarin ik met de meiden leef, volledig in kan storten. Zodra ik straf moet gaan uitdelen, ben ik niet langer ‘leuke oom Rick’. Dat is nou net de rol die ik mijn hele leven het meest graag speel. Maar nu is het moment toch aangebroken. Anne heeft iets fout gedaan, vervolgens beloofd om dit nooit meer te doen. Toch doet ze het nu opnieuw. Daar moet een consequentie aan vasthangen. Daarnaast is het geen doorsnee fout, maar iets waarmee ze haar eigen zusje ontzettend kwetst. Volledig onterecht en bovenal onnodig. Hoe langer ik erover nadenk, hoe zekerder ik het weet: deze straf moet worden uitgedeeld.
Met een blik vol ongeloof kijken haar twee blauwe ogen me aan. Het moet duidelijk even tot haar doordringen. Voor haar op het bed ligt één van Noors luierbroekjes. Ik heb haar net bevolen deze aan te gaan doen. Anne heeft Noor nu echt te vaak belachelijk gemaakt vanwege haar bedplassen, iets waar ze helemaal niets aan kan doen. Wat mij betreft is het tijd dat Anne eens voelt hoe het is om haar zusje te zijn.
“Nou? Waar wacht je op?” vraag ik, terwijl ik mijn uiterste best moet doen om niet op voorhand al medelijden met Anne te krijgen. Even kijkt ze naar de luier, erna weer naar mij. “Wat? Bedoel je .. dat ik een luier ommoet?” stamelt ze uit. “Ja, dat is precies wat ik bedoel”, zeg ik resoluut. “Maar, waarom?” roept ze stomverbaasd. “Omdat je jezelf véél en véél kinderachtiger gedraagt dan Noor. Aangezien Noor volgens jou al een baby is, dan ben jij dat dus zeker. Volgens mij dragen baby’s een luier, dus jij ook. Hup!” Ik pak de luier op en leg hem op haar schoot.
Ongeloof maakt plaats voor boosheid en koppig zegt ze: “Dat wil ik niet. Ik doe het niet. Je kunt me niet dwingen.” Het is niets anders dan testen waar mijn grenzen liggen. Ik moet nu doorzetten, al is het maar om voor Noor op te komen.
“Wat jij wilt, interesseert me nu even niet. Desnoods doe ik je die luier zelf om. Als je denkt dat ik dat niet zou doen, kijk me dan maar eens goed in de ogen. Je hebt twee opties: je gaat nu de badkamer in en doet die luier zelf om, óf ik doe het hier en nu voor je. Kies maar.”
Even kijkt ze me inderdaad in de ogen. Blijkbaar is de teleurstelling in haar goed te zien, want ze lijkt te berusten in mijn oordeel. Met een diepe zucht grist ze de luier van haar schoot af en staat ze van het bed op. Beledigd marcheert ze naar de badkamer, waar ze vrij snel weer uitkomt. Net nu ik denk dat het duidelijk is dat ze me niet moet uitdagen, doet ze dat harder dan ooit.
Zodra Anne de badkamer uit komt gelopen, heeft ze inderdaad het luierbroekje aan. Alleen, over haar kleren. Ze ziet de ergernis in mijn ogen en vraagt triomfantelijk of het zo goed is. “Nee, een baby draagt geen kleren onder haar luier! Je gaat nu terug naar de badkamer! Zorg er maar voor dat als je weer naar buiten komt je niets anders aan hebt dan je luier en je shirt.”
Deze keer gehoorzaamt ze wel, want zodra ze terug is uit de badkamer heeft ze alleen haar roze slaapshirt nog aan, in combinatie met het luierbroekje. Ik gebied haar de andere kleren netjes op te vouwen en op haar bed te leggen. Terwijl ze voorover bukt om dit uit te voeren, valt het me op dat het broekje eigenlijk te klein voor haar is. Aan beide kanten steekt een stukje van haar bil onder de luier uit. Niet geheel raar, aangezien het een broekje van Noor is. Twee jaar jonger en nog niet in de puberteit, dat is dus een behoorlijk verschil. Maar goed, op genade hoeft ze nu even niet te rekenen. Het wordt tijd dat ze zelf ervaart hoe het voelt om zo vernederd te worden, als zij bij Noor doet.
Deze straf komt niet zomaar uit de lucht vallen. Het is, sinds ik met Anne afsprak dat ze Noor geen ‘baby’ meer zou noemen, nog minstens tien keer voorgekomen. Om de meest kleine dingen, zoals het boek aan de ontbijttafel. Ik heb al met verschillende positieve stimuli geprobeerd haar dit af te leren, maar het is alsof het haar niet kan boeien.
Volgens Chantal is het vooral omdat ze niet doorheeft hoeveel pijn ze Noor ermee doet. Omdat ze nooit in bed heeft geplast, of langer dan nodig een luier heeft gedragen, kan ze zich niet voorstellen hoe ellendig het voor Noor moet zijn om dit nog elke dag mee te maken. Het meisje voelt zich al klein genoeg zónder dat haar grote zus, die haar juist zou moeten beschermen en verzorgen, haar flink vernedert. Iedereen weet hoe een klein woord grote gevolgen kan hebben.
Daarom heb ik samen met Chantal deze straf bedacht. Het is belangrijk voor Anne om zich in te kunnen leven in Noor en zich eens goed vernedert te weten. Daarnaast is het voor Noor goed om te zien dat we haar steunen en niet zomaar gepest laten worden. Dat ze krijgt wat ze verdient, en vandaag is dat de zorg over haar zus.
Zodra Anne haar kleren netjes heeft opgevouwen, stuur ik haar naar de woonkamer van het cottage, richting de ontbijttafel. Duidelijk verwachtte ze een soort kamerarrest, want de gedachte om door Noor en Chantal in een luier gezien te worden, beangstigt haar duidelijk. Maar voor ze hardop begint te protesteren, pak ik haar hand en leid ik haar mee.
Chantal weet natuurlijk al wat ze kan verwachten en besteed totaal geen aandacht aan Anne en haar straf. Noor, daarentegen, kijkt verbaasd op van haar bord. Achter Anne’s rug gebaar ik Noor dat ze stil moet blijven.
“Nou, ga maar zitten”, zeg ik tegen Anne. Maar zodra ze haar stoel achteruit wil schuiven, grijp ik in. “Wil je op een stoel zitten? Nee, sorry, dat gaat niet. Baby’s kunnen dat alleen in een kinderstoel en die hebben we hier niet. Ga maar braaf naast je zus op de vloer zitten”, gebied ik haar vervolgens. “Pak jij de boterham even die de kleine net heeft laten liggen?” vraag ik een verbaasde Noor. “Snij je die maar in kleine stukjes en dan mag je Anne voeren. Baby’s kunnen dat zelf niet, hè?”
De tranen staan Anne duidelijk al in de ogen, terwijl ze stilletjes naast de stoel van Noor op de grond gaat zitten. Noor heeft even nodig om te begrijpen dat dit allemaal een straf voor Anne is, maar lijkt er plezier in te krijgen. Vakkundig snijdt ze Anne’s boterham in kleine stukjes, die ze vervolgens rustig in diens mond stopt.
Anne protesteert niet meer; volgens mij uit angst om nog verder vernederd te worden. Het feit dat ze nu naar haar zusje moet luisteren en van haar afhankelijk is, bevalt Anne duidelijk niet. Eigen schuld, dikke bult. Dat ze met Noor nog echt geluk heeft, bewijst deze wel als Anne een vraag stelt. Duidelijk bang voor wat mogelijk nog gaat komen, vraagt ze: “Wat nou als ik naar de wc moet?” Waarschijnlijk vist ze naar hoe lang ze de luier moet dragen. Ik zou haar deze natuurlijk niet laten gebruiken als ze hem maar een uurtje omhoeft, zo zal ze redeneren.
Maar nog voordat ik antwoord kan geven, reageert Noor al: “Dan ga je naar de WC. Er is niet zo vernederends als een natte luier.” Daarna staat ze op om de lege borden naar het aanrecht te brengen. Op de terugweg bijt ze Anne nog toe: “Afgezien van ermee vernederd worden door je grote zus.” Touché.
Anne blijft rustig op de plek zitten die haar is aangewezen. Wel huilt ze en bijt ze op de nagel van haar duim. Duidelijk onderdrukt ze de neiging om te duimen. Iets dat, ironisch genoeg, net zo goed kinderachtig is als een luier. Normaal brengt duimen haar rust en troost, maar nu maakt het feit dat ze dit wil, de straf alleen maar vernederender. Terwijl ze wil bewijzen dat ze geen baby is, wil ze eigenlijk niets liever als duimen. Dat moet moeilijk zijn.
De straf is echter nog niet voorbij. Als ik mijn ontbijt op heb, loop ik naar het opberghok van ons cottage. Ik had hier de vorige avond iets zien staan, wat mij wel handig uitkomt bij de uitvoering van Anne haar straf. Het kost even moeite om het uit het hok te krijgen, maar met een beetje creativiteit weet ik het toch op te zetten: een kinderbox.
“Zo, daar kun je mooi in!” De box is een wat groter dan ik me kan herinneren van de box waar de meiden vroeger altijd inzaten. Maar goed, zo’n vakantiepark zal wel rekening moeten houden met kleine kinderen van alle lengtes.
Het voordeel is in ieder geval dat, als ze met haar kont op de bodem zit, Anne helemaal in de box past. “Braaf zo! Grote meid!” complimenteer ik haar, zodra ze er inderdaad helemaal inzit. Dat is voor haar de druppel. “Je bent echt gemeen! Dit is kindermishandeling, dat moet gewoon! Denk je dat je dit kunt omdat je nu mijn vader bent? Nou, dat ben je dus mooi NIET! Laat me hieruit!” De schreeuwen komen er haast hysterisch uit.
De woorden raken me. Eerlijk is eerlijk, ik heb de uitbarsting niet zo snel zien aankomen. Ik verwachtte hem wel, maar niet zo snel en niet zo heftig. Even laat ik de woorden op me inwerken. Ben ik inderdaad niet té gemeen bezig? Of gaat dit op zich niet al te ver? De twijfel verdwijnt echter al snel, zodra ik Noor zie staan.
Zonder de controle te verliezen, verhoog ik mijn stemvolume flink. “Nee, ik ben je vader niet. Dat zal ik ook nooit worden. Maar vergeet even niet wie ik wel ben. Ik ben je oom. Je oom die alles heeft opgegeven om voor jou en je zusje te kunnen komen zorgen. Mijn opleiding, mijn appartement. Daar heb ik geen seconde spijt van, omdat jullie, ondanks dat ik jullie papa niet ben, wel het belangrijkste in mijn leven zijn!”
Even laat ik dat inwerken. “Juist omdat jullie zo belangrijk voor mij zijn, wil ik jullie nooit zien huilen. Ik wil jullie nooit pijn zien hebben, of verdrietig zijn. Daar zal ik jullie altijd voor beschermen, indien ik dat kan. Ook tegen elkaar. Want JIJ bent degene die hier gemeen is. Zij heeft jou nooit iets gedaan en toch laat je haar zich voelen alsof ze een baby is! DAT is gemeen! Vanaf nu bescherm ik haar daarvoor. Je hebt je kans gehad. De rest van de dag blijf jij braaf in die box!” Even zucht ik. “Kindermishandeling! Je weet niet half hoe goed je het hebt!”
De rest van de dag hebben Anne en ik niets meer tegen elkaar gezegd. Noor heeft op haar gepast en zelfs bij het avondeten ervoor gezorgd dat Anne gevoerd werd. Ze is de box niet uitgeweest, want ze verrekt het zelfs om toe te geven dat ze naar de wc moet. Tot nu, nu het bedtijd is en ik nog één laatste punt wil maken.
“Ik moet naar de wc”, zegt Anne eindelijk, terwijl ze uit de box stapt. “Heb jij geluk, je hoeft er niet eens voor op te staan met zo’n dikke luier om. Ga maar weer zitten”, beveel ik haar. “Maar Noor zei..”, begint ze. “Niks mee te maken. Ik bepaal de regels.”
Opnieuw begint ze te huilen en toch stapt ze uit de box. In plaats van naar de wc, rent ze echter naar de slaapkamer, geheel aan de andere kant van het cottage. Noor vraagt zachtjes: “Moet ze het echt in haar luier doen?” Ik schud mijn hoofd. “Nee, ik wilde haar nog even flink laten schrikken. Ik ga haar nu maar uit haar lijden verlossen.”
Maar als ik op de slaapkamer kom, is het al te laat. Verdrietig kijkt Anne me aan vanaf het bed. Aan haar luier kan ik duidelijk zien dat ze er al in geplast heeft. Ik ga naast haar zitten en leg haar uit dat de straf voorbij is. Na dik een uur praten, eerlijk zijn en fouten toegeven, hebben we alles goed gemaakt. Wel met de afspraak dat als dit nogmaals gebeurt, dezelfde straf zal gelden. Ook als de vakantie voorbij is. Daarnaast moet ze, ondanks dat ze hem niet hoeft te gebruiken, tot we weer thuis zijn nog een luier dragen. Vanaf nu gewoon onder haar eigen kleren.
Na Anne en Noor in te hebben gestopt, sluit ik de slaapkamerdeur achter me. Chantal, die alles de hele dag stil gevolgd heeft, loopt vanuit de keuken naar me toe. We knuffelen. “Ik ben echt een minder leuk persoon, hè?” vraag ik. “Waarom?” reageert ze, lichtelijk verbaasd. “De straf. Ik ben echt te ver gegaan”, zucht ik. “Niet te ver. Zo ver als nodig is. Iets wat jij altijd doet voor de mensen waar je van houdt. Dat maakt je geen minder leuk persoon, maar een papa.”
Even kijken we elkaar aan. De blik in haar ogen vertelt me dat ze het oprecht meent. Op dat moment verliezen we allebei de controle, en vallen we zoenend op de bank.