Hoofdstuk 14: Draaikolk
“Weet je het zeker?”, vraagt Pip bezorgd.
“Ja”, reageert Sam. “Gaan jullie maar vast. Ik ga even met Noa praten.”
“En ik maar denken dat Noa een jongen was.”
“Lang verhaal.”
Met een flinke zucht staat Sam op en klopt ze de duin van haar kleren af. Pip bekijkt de situatie even bedenkelijk, maar schikt dan in. Ze neemt Juultje mee terug naar huis via de hoge route. Sam zwaait ze schuchter na. Dan stapt ze voorzichtig richting Noa, met het nodige lood in haar schoenen. Ze weet dat dit geen plezierig gesprek gaat worden.
Juist nu meent Sam ieder kraakje van haar luier te kunnen horen. De hele tijd heeft ze er geen moment bij stil hoeven staan, maar het is alsof de zwaarte van het moment er nu voor zorgt dat al haar zintuigen weer op scherp staan. Ze houdt haar handen in de zakken van de tuinbroek, zodat ze kan voorkomen dat deze de bolling van haar luier te duidelijk laat zien.
“Hey..”, zegt ze, zodra ze dicht genoeg bij Noa is.
“Hey..”
Tot nu toe heeft Sam de blik in de ogen van Noa nog kunnen ontwijken, maar het moment van de confrontatie is toch aangebroken.
“Wie was dat, Sam?”
Sam haalt haar schouders op zonder haar handen uit haar broekzakken te halen. Het komt nonchalant over, maar stiekem probeert ze in deze momenten in te schatten hoe Noa haar humeur precies staat.
“Nou?!”
Sam tilt haar hoofd op en kijkt Noa nu recht aan. Ze analyseert de blik in Noa haar ogen zo goed als het gaat, maar kan het niet precies thuisbrengen. Boosheid, verdriet, bezorgdheid. Er lijkt wel van alles een beetje in te zitten. Dat maakt de situatie alleen maar lastiger. Het leven zou een stuk eenvoudiger zijn als mensen het gewoon bij één emotie per keer houden.
“Dat was Pip.”
Het blijft even stil.
“Oh, nou, dat verklaart alles. Mysterie opgelost!”
Oké, boosheid dus.
“Dus je hebt iemand anders?”, concludeert Noa.
“Nee, helemaal niet.”
“Zo zag het er anders wel uit! Weet je hoe lang het verdorie heeft geduurd voordat ik je hand ook maar vast mocht houden? Je lag gewoon tegen haar áán, Sam. Wie is dat dan?!”
“De oppas..”, reageert Sam. Geen woord aan gelogen.
“Serieus? Dat is het beste smoesje dat je kunt verzinnen?”
“Het is geen smoesje!”
Sam begint aan te voelen dat er geen mogelijkheid is om dit gesprek ook maar enigszins een positieve draai te kunnen geven.
“Weet je, Noa. Dat je boos op me was vanwege die domme opmerking, dat begrijp ik. Dat is je goed recht. Maar dat ik die fout heb gemaakt, wil niet zeggen dat ik dan ook maar meteen even vreemd ga en een leugenaar ben. Als dat is hoe je me nu ziet, dan heeft dit echt geen zin meer.”
Sam draait zich een stukje om en wil weglopen, maar Noa pakt haar bij een arm om dat te voorkomen.
“Hoe denk je dat het voelt, Sam? Om dat te zien? Na alles wat er is gebeurd?”
Sam blijft staan, maar ontwijkt de blik van Noa.
“Ik heb je nodig, Sam. Juist nu. Heb je enig idee hoe moeilijk dit hele traject is? Al die gesprekken? De medicatie? De zware ingrepen die nog moeten komen?”
Sam sluit haar ogen en probeert tot tien te tellen.
“Heb je enig idee waar ik nu allemaal doorheen moet gaan? Puur om mijzelf te kunnen zijn? En de enige persoon op deze wereld op wie ik onvoorwaardelijk zou moeten kunnen rekenen, die lacht me uit en papt het aan met een ander!”
“Genoeg..”
Sam slaat de arm van Noa boos van zich af.
“Het is genoeg geweest”, besluit Sam hardop.
Noa kijkt haar verbaasd aan.
“Ja, ik heb één rottige opmerking gemaakt. Ja, daar mag je boos om zijn. Maar heb je er ook al één moment bij stilgestaan hoe dit voor MIJ is?!”
Opnieuw valt er even stilte. Alleen de wind laat even van zich horen als het langs de duinen blaast.
“Natuurlijk is dit een moeilijke tijd voor je”, zucht Sam. “Maar dat is het voor mij ook. Voor jou verandert alles, maar voor mij óók! Stond je daar eigenlijk wel bij stil toen je me dit vertelde? Dat ik óók een mens ben? Dat ik óók gevoelens heb? Dat ik misschien niet perfect zou kunnen reageren omdat mijn hele toekomstbeeld ineens weg is?”
“Wat.. omdat je nu met een vrouw bent in plaats van met een man? Ik heb nieuws voor je: dat was je de hele tijd al. Je wist het gewoon nog niet!”
“En ik heb nieuws voor jou: daarom was het juist zo’n schok! Je weet dondersgoed dat ik het niet erg vind dat je in transitie gaat. Je wéét dat ik er voor je wil zijn. Maar dat sluit niet uit dat ik er mijn eigen moeilijkheden bij mag hebben.”
Noa zucht geïrriteerd.
“Welke moeilijkheden zou jij in hemelsnaam kunnen hebben bij iemand die eindelijk haar leven kan gaan leven zoals zij dat zelf wil?”
“Omdat ik je kwijt ben! De Noah die ik kende en waar ik verliefd op ben geworden. Die gaat weg. De Noah waar ik mijn hele toekomst mee voor me zag, die gaat veranderen. Al die beelden ben ik straks kwijt. Het voelt alsof die Noah dood is. Iedereen viert de nieuwe versie – en die is welkom – maar ik hield ook van de oude versie! Mag ik daar ook even om rouwen?”
Nu is het Noa die wegkijkt.
“Of moet ik alles maar wegstoppen en mijzelf aanpassen aan jou, zodat jij kunt vieren dat jij jezelf aan niemand meer aanpast?”
“Nee, natuurlijk niet..”, mompelt Noa.
“Ik ben tot nu toe in elke stap met je meegegaan. Zonder oordeel, zonder gezeur en zonder gedoe. Maar dat kan ik niet meer, Noa. Ik heb ook het recht om mijzelf te zijn!”
“Als ik iemand ken die altijd zichzelf is, dan ben jij het wel!”
“Weet je dat zeker? Of zou het misschien kunnen dat ik mijzelf zo goed heb aangepast dat je niet eens in de gaten hebt dat ik het moeilijk heb? Nee, natuurlijk niet. Want Sam past zich nooit aan iemand anders aan. Die zet altijd de situatie naar haar eigen zin!”
Sam loopt helemaal leeg. Noa mag het nu weten ook.
“Ik heb alles gedaan wat ik kon om de nieuwe Noa een plek in mijn leven te geven. Maar als die wil dat ik doe alsof de oude Noah nooit bestaan heeft, dan houdt het hier en nu op.”
Noa slikt zachtjes.
“Dat is niet wat ik wil, Sam..”
“Misschien is het wel wat IK wil.. mocht dat nog relevant zijn”, bijt Sam haar toe.
Noa staart voor zich uit. Ze voelt zich enorm schuldig. Sam heeft tenslotte gelijk, want in het hele proces heeft Noa eigenlijk nooit echt stilgestaan bij Sam en haar gevoelens. Niet dat Sam dat normaal gesproken zou waarderen, maar dat is natuurlijk geen excuus.
“Sorry”, zucht Noa uiteindelijk. “Je hebt gelijk. Ik had niet zo moeten oordelen zonder echt te weten wat er zich precies in jou afspeelt.”
“Inderdaad”, snikt Sam. “En nog iets: Pip is wel degelijk de oppas!”
“Sam, je bent zeventien. Denk je nou echt dat ik geloof dat je nog een oppas hebt? Nu ineens?”
“Niet de mijne! Die van Juultje!”
“Wacht, wie is Juultje ook alweer?”
Pas op dat moment beseffen Noa en Sam hoe groot de afstand tussen hen precies geworden is. Sam is woest. Ze heeft Noa alles verteld over Juultje. Via berichtjes, maar dat telt net zo goed. Blijkbaar was het niet interessant genoeg om te onthouden. Iets dat voor Sam alles op zijn kop heeft gezet, blijkt alwéér niet belangrijk.
“Ik ga. Dit heeft geen zin.”
“Sam, wacht nou even. We kunnen dit toch oplossen?”
“Nee, ik doe helemaal niets meer”, reageert Sam, terwijl ze wegloopt. “Los jij dit maar eens een keer op.”
Zonder om te kijken wandelt Sam het strand af, terug naar huis. De hele weg vechtend tegen haar tranen. Vechtend tegen haar blaas. De gedachten over haar luier en het gekraak zijn al lang vervlogen.
Eindelijk is Sam een keer voor zichzelf opgekomen. Een grote stap, maar niet een die ze op dit moment wil vieren. Waarom is het toch nodig dat zelfs haar overwinningen met zoveel gedoe gepaard gaan?
Zodra Sam eenmaal thuis aankomt, kan ze via de glazen tuindeuren zien dat Juultje uitgeteld op de bank ligt. Ze slaapt. Sam stapt stilletjes naar binnen en zoekt naar Pip. Die lijkt nergens te bekennen. Voor de zekerheid gaat Sam alle kamers af. Na een tijdje merkt ze plots Pip haar stem op. Die komt van buiten.
Pip blijkt inderdaad net buiten de voordeur te staan. Ze belt met iemand. Sam zet een paar passen dichterbij, maar schrikt als Pip ineens naar binnen stapt. Snel glipt ze de voorraadkast in. Pas op dat moment merkt ze de toegenomen druk op haar blaas. Het liefst zou ze direct via de gang richting de wc lopen, maar dat gaat niet.
“Ja, ik weet het!”, bijt Pip iemand via de telefoon toe.
Sam spitst haar oren. Dit klinkt vreemd. Haar nieuwsgierigheid neemt toe.
“Ik vertel het haar als ik daar klaar voor ben. Niet eerder. Ja, tot straks.”