Hoofdstuk 01: Sapjes
Ik sla het boek dicht en stop het terug in mijn tas. Het is tijd om te gaan. Ik neem de omgeving nog een laatste keer in me op, terwijl ik van het houten bankje opsta. Dat hadden ze trouwens niet op een beter plekje kunnen zetten. Mijn plekje. Ons plekje.
Terwijl ik op het grindpad stap, geniet ik stilletjes van de natuur waar ik mij in begeef. Het is nu nog lekker koel, maar ik weet dat er een warme septemberdag aankomt. Eigenlijk zou ik dit veel vaker moeten doen, maar ik kan me er maar moeilijk toe zetten. Het is altijd fijn als ik op ons plekje ben, tussen de bomen, struiken en bloemen. Toch is er iets dat mij ervan weerhoudt om deze bezoekjes vaker dan één keer per week te brengen.
Ik ben nooit een wandelaar geweest.
Met het krakende grind onder mijn voeten, wandel ik terug naar het punt waarop de bosachtige omgeving weer overgaat in de stedelijke jungle. Mijn gedachten verschuiven langzaam maar zeker naar het werk. Vandaag is de eerste schooldag van het nieuwe jaar. De komende periode sta ik op de maandag helaas de gehele dag ingeroosterd. Vier parallelle groepen. Allemaal dezelfde les van maar liefst twee uur.
Soms voel je jezelf als docent meer een acteur die steeds hetzelfde kunstje moet opvoeren. Ach, zolang ze maar betalen. En dat doen ze als je doceert aan het HBO. En het is natuurlijk niet alsof de maandagen anders heel prettige dagen zouden zijn. Hoe een mens daar zonder cafeïne doorheen komt, blijft mij een raadsel. Zeker met die drek die bij onze school uit het koffieapparaat komt.
Ik wandel door en kom al snel bij het treinstation. Zodra ik op het perron stap, hoor ik het welbekende gerinkel en sluiten de spoorbomen zich. Ideale timing, of op zijn minst een geperfectioneerde routine. Het is gelukkig maar een korte rit, aangezien ik vanaf het kleine station slechts naar het hoofdstation in deze gemeente hoef te reizen.
Al snel snuif ik die heerlijke putlucht van het hoofdstation weer op. Het is ongelooflijk hoe smerig mensen kunnen zijn. Ik bedank voor de koffie-to-go en chemische broodjes van de supermarkt. Aan de voorkant van het station is een rookplek aangewezen. Ik kan mijzelf niet beheersen en ik geef toe. Wie kan het prachtige uitzicht op het aanliggende busstation nou weigeren? En dat met de geur van versbereide shoarma om je heen? Genieten!
Serieus. Wie eet er nou shoarma om negen uur in de ochtend? Ik snap de wereld niet meer zo, geloof ik.
Een minuut of zeven later kan ik het idyllische plekje verlaten. Ik hoef gelukkig niet al te ver te lopen voor mijn volgende dopamine-hit, want als ik de straat schuin oversteek kom ik bij een zaakje van Douwe Egberts. Het is er verdraaid rustig deze ochtend. Er zijn geen klanten en ik zie ook niemand achter de toonbank staan.
Ik kijk naar mijn horloge, maar zie dat ik nog tijd genoeg heb om hier onnodig te kunnen wachten. De maandagochtend maakt zich langzaam maar zeker meester van mijn humeur. Net als ik overweeg om dan toch maar ergens anders koffie te gaan halen, zie ik háár.
De werkkleding van Douwe Egberts staat haar totaal niet. Ik ken haar juist als iemand die veel meer kleur en stijl in haar outfits liet blijken. Maar het is haar toch echt. Ze sjouwt een grote zak koffiebonen naar de toonbank en pas als deze zijn neergeploft, merkt ze mij op.
“Meneer?!”
“Dag Froukje..”
“Wat leuk om u te zien! Hoe gaat het met u?”
“Best, hoor. Met jou?”
“Ja, aan het werk, hè? Maar verder wel goed!”
Een absolute leugen. Ongetwijfeld uit beleefdheid, maar ik zie meteen dat het niet klopt. Ik heb haar twee collegejaren als studente meegemaakt en ik ken haar blikken. Ze had altijd een lach die het hele lokaal kon verlichten. Als ik nu naar haar ogen kijk, dan zie ik daar niets meer van terug. Ze is zo veranderd in dat jaar dat ik haar niet meer heb gezien.
“Ik dacht dat je voor een master zou gaan?”
“Mhm. Die moeten ook betaald worden.”
“Dat is ook zo.”
Het is mijn zaak ook niet, besef ik.
“Laat me raden: een Latte Caramel-to-go?”
“Hoe weet je dat?”
“Meneer, iedereen die les van u heeft gehad weet dat.”
“Ah, ja, een open boek, hè?”
Toch nog één open boek in mijn lessen. Ik tel het als een overwinning.
“We hebben u toch nog proberen te overtuigen om over te stappen naar fruitsapjes?”
“Dat was inderdaad geen goede week..”
Ondanks de ongemakkelijke energie heeft Froukje mijn koffie al snel klaar. Terwijl ik afreken, kan ik het toch niet laten.
“Hé, je bent altijd welkom voor een kopje koffie op school.”
Froukje glimlacht flauwtjes.
“U moet zich geen zorgen maken om mij.”
Ik knik, maar ben niet overtuigd. Het is echter niet alsof ik haar kan dwingen om te praten. Als er dan ook nog nieuwe klanten binnenkomen, heeft het geen zin meer om te twijfelen. Ik pak mijn koffie en zwaai haar gedag.
Stevig balend stap ik naar buiten. Zo’n talentvolle jonge vrouw staat hier koffie te zetten. Het is eeuwig zonde. Onderweg naar school, vraag ik me af waar ik het nog voor doe. Studenten zoals zij zijn altijd mijn motivatie geweest. De ruwe diamantjes zoeken en polijsten. Met haar capaciteiten is het een farce dat ze haar geld moet verdienen met koffiebonen, hoe heilig het zwarte goud ook voor me is.
Het is tekenend voor mijn mentale staat van zijn deze laatste maanden, dat zoiets simpels als koffie een existentiële crisis kan oproepen. Ik vraag me al een tijdje af of dit werk het nog voor me is.
Gelukkig is de wandeling van een kwartier genoeg om mijn humeur enigszins te verbeteren. Hoe dichter ik bij het schoolgebouw kom, hoe beter je die typische energie van een eerste schooldag kunt voelen. Samen met de laatste schooldag is dat toch wel het fijnste moment van het jaar. Het onbeschreven blad.
Ik vind de weg naar mijn lokaal en ben onprettig verrast om te zien dat alle studenten er al zijn.
“Serieus? De les begint pas over tien minuten?”
“Op de gang is er geen airco, meneer”, lacht één van de heren mij toe.
“Je bent toch geen sneeuwvlokje?”
Het gegrinnik van de rest van de klas deed mij niet vermoeden dat ‘sneeuwvlokje’ tegenwoordig een andere betekenis heeft, die je later op de dag een gesprek met Human Resources zou kunnen opleveren. Het was het waard; hij was tenslotte op zijn plek gezet.
Ik zet mijn tas en koffie op het bureau en besluit het begin van de les dan maar te improviseren.
“Goed, dan kunnen we ook meteen beginnen. Welkom bij het vak Familierecht. Mijn naam is men..”
“Meneer, we doen Bedrijfskunde. Waarom moeten we dan Familierecht leren?!”
“..eerSERIEUS? Je kon niet wachten tot ik in elk geval twéé zinnen had uitgesproken?”
Die YouTube-generatie van tegenwoordig denkt echt dat ze alles kunnen afzetten dat na vijf seconden niet interessant genoeg is.
“Sorry, ik..”
“Houd die gedachte even vast”, onderbreek ik terug, terwijl ik overweeg hoe ik deze studente duidelijk ga maken hoe het hier werkt. Een belerende vinger steekt in haar richting.
“Wie hier speelt er graag een spelletje? Vingers! Juist, vrijwel iedereen. Maar ik heb het nu niet over die computerspelletjes waarbij je virtueel de held uit kunt hangen om te vergeten dat je in het echt eigenlijk een watje bent. Wie van jullie is oud genoeg om zich nog te herinneren wat een bordspelletje is? Vingers!”
Een hoop vragende ogen kijken me aan. Slechts enkele studenten durven hun hand nog op te steken.
“Duidelijk. En hoe vaak komt het niet voor dat je tijdens zo’n bordspelletje de regels erbij moet pakken om te zien wat er wel en niet mag? Zelfs als je voor de vierhonderdtwintigste keer Monopoly aan het spelen bent?”
Opnieuw wat gegniffel. Het bevestigt mijn punt.
“Bij Monopoly heb je tenminste nog een handleiding van een paar pagina’s. In het echte leven werkt het niet zo. Als er dan iemand is die je probeert te naaien, dan heb je geen tijd om op je gemak de spelregels te lezen en foei te zeggen. Dan moet je kunnen handelen. Je moet WETEN hoe wat je opties zijn. En geloof me: als student is naaien misschien nog je favoriete werkwoord, maar er komt een moment dat je beseft dat je met het voltooid deelwoord zit en dan denk je nog wel eens terug aan deze lessen.”
Ogen vol verbazing. Zo heb ik het graag.
“Je weet tenslotte nooit wat het leven voor je in petto heeft, jongedame. Geloof me, ik kan het weten. Morgen zijn je ouders er misschien ineens niet meer. Of wordt je bankrekening leeggetrokken door je vriendje zodat hij zijn cryptocursus kan betalen om jullie vooral rijker in ervaring te maken. Of wordt je aangereden op weg naar geitenyoga, door – ongetwijfeld – een gefrustreerde docent.”
Ze slaat haar armen over elkaar en kijkt me boos aan. Punt gemaakt. Opgelucht laat ik me op mijn stoel zakken. Zo, dat was nodig.
“Dus, MEVROUW, dàt is waarom je m..”
“Sorry, maar ik identificeer mij als non-binair en mijn voornaamwoorden zijn..”
Dus dit is hoe het voelt om drie beroertes tegelijk te krijgen..
Ik neem een slok van mijn koffie en wacht tot het gebrabbel voorbij is.
“Joh. En ik.. identificeer mij als non-docent-die-het-accepteert-om-onderbroken-te-worden-met-irrelevante-zaken.”
“Shots fired”, hoor ik nog net iemand fluisteren.
“Of, nee..”, zucht ik. “Ik denk dat ik mij nu identificeer als non-docent-die-jou-gaat-laten-slagen-voor-dit-vak.”
Doodse stilte.
“Je kunt bij deze non-blijven. Tot volgend jaar en de non-groeten.”
De student verlaat stomverbaasd het lokaal.
“Nog iemand?”, vraag ik retorisch, terwijl ik mijn laptop op tafel zet. “Als ik praat, zijn jullie stil. Regel één. Speel het spel niet als je de regels niet kent.”
Ik win altijd. Althans, afgezien van dat gesprek met die mevrouw van Human Resources. Dat had ik niet ingecalculeerd. Gelukkig is zij doorgaans banger voor me dan mijn studenten, dus heel spannend was dat ook niet.
Snel zet ik de studenten aan een eerste opdracht. In de doodse stilte denk ik met weemoed terug aan de jaargang van Froukje. Nu zit ik opgescheept met die stelletje. Over het voltooid deelwoord gesproken. Nee, deze maandag is duidelijk niet ideaal voor mijn bloeddruk. De koffie is inmiddels ook alweer op.
Misschien toch die fruitsapjes eens overwegen..