Peetoom (Hoofdstuk 21)
Hoofdstuk 21: De Rechtzaak
Als Ellen de lamp op het nachtkastje aandoet heb ik even tijd nodig om mijn ogen aan het licht te laten wennen. Het is midden in de nacht en onze vrijpartij was geheel in het donker. Beide spitsen we onze oren, zodat we kunnen luisteren of er iemand langs de slaapkamer loopt. Ongeveer een minuut gaat voorbij, voordat we tot de conclusie komen dat dit niet het geval is.
“Goh, ik had kunnen zweren dat ik iets hoorde”, zegt Ellen. “Ach, misschien was het één van de puppy’s die buiten een geluid hoorde”, probeer ik het te verklaren. “Als het iets dringends is, merken we het vanzelf wel.”
Terwijl Ellen zich vermoeid uitrekt, neem ik de tijd om haar nog eens goed te bekijken. In de afgelopen jaren heb ik al met heel wat meiden iets uitgevreten, maar zelden waren ze zo mooi als Ellen. Alles klopt gewoon aan haar, en zoals ze nu naakt voor me ligt wordt dat alleen maar duidelijker.
Nog nagenietend van alles wat we gedaan hebben buig ik me over Ellen en zoen ik haar. Langzaam. Eerst op haar navel, gevolgd door een serie voorzichtige kusjes over haar buik en tussen haar mooie borsten. Ik vervolg mijn weg langs via haar nek en kin naar haar lippen. Meteen hapt ze toe en, terwijl we heftig zoenen, laat ik me op haar vallen.
Voordat we ons opnieuw aan elkaar overgeven onderbreekt Ellen ons gevrij. Ze trekt haar lippen van de mijne en duwt me, zachtjes maar ferm, weer van haar af. Verbaasd kijk ik haar aan. “Heb je geen zin meer?”, vraag ik fluisterend.
Ellen schudt haar hoofd. “Dat is het niet”, antwoordt ze. “Ik kan gewoon niet stoppen met nadenken. Nadenken over ons.”
Ik zucht, ga aan mijn kant van het bed liggen en steek voor ons beiden een sigaret aan. Terwijl ik Ellen de hare toereik, vraag ik haar waarom ze daarover nadenkt. “Ik dacht dat we het erover eens zijn dat dit niets serieus is? Puur plezier?”
Ellen knikt en neemt een teug van haar sigaret. “Dat waren we ook”, antwoordt ze, terwijl ze haar rook uitblaast. “Maar nu Mark eindelijk weg is, voel ik me eenzaam. Dat zorgt ervoor dat ik veel nadenk over wat ik wil gaan doen met mijn leven. En met jou.”
Ik schrik hier toch wel even van. Hoewel ik blij ben dat Ellen’s ex eindelijk is vertrokken, heb ik nooit de plannen gehad om iets serieus met haar te beginnen. Tevens heb ik altijd aangenomen dat voor Ellen hetzelfde geldt. Nu blijkt dat dit niet zo is, weet ik niet goed wat ik ervan moet denken.
“Wat wil je dan met mij?”, vraag ik, met een lichte vrees voor het antwoord. “Het is aan jou om die vraag te beantwoorden”, zegt Ellen op mysterieuze toon. Als ik haar vraag wat ze daarmee bedoelt, antwoordt ze met: “Ik heb een baan in Nijmegen aangeboden gekregen.”
Nadat ik de woorden even op me heb laten inwerken, reageer ik op haar verhaal. “Nijmegen is wel erg ver. Dus je gaat verhuizen? Ik dacht dat de basisschool van Noor je een vaste baan had aangeboden?”
Ellen knikt. “Dat is ook zo, maar ik heb het contract nog niet getekend. De aanbieding uit Nijmegen is een heel goede, maar toch twijfel ik.” Ik kijk haar niet-begrijpend aan. “Als die aanbieding zo goed is, waarom zou je dan hier blijven?”
“Voor jou.”
Terwijl deze woorden even nadreunen in mijn gedachten, druk ik de sigaret uit in de asbak. “Ben je verliefd op me?”, vraag ik tenslotte.
Ellen knikt. “Ik weet dat jij niet hetzelfde voor mij voelt. Maar als er ook maar de kleinste kans is dat je dat ooit voor me gaat voelen, dan blijf ik hier”, antwoordt ze.
Ik zucht. “Dat kan ik je nu niet beloven. Je weet hoe de situatie is met Anne en Noor. Het laatste dat ik nu kan gebruiken is een relatie. Sorry, maar dat weet je.”
Ellen graait haar ondergoed van de vloer en staat op uit bed. “Het heeft geen haast. Ik hoef pas eind deze maand te beslissen. Als je er eens rustig over nadenkt, kom je misschien tot een ander inzicht”, zegt ze, terwijl ze zich aankleedt.
Even later geeft ze me een zoen en vertrekt. “Dat weet ik zo net nog niet”, denk ik hardop, nadat ik de voordeur dicht hoor slaan. Terwijl ik nog een sigaret aanmaak, verdwijnt Ellen in de nacht. En misschien ook wel uit mijn leven.
Doodmoe zit ik de volgende ochtend aan de ontbijttafel mijn brood te smeren. Het is zondag, dus de meiden liggen nog uit te slapen. Toch ben ik niet alleen.
Lucky heeft zijn vaste plekje aan het voeteneind van Noor’s bed betrokken, maar Strike ligt bij mij op schoot. Het is een raar beest, om eerlijk te zijn. Net als alle Maltezers ziet Strike eruit als een lieve en onschuldige hond, maar dat is ze allerminst. Tegenover mij en de meiden is ze poeslief, maar zodra er een ‘vreemde’ bij haar komt zijn de rapen gaar. Ze is heel erg beschermend.
Lucky is daarentegen meer als ik. Die vindt alles wel best. Kriebelen? Wandelen? Rennen? Slapen? Als ze er maar lol aan beleeft.
Ineens begint Strike te blaffen. Er staat iemand voor de deur, en nog voordat die persoon de kans krijgt om aan te bellen heeft zij alles al in de gaten. Ik maan Strike tot stilte en open de deur. Het zijn Chantal en Pierre. Inwendig slaak ik een diepe zucht. Hoewel ik Pierre steeds minder irritant begin te vinden, kan ik hem op een vroege ochtend niet gebruiken.
Ten slotte had ik ook alleen Chantal gevraagd om langs te komen. Vandaag wil ik namelijk gebruiken om Noor en Anne te vertellen over de rechtzaak en alles wat daarbij komt kijken. Het is niet dat ik nog veel keuze heb, aangezien de hoorzitting morgen al is. Mijn beslissing om de meiden zo lang mogelijk niets te vertellen heb ik dus goed volgehouden.
Ik heb Chantal gevraagd om erbij te zijn wanneer ik het aan Anne en Noor vertel, omdat ik niet kan voorspellen hoe de meiden gaan reageren. Chantal studeert psychologie en kan dus goed omgaan met allerlei verschillende emoties.
Daarnaast vertrouwen de meiden haar ook. Noor is iemand die altijd vrolijk en positief in het leven staat, dus voor haar maakt het niet zoveel uit wie erbij is. Voor Anne ligt dat echter anders. Je moet haar vertrouwen echt winnen. Zeker nu ze door de puberteit zulke stemmingswisselingen meemaakt. Ook daarin kan Chantal zich natuurlijk goed inleven.
Net als ik Chantal en Pierre een kop koffie wil geven, geeft Pierre aan dat hij weer vertrekt. “Ik moet door naar mijn werk. Maar omdat ik zelf wilde zien hoe het met Anne is na onze aanvaring, ben ik toch even meegekomen”, verklaart hij. Slijmbal.
Nadat Pierre zich weer uit de voeten heeft gemaakt, praten Chantal en ik nog even bij. Ook Ellen komt nog even ter sprake. Chantal is verbaasd dat ik nog steeds met Ellen aan het scharrelen ben, maar lijkt haast opgelucht als ik vertel over wat er vannacht gebeurd is. Het lijkt bijna alsof ze nu al weer dat ik nooit een serieuze relatie met Ellen zal beginnen. Terecht, waarschijnlijk.
Plotseling gaat de deur van de gang naar de keuken open en steekt Anne voorzichtig haar hoofd naar binnen.
“Gelukkig, hij is weg. Ik had geen zin om naar beneden te komen, terwijl Pierre hier z.. “, zegt ze, maar pas halverwege haar zin merkt ze Chantal op. “Oh, sorry”, reageert ze verschrikt. “Ik kan gewoon niet zo goed tegen vreemden ’s ochtends vroeg”.
Strike maakt een instemmend geluidje en ook ikzelf kan het niet met Anne oneens zijn. “Het geeft niets. Ik weet dat je Pierre niet zo heel graag mag”, reageert Chantal.
De ‘dat-is-het-understatement-van-het-jaar’-blik die Anne me toewerpt, zorgt ervoor dat ik bijna in de slappe lach schiet.
Even later is ook Noor beneden en zitten we met zijn vieren aan de ontbijttafel. Ik besluit dat ik het moment maar beter niet langer kan uitstellen en de meiden alles te vertellen over de rechtzaak van morgen.
“Noor, Anne, luister eens. Ik moet jullie iets belangrijks vertellen.”
Het fijne aan Anne en Noor is dat, als je ze ergens over vertelt, zij altijd het fatsoen hebben om je uit te laten praten. Dat geeft me de gelegenheid om het verhaal vanaf het begin te vertellen.
Ik begin bij de blunder van de notaris en over hoe deze op pakjesavond dronken voor de deur stond. Over de buren, die het niet kunnen uitstaan dat een ‘luilak’ als ik voor twee mooie kinderen mag zorgen en zij als ‘brave burgers’ met lege handen staan. En over de ruzie met de buurman.
Ook vertel ik over het huisbezoek van Roos; een heel lieve vrouw die mij een goede beoordeling heeft gegeven. Ten slotte leg ik uit wat morgen de bedoeling is en wat er nu van de meiden zelf verwacht kan worden.
Als ik uitgepraat ben, wacht ik rustig de reactie van Anne en Noor af. Op basis van hoe ik de meiden heb leren kennen verwacht ik een huilbui van Noor en een welgemeend ‘boeiend’ van Anne.
Maar, zoals zovaak het geval is, heb ik het weer eens mis. Noor blijkt er verdraaid kalm onder te zijn. Ze stelt enkele korte, gerichte vragen en lijkt zich niet echt zorgen te maken. Het lijkt erop dat ze goed begrijpt dat, nu ze twaalf is geworden, ze waarschijnlijk alles in eigen hand heeft. Dat stelt haar gerust, wat mij op zijn beurt ook weer kalmeert.
Anne is al die tijd stil gebleven. Tijdens mijn verhaal en ook terwijl Noor haar vragen stelde, kwam er geen geluid uit haar. Mijn opluchting over de reactie van Noor, maakt al snel plaats voor bezorgdheid om die van Anne.
“Anne? Heb jij nog vragen?”, probeer ik voorzichtig een reactie uit te lokken. “Nee”, reageert ze. Het klinkt kortaf en koeltjes, maar er volgt gelukkig geen uitbarsting.
Echter, net als ik denk dat alles goed verlopen is, blijk ik er weer naast te zitten. “Nee, nee, NEE!”, schreeuwt Anne. “Niet wéér! Eerst mamma en pappa en nu raken we jou ook nog kwijt?!”
“Lieverd, dat gaat niet gebeuren”, probeer ik haar gerust te stellen, terwijl ze boos haar stoel achteruit schuift en van tafel wegloopt. “Dat kun je helemaal niet weten! Wie weet wat die rechter er morgen van zegt!”, schreeuwt ze, voor ze de gang oprent.
Snel loop ik achter haar aan en halverwege de trap kan ik haar bij een arm pakken. Ik trek haar naar me toe en zet haar op mijn schoot.
“Niemand haalt ons uit elkaar, oké?”, troost ik, terwijl ik mijn armen om haar heen sla. “Ik zal tot het laatst voor jullie vechten. En dan nog een beetje meer.” Anne kijkt me met betraande ogen aan, en ik kan zien dat er zoveel verdriet in dit meisje zit.
“Jullie zijn nu mijn dochters. Ik houd van jou!”
En voor het eerst sinds ik voor haar zorg, kan ik aan Anne zien dat ze me gelooft als ik dat zeg.