Nog niet klaar Peetoom

Hoe goed is dit verhaal?

  • 1

    Stemmen: 1 1,4%
  • 2

    Stemmen: 0 0,0%
  • 3

    Stemmen: 1 1,4%
  • 4

    Stemmen: 0 0,0%
  • 5

    Stemmen: 0 0,0%
  • 6

    Stemmen: 0 0,0%
  • 7

    Stemmen: 0 0,0%
  • 8

    Stemmen: 1 1,4%
  • 9

    Stemmen: 10 14,1%
  • 10

    Stemmen: 58 81,7%

  • Totaal stemmers
    71

Snakebite

Superlid
Peetoom (Hoofdstuk 17)

Hoofdstuk 17: Scoutingweekend

“Aaahw, wat ben je toch een goede kerel!”

Soms hoor je een verhaal, of zelfs maar een zin, zó vaak dat het alle betekenis verliest. Hoe goed de zoveelste hulpmoeder het ook nu weer bedoelt; haar blijk van medeleven en respect doet me niet veel. Natuurlijk, het is altijd fijn om een compliment te krijgen. Zelfs van een compleet vreemde. Maar elke keer als ik één van deze hulpouders uitleg dat ik niet de vader, maar de oom van Anne en Noor ben, krijg ik exact dezelfde reactie. Storend. Verzin eens iets origineels.
Ook deze keer doe ik de zaak maar af met een handgebaar dat zoveel moet zeggen als “Ik kan ze toch niet aan hun lot overlaten?”, voordat ik doe alsof ik ergens anders moet helpen. Uiteraard hoef ik nergens anders te zijn, maar het geeft me weer even een excuus om een kopje koffie en een sigaret weg te werken. Even rust.

Ik installeer me in één van de tuinstoelen die naast het scoutinggebouw zijn neergezet. Het is prachtig weer, zeker voor een weekend vroeg in mei, dus ik zet mijn zonnebril maar op. Ik moet toegeven dat de scoutinggroep het hier goed voor elkaar heeft. Een aardig gebouw, maar ook een groot aangrenzend grasveld waarop gekampeerd kan worden. Het bos ligt bovendien op loopafstand. Voor de kinderen is dit ideaal.
Ondanks al het gekakel van de drie hulpmoeders is het me inmiddels gelukt om alle tenten op te zetten. De kinderen zijn een eindje verderop met zijn allen aan het voetballen en Ellen staat in de keuken om het eten voor te bereiden.

Op het laatste moment heeft Ellen er toch maar van afgezien om de leiding van de speltak van Anne over te nemen. Toen ik Anne vertelde dat Ellen op het kampeerweekend aanwezig zou zijn, was het huis te klein. Na een kwartier tegen me geschreeuwd te hebben, heeft ze tot op dit moment geen woord meer tegen me gezegd. Het zal haar emoties wel niet ten goede komen dat ze ook voor het eerst ongesteld is geworden.
Ook voor Noor is het een spannend weekend. Het is sowieso de eerste keer in jaren dat ze ergens gaat slapen met andere kinderen. Het is best zonde dat ze al die tijd zoveel gemist heeft door haar bedplassen.
Omdat haar luierbroekjes te klein zijn geworden heb ik voordat we op weekend zijn gegaan nog even naar de huisarts gebeld. Een lekkend broekje is dit weekend echt geen optie. Via de apotheek hebben we een aantal proefpakketjes van grote luiers gekregen. Noor houdt zich er groot onder, maar volgens mij vindt ze het helemaal niets.
Ze ligt in een tent met één ander meisje, dat zelf ook nog wel eens in bed plast. Maar dat meisje is én jonger én draagt geen luiers meer. Ze kunnen op zich goed met elkaar omgaan, dus Noor hoeft zich niet te schamen. Maar ik merk dat ze dat toch doet.

Terwijl ik geniet van mijn koffie en het goede weer, komt er iemand naast me zitten. Het is Merel, de welpenleidster van Noor. Ze steekt zelf ook een sigaret aan. “Zo, ben je het nog niet beu?”, vraagt ze me, met een speelse blik in haar ogen.
Ik moet lachen. “Ach, ik ben wat lui aangelegd. Het opbouwen van het kamp maakt me nog niet zoveel uit. Maar..”. Ik pauzeer even voor een teug van mijn sigaret. “Maar?”, vraagt Merel, oprecht nieuwsgierig.
Ik adem de rook uit en maak mijn zin af. “Maar ik had het liever helemaal alleen gedaan”, geef ik toe. Merel reageert met een verbaasde blik. “Nou, ik weet dat ik niet het gezelligste mens op de wereld ben, maar ik had niet verwacht dat je me zo snel zat zou zijn!”, zegt ze speels.

Met een glimlach op mijn gezicht neem ik Merel nog eens goed in me op. Ze is van ongeveer mijn leeftijd, maar niet het type meisje waar ik normaal gesproken op zou vallen. Ze heeft lange, bruine haren en mooie ogen, dat wel. Oké, ze is wat breder als ik meestal mooi vind, maar dat stoort me niet. Ze is nog steeds best sexy.
Nee, in vergelijking met de vrouwen waar ik normaal op val, is ze veel mondiger. Stoerder ook. Oké, Ellen is ook niet op haar mondje gevallen, maar die schikt zich meestal toch naar wat ik wil. Meestal. Maar Merel maakt van haar hart geen moordkuil. Wat ze denkt is wat ze zegt, en wat ze zegt is wat ze denkt. Bovendien is ze niet bang om haar handen vuil te maken en gaat ze geweldig met haar kinderen om.
Ik weet niet wat het is, maar Merel, met al haar assertiviteit, fascineert me ontzettend. Maar ik kan er maar beter geen werk van maken. Het feit dat ik af en toe met Noor’s juffrouw slaap is al gevoelig, dus daar kan haar welpenleidster maar beter niet nog bovenop komen.

Na nog een tijdje met Merel gekletst te hebben, werd het tijd voor het avondeten. Iedereen zat aan één grote tafel, wat erg gezellig was. Ik vond het fijn om te zien dat Anne en Noor gewoon naast elkaar zaten en samen pret hadden. Zo heb ik ze al een tijdje niet meer zien keten.
Er was wel één groot verschil. Noor praatte af en toe nog met mij, of met Ellen. Anne gaf daarentegen geen kik in onze richting. Ik heb me daar echter niet veel van aangetrokken en het gezellig gehad met Ellen en Merel. Vooral omdat me dat een kans gaf om de hulpmoeders een beetje te negeren.
Daarna bleek er nog een heel avondprogramma te zijn. Een paar spellen waarbij de kinderen flink moesten rennen, gevolgd door een dropping. Omdat er iemand bij het kampvuur moest blijven, heb ik mezelf maar opgeofferd. Ik gunde de hulpmoeders het van harte om die zes kilometer met de horde kinderen te lopen, terwijl ik rustig bij het kampvuur kon zitten. Vooral toen het ook nog begon te regenen. Gelukkig was deze niet zo hevig dat ik trucjes moest uithalen om het kampvuur brandend te houden.

Na zo’n anderhalf uur in mijn eentje genoten te hebben, komen de kinderen weer terug op het kampeerterrein. Inmiddels is het al donker en regent het niet meer. Merel geeft iedereen de opdracht om zich om de pyjama’s aan te trekken. Het is de bedoeling dat ze nog een half uurtje bij het kampvuur mogen zitten, voordat ze gaan slapen.
Het is mijn beurt om de kinderen in de gaten te houden en ervoor te zorgen dat ze zo snel mogelijk terug naar het kampvuur gaan. Ze schijnen nogal de neiging te hebben om te gaan keten, in plaats van te luisteren naar wat volwassenen ze vertellen.
Met een beetje aanmoediging lukt het me echter om de meesten binnen tien minuten terug bij het vuur te hebben. Anne zit er ook al bij, maar Noor heb ik nog niet gezien. Snel kijk ik of ik het meisje zie dat bij haar in de tent slaapt, maar die zit inderdaad al in haar pyjama bij de rest.

Ik besluit om de tent van Noor op te zoeken en vraag of ik binnen kan komen. Zodra ik de tent open heb geritst, zie ik dat Noor wat in paniek is. Haar tas staat helemaal open en alle spullen liggen verspreid door de tent. Ze heeft haar pyjama wel al aan, waardoor ik de situatie niet zo goed snap.
“Wat is er aan de hand, meid?”, vraag ik voorzichtig. Noor kijkt me aan en ik zie dat ze gehuild heeft. “Ik .. ik kan mijn .. mijn luiers niet vinden”, stottert ze zachtjes. “Hè? Die moeten toch in je tas zitten?”, reageer ik verbaasd. “Ja”, snikt ze. “Ik heb ze er zelf ingestopt.”
Opnieuw begint ze te huilen. “Nu kan ik helemaal niet gaan slapen. Als mijn slaapzak nat is, dan ruikt iedereen me .. en dan weten ze het allemaal. Ik wil naar huis!” Ze raakt een beetje in paniek, dus ik trek haar bij me en geef haar een knuffel.
“Rustig maar. Misschien zitten ze bij mijn spullen. Ik heb in mijn haast vast wat dingen verwisseld en ben ik dat weer vergeten. Maak je maar niet druk, desnoods rijd ik naar huis en haal ik je broekjes op. Oké?” Noor knikt zachtjes en veegt haar tranen aan haar mouw af.

Ik zeg Noor dat ze bij het kampvuur moet gaan zitten en dat ik de situatie wel zal oplossen. Samen lopen we naar de kampvuurplaats, waar ze naast haar vriendinnetjes gaat zitten. Ik vraag Anne of ze even met me mee wil lopen naar mijn tent. Snel leg ik haar de situatie uit en vraag of ze ook even bij haar spullen wil kijken. Ondanks dat ze geen woord tegen me zegt, begrijp ik dat ze dat gaat doen.
Zelf haal ik ook alle spullen uit mijn tas en binnen de kortste keren is mijn tent net zo’n rommel als die van Noor. Maar de luiers liggen er niet tussen. Langzaam begin ik me aan de situatie te ergeren. Ik weet zeker dat ik Noor een paar keer heb gezegd haar luiers niet te vergeten. Ze zou ze toch niet met opzet hebben laten liggen? Misschien vindt ze alles wel te eng en probeert ze zo voor elkaar te krijgen dat ze veilig thuis kan slapen. Waar niemand kan zien dat ze een luier draagt. Wat een rare situatie.
Juist op het moment dat ik besloten heb om dan maar naar huis te rijden en de broekjes op te halen, staat Anne weer voor mijn tent. Ze heeft haar hele tas bij zich en wurmt zich voorzichtig naar binnen. “Hier. Ze zaten in een plastic tas. Ik dacht dat die van mij was, maar er zaten alleen mijn sokken bij. Sorry, ik had niet goed opgelet”, zegt ze.
Even ben ik stil. Ze praat tegen me! “Dankjewel, meid. Dit is echt een opluchting”, zeg ik, terwijl ik de tas aanpak. Snel kijk ik erin – inderdaad, twee luiers. Het zijn er weinig, maar Noor heeft ze ten minste toch ingepakt.
“Goed gedaan”, zeg ik nogmaals tegen Anne. Ze kijkt me nog steeds half-koeltjes, half-boos aan. “Ja, whatever”, zegt ze. Ze draait zich om en loopt terug in de richting van haar eigen tent.

Zelf wil ik mijn spullen weer een beetje bij elkaar vegen, maar voor ik de kans krijg hoor ik buiten een hard geluid. Meteen erna volgt een vloek. Het is duidelijk Anne. Ze vloekt net zoals haar vader. En mij.
Ik steek mijn hoofd uit de tent en kijk voorzichtig om me heen. Anne is uitgegleden over het drassige gras en is helemaal in de modder gevallen. Snel wurm ik me de tent uit om haar te helpen opstaan, maar dat wil ze niet. “Ga weg, laat me met rust”, roept ze. “Anne, laat me je helpen. Je zit onder de modd..”
“Ik hoef je hulp niet! Ik haat je!” De woorden gaan dwars door me heen. Anne schrikt er zelf ook van en draait haar gezicht snel van me af. Direct biggelt er een traan over haar wang. Ik laat haar laatste uitspraak even nadreunen.
“Haat je me echt?” vraag ik zachtjes. “Waarom?” Anne schudt haar hoofd. “Ik weet niet waarom ik dat zei. Ik weet het niet. Ik haat alles”, zucht ze, voordat ze compleet in tranen uitbarst.
Ik ga naast haar in de modder zitten en trek haar in mijn armen. Eerst stribbelt ze nog wat tegen. “Ik laat je niet los. Je haat me toch al, dus je hebt lekker pech.” Ze geeft haar verzet op en huilt zachtjes in mijn armen.
“Sorry”, zegt ze na een tijdje. Haar stem klinkt hees. “Het geeft niet, lieverd. Ik kon aan je zien dat je het niet meende.” Langzaam maakt ze zich los uit mijn armen. “Ik weet echt niet waarom ik zo stom tegen je doe, Rick”, geeft ze toe. “Jij bent het niet schuld dat ik boos ben.”
“Joh, daar hoef je geen ‘sorry’ voor te zeggen. Ik denk dat ik het wel snap. Je voelt je zo boos om alles dat er gebeurd is. Maar er is niemand schuld aan die dingen. Niemand tegen wie je terecht kunt schreeuwen. En toch moet die boosheid eruit, nietwaar?”
Anne knikt voorzichtig. “Nou, en als er niemand echt fout is.. dan is het toch logisch dat je je afreageert op iemand anders? Zoals je stomme oom? Of Ellen.” Opnieuw rolt er een traan over haar wang, maar deze veeg ik snel weg. “Het komt allemaal wel goed, lieverd. Niemand neemt je iets kwalijk.”

Na een laatste knuffel, heb ik Anne naar haar tent gebracht, waar ze gelijk in haar slaapzak is gekropen. Even later kon ik Noor ook gerust stellen. Binnen no-time lagen alle kinderen rustig te slapen (het is een wonder). Als ik terug bij de kampvuurplaats kom, zit alleen de staf er nog.
Ik kijk de kring even rond. Merel en Ellen kijken me veelbetekenend aan. Na even twijfelen ga ik naast Ellen zitten en sla ik een arm om haar heen. Ze kijkt naar me, en geeft me een veelbetekenende kus op mijn wang.

“Het komt wel goed.”
 

Snakebite

Superlid
Peetoom (Hoofdstuk 18)

Hoofdstuk 18: Confrontatie

Eerlijk is eerlijk, ik ben wel eens op een meer comfortabele manier wakker geworden. Slapen op een matje in een tent is niet waarvoor ik in de wieg ben gelegd. Gelukkig duurde dit kampeerweekend maar twee nachten.
Ik rek me nog eens rustig uit, voordat ik op mijn telefoon wil kijken hoe laat (of beter gezegd: vroeg) het is. Shit, het ding is leeg. Stilletjes luister ik eens om me heen, speurend naar het geluid van eventueel wakkere scouts. Niets.

Tien minuten later leg ik me er maar bij neer dat ik nu niet meer in slaap ga komen. Dat is niet zo heel erg; over enkele uren ben ik toch weer thuis en kan ik in het lekker grote bed kruipen om bij te slapen. Tijd voor een luie zondag.
Zo goed en kwaad als het kan in een kleine tent, kleed ik me aan. Ik vis wat handige spullen bij elkaar, waaronder mijn laatste sigaretten, en verlaat mijn tent. Buiten is inderdaad nog geen kind te zien. Zelfs de andere leiding slaapt nog. Heerlijk.
Stilletjes loop ik het scoutinggebouw in en zet ik een kop koffie voor mezelf. Fijn dat ik het nu zelf kan doen, want Merel zet erg slappe koffie. Met de mok warme troost in mijn handen loop ik daarna naar de kampvuurplaats, waar ik me rustig installeer.

Terwijl ik mijn sigaretje rook, geniet ik van de stilte. Alleen de vogeltjes fluiten, maar dat besluit ik maar te gedogen. Sterker nog, ik word er erg rustig van. Niet dat ik zoveel te klagen heb over Anne en Noor, maar een momentje zonder kinderen is ook erg fijn.

Lang zit ik echter niet alleen. Ik heb haar niet horen aankomen, maar ineens zit Anne naast me. Ze ziet er vermoeid uit. Dat is ook niet gek, want het weekend is voor de kinderen erg intensief geweest. Het voordeel van begeleiden is dat je ook alleen maar hoeft te begeleiden. De kinderen moeten de activiteiten daadwerkelijk uitvoeren. Na twee dagen wordt dat best zwaar.
Uit zichzelf geeft Anne me een knuffel. Het voelt fijn, want dit is een zeldzame gebeurtenis. Normaal doet ze dat niet spontaan. Sinds we de eerste avond van het weekend een emotionele confrontatie hebben gehad, gaan de dingen weer een stuk beter tussen ons.

“Goedemorgen, schoonheid! Wat ben jij vroeg wakker. Ben je niet kapot na al die spellen van gister?” Anne veegt de slaap uit haar ogen en schudt haar hoofd. “Ik ben al een tijdje wakker, maar ik kan niet meer slapen”, zucht ze. “Ik ben nog wel moe, maar, .. nouja, ik weet het ook niet.”
“Neem maar een slokje van mijn koffie. Daar word je wakker van. Maar niet té veel, daar vind ik hem veel te lekker voor”, grap ik. “Heb je soms liggen malen?” Anne neemt een slok van mijn koffie. Direct nadat ze het afslikt, trekt ze een vies gezicht. “Bah. Malen? Een beetje wel”, geeft ze toe. “Ik voel me nog steeds zo stom.”
“Waarom dat?”, reageer ik. “We hebben alles toch fijn uitgepraat? Er is niets om je schuldig over te voelen.” Anne draait haar gezicht van me af. “Toch doe ik dat wel nog steeds. Ik heb erg stom tegen je gedaan en ik snap nog altijd niet waarom.”
“Joh, dat is niet erg. Ik ben al blij dat we er nu over kunnen praten. Je moet ook niet te hard voor jezelf zijn. Het is niet niets wat we hebben meegemaakt. Er is erg veel veranderd”, reageer ik. Anne knikt. “Misschien wel té veel.”
“Daarom. Het is niet gek dat je een uitlaatklep nodig hebt. Ergens vind ik het wel fijn dat ik dat ben. Als jij de behoefte hebt om te schreeuwen, of te lachen, dan mag je dat altijd met me doen. En vergeet nooit, dat je altijd overal met me over mag praten”, probeer ik haar gerust te stellen.
Anne krijgt een speelse blik in haar ogen. “Ook over ongesteld worden?” vraagt ze plagerig. Ik brom. “Zelfs daarover. Als je Chantal niet kunt bereiken”, plaag ik terug.

Samen kunnen we erom lachen. “Is er soms nog iets dat je me wilt vertellen, meid?” vraag ik vervolgens. Even blijft het stil, terwijl we allebei recht vooruit kijken. Anne zucht even. “Er zijn wel wat dingen”, begint ze. “Maar ik weet niet hoe ik het moet vertellen.”
Ik wrijf met een hand door haar haren. “Dat is niet erg. Als je er klaar voor bent, dan hoor ik het wel. Je weet me wel te vinden. Die sukkel die op jullie bank slaapt”, grap ik. Anne moet lachen. “Slaap je niet meer in het bed van papa en mama, dan?” vraagt ze vervolgens.
“Niet als jullie dat niet prettig vinden”, antwoord ik. “Noor maakt het toch niet uit. En mij ook niet, zolang je alleen slaapt. Met Ellen liever nog even niet”, geeft ze eerlijk toe. Ik geef haar een knipoog. “Dan doe ik dat gewoon nog even niet. Je weet toch dat ik jullie veel belangrijker vind?” Anne knikt. “Dat weet ik. Ik weet ook dat we overal over kunnen praten. Maar sommige dingen zijn gewoon nog te moeilijk”, zegt ze.
“Geef het wat tijd. Dan wordt het vanzelf makkelijker”, stel ik haar gerust. Ze glimlacht en laat haar hoofd op mijn schouder rusten. Zo blijven we een tijdje zitten kijken naar de pas opgekomen zon.

Even later horen we de geluiden van andere kinderen die wakker worden en in hun tenten liggen te kletsen. Anne schrikt op. “Ik ga me aankleden. Dan ruim ik vast op, zodat we na het ontbijt sneller naar huis kunnen.” Ze schuift over de bank en staat met een snelle beweging op. “Wat hoor ik toch zo kraken?” vraag ik verbaasd.
“Ach, niets. Maandverband”, fluistert Anne, met een blik in haar ogen die aangeeft dat ik dat beter niet had kunnen vragen. Ik brom opnieuw, Anne steekt plagerig haar tong naar me uit en rent daarna richting haar tent.

Ook Noor had bij het opstaan al haar spullen al ingepakt, waardoor we na het ontbijt inderdaad vrij snel naar huis konden vertrekken. Veel vaders hadden op zondagochtend tijd om te komen helpen met het afbreken van de tenten, dus mijn hulp was niet nodig.
Terwijl Anne en Noor op de achterbank bijna opnieuw in slaap zijn gevallen, draai ik de auto onze oprit op. “Opstaan, dames. Laten we maar snel de spullen naar binnen brengen, dan kunnen we allemaal ons bed weer induiken”, roep ik net iets té vrolijk.

Van de meiden hoef ik niet bijster veel hulp te verwachten. Ze zijn, net zoals ik, redelijk lui aangelegd. Bovendien zijn ze natuurlijk erg moe. Het sjouwen van de tentspullen en kampeerstoeltjes mag ik dus doen. Ik besluit om ze maar gelijk in de garage op te bergen. Opgeruimd is opgeruimd. Ik zal ook ongetwijfeld lekkerder slapen als ik weet dat ik niet meer naar die spullen hoef om te kijken. Nadat ik een tijdje in de garage bezig ben geweest, besluit ik maar eens te kijken of de meiden hun vuile was al bij de wasmachine hebben gedumpt.

Als ik de garage uitkom, zie ik echter iets dat ik liever niet had gezien. Op de oprit naast de onze staan de meiden te praten met de buren. De familie Franssen, oftewel ‘het sulletje en zijn vrouw’. Dezelfde mensen die bij de rechter een voogdijzaak over mijn nichtjes hebben afgedwongen. Met opzet heb ik ze daarom geprobeerd te vermijden. De meisjes weten tenslotte nog niets van die hele rechtzaak af. Ik wil niet dat ze daar weken tegen op moeten kijken, maar voor het bezoek van de kinderbescherming zal ik het ze toch moeten vertellen.
Toch heb ik liever niet dat Anne en Noor nog met die mensen omgaan. Toegegeven ben ik degene die een probleem met ze heeft, niet zij. Ik snap dat mijn nichtjes niet de dupe mogen worden van de mensen waar ik een conflict mee heb. Maar toch. Wie weet wat ze de kinderen proberen in te fluisteren. Door die rechtzaak aan te spannen hebben ze wat mij betreft toch aangegeven ons ‘gezin’ kapot te willen maken. Dan hoeven ze nu ook niet over koetjes en kalfjes te babbelen.

Na even wikken en wegen besluit ik toch om een einde te maken aan het gesprek.

“Wat stoer, zo’n kampeerweekend! Hebben jullie je goed geamuseerd?” hoor ik de buurvrouw enthousiast roepen.
“Ja, ze hebben zich prima vermaakt”, roep ik, voordat de meiden kunnen antwoorden. Snel loop ik naar Noor en Anne toe. “Bedankt voor de interesse, tot de volgende keer”, bijt ik de buren toe. Ik leg de meiden ieder een hand op de schouder en duw ze zachtjes vooruit, richting de voordeur.

“Nou, wat zijn we weer beleefd”, veinst de buurvrouw dat ze beledigd is. “Het kan niet altijd feest zijn. Loop maar snel door, anders missen jullie de kerkdienst”, reageer ik ongeïnteresseerd. “Geen zorgen; die is al afgelopen. We komen er net van terug. Iets dat je zou weten als je een verantwoordelijk ouder zou zijn en op zondag vóór het avondeten zou opstaan”, reageert de buurman vervolgens.

Dat was een stap te ver.

“Anne, Noor, gaan jullie maar naar binnen. Was bij de wasmachine, oké?” instrueer ik de meiden. In eerste instantie lijken ze te willen protesteren, maar als ze mijn serieuze blik zien, snappen ze dat ik het meen.
Ze pakken hun laatste bagage uit de achterbak van de auto en lopen stilletjes naar binnen. Zodra ik de voordeur dicht hoor slaan, draai ik me om richting de buren.

“Luister eens, vriend. Dat jij denkt dat je je met alles en iedereen mag bemoeien is prima, maar laat ons er lekker buiten. Ik heb geen kerk nodig om me goed te voelen over mezelf en mijn gezin. Ik heb geen behoefte aan je arrogantie”, trek ik van leer.
De buurman is niet onder de indruk. “Arrogantie? Dat moet jij nodig zeggen. Je noemt me misschien wel een sulletje, maar dat ben ik zeker niet.” De verbazing in mijn ogen doet hem deugd. “Haha, eigen schuld. Kinderen praten nu eenmaal overal over. Zeker tegen de lieve buurvrouw.”

“Je hebt een grote mond voor zo’n klein mannetje”, bijt ik hem toe. “Vanaf nu wil ik niet dat jullie nog contact met ze hebben. Begrepen?”
Opnieuw haalt de buurman zijn schouders op. “Geen probleem, jongen. Na de rechtzaak heb ik nog tijd genoeg om met ze door te brengen. Dan hebben ze tenminste geen last meer van jou en je zelfdestructieve gedrag.”
Het idee om de meiden mogelijk te verliezen maakt me nu ontzettend kwaad. “Jij blijft bij mijn dochters uit de buurt!” schreeuw ik hard. De buurvrouw bemoeit zich opnieuw met het gesprek. “Tss, het zijn je dochters niet. Je wilt ze niet eens. Geef nou toch toe dat ze bij ons veel beter af zijn.”

“Jullie blijven bij mijn dochters uit de buurt!” herhaal ik. De arrogantie van de buurman kent geen grenzen. “En als ik dat niet doe? Kom je dan mijn nek breken?” daagt hij me uit. “Om te beginnen”, reageer ik, kokend van woede.
“Daar heb je het lef niet eens voor”, zegt de buurman. Hij geeft me een tik op mijn schouder, waarschijnlijk bedoelt om zijn argument kracht bij te zetten. Te laten zien dat hij niet bang voor me is. Maar, boos als ik ben, heb ik dat niet door en lijkt het alsof hij me een duw wilt geven.

Van jongs af aan heeft mijn vader me één ding geleerd over geweld. Je gebruikt het nooit. Tenzij iemand anders ermee begint. In mijn drift leek het alsof de buurman dat zojuist gedaan had en uit automatisme reageer ik erop.
Boos geef ik hem een duw terug. “Blijf met je poten van me af, man!” roep ik. Hij had het duidelijk niet verwacht en struikelt over zijn eigen voeten achterover. Zijn kale hoofd wordt bij zijn val opengehaald aan de tegels van de oprit. De buurvrouw slaakt een gilletje.

“Wat is hier aan de hand?” klinkt het ineens van achter ons. Er staat een vrouw, die ik in de commotie niet heb zien aankomen. “Wie bent u nou weer?” vraag ik geïrriteerd.

“Ik ben Roos. Ik ben hier namens de kinderbescherming.”
 

Christiaan

Met een nat luiertje ben je klein jongejte
Re: Peetoom (TB ML TL WL NL GL VN BP)

hoihoi,

bedankt voor snelle vervolg, zou leuk zijn als verder ook zo snel ging.

ik denk dat voor verhaal interessant zou zijn als je vanuit Anna verder ging. Maar Chantal of elle zal makkelijker uit te schrijven zijn.

met vriendelijke groet
 

?????

Beginneling
Re: Peetoom (TB ML TL WL NL GL VN BP)

Geweldig zo snel al een nieuw deel !1 !1
en wat een verschrikkelijke cliffhanger ik kan niet wachten op het vervolg

Verder lijkt Anne mij ook het leukste karakter om mee verder te gaan
 

Snakebite

Superlid
Re: Peetoom (TB ML TL WL NL GL VN BP)

Hehe, sorry, ik vind het erg leuk om aan elke aflevering een cliffhanger te plaatsen. ::)

Ik denk dat de meeste mensen wel wat meer over Anne willen weten, inderdaad. Heb al een plannetje in gedachten. n___n
 

Daltons

Toplid
Re: Peetoom (TB ML TL WL NL GL VN BP)

hoop op snel weer een vervolg en je kan zeker een goed verhaal schrijven ga zo door zal ik zeggen.

die-hard
 

Lily

UITLEG: 'geen contact aub' betekent geen contact!
Re: Peetoom (TB ML TL WL NL GL VN BP)

Je verhaal is echt geweldig, ik wacht vol spanning af!
 

Snakebite

Superlid
Re: Peetoom (TB ML TL WL NL GL VN BP)

Ah, balen! Sorry, jongens (en meiden ;) ) .. ik zie net pas dat in mijn vorige post dinsdag 03 juli had moeten staan .. :(
Ik ben vergeten de datum in te vullen. Excuus! Nog een weekje!
 

Snakebite

Superlid
Peetoom (Hoofdstuk 19)

Oké, vooruit dan maar .. ;)

Hoofdstuk 19: Het Huisbezoek

Voorzichtig schenk ik twee kopjes koffie in, terwijl ik uit alle macht mijn zenuwen in bedwang probeer te houden. In de woonkamer zit een vrouw, die namens de Kinderbescherming op huisbezoek komt. Een huisbezoek om te bepalen of ik een geschikte voogd ben voor mijn nichtjes, of dat de voogdij terecht komt bij de buren. Dezelfde buurman die ik zojuist een harde klap verkocht heb. Wat de vrouw van de Kinderbescherming mee heeft gekregen.

Ik draai de kan koffie dicht en zet hem terug op het aanrecht. Met mijn zakdoek werk ik het zweet van mijn voorhoofd weg. “Rustig blijven. De meiden liggen boven uit te rusten na het kamperen. Deze vrouw is de enige die de klap heeft meegekregen. Deze situatie kan nog gered worden”, fluister ik mezelf toe.

Met lood in mijn schoenen breng ik de koffie naar de vrouw toe. “Gebruikt u melk of suiker?”, vraag ik beleefd. “Noem me maar gewoon Roos, hoor. Ik houd niet zo van dat formele gedoe”, zegt ze. Een grote glimlach verschijnt op haar gezicht, waardoor ik ook wat ontspan. “Overigens, nee, ik drink mijn koffie gewoon zwart.”

Met wat meer zelfvertrouwen dan enkele minuten geleden, laat ik me in mijn stoel zakken. Roos kijkt om zich heen, waarschijnlijk om het huis zorgvuldig in zich op te nemen. Ik maak op mijn beurt van de gelegenheid gebruik om haar even op waarde te schatten.
Roos is een vrouw van een jaar of vijftig. Ze heeft erg kort, donkerblond haar en is wat gezet. Ondanks dat ze erg correct is in alles wat ze doet, komt ze erg sympathiek op me over. Haar glimlach was voldoende om me gerust te stellen.

“Ik heb er geen bezwaar tegen als je een sigaret wilt roken, hoor”, zegt ze zó plotseling, dat ik me bijna in mijn koffie verslik. “Hoe weet u dat ik rook?”, vraag ik verbaasd. “Nou, ik zie je zo verlekkerd naar die asbak kijken. Bovendien heb ik al veel over jullie gehoord”, legt Roos uit.
“Zeker van mijn boze buurman?” grap ik, terwijl ik dankbaar een sigaret aansteek. “Dat ook. Maar vooral van mijn man. Die ken je erg goed”, vervolgt Roos.
Even ben ik van mijn stuk. “Uw man?”, herhaal ik, terwijl ik uit alle macht probeer te bedenken wie dat kan zijn. Met mijn geluk is het één van de vele, vele docenten die ik in mijn leven tegen me in het harnas heb weten te jagen ..

“Ja, mijn man. Max.”

Ik moet Roos hebben aangekeken met ogen zo groot als schoteltjes. “Je kijkt erg verbaasd. Heeft hij nooit over me verteld?”, vraagt ze lachend. “Ja, dat wel. Maar we hebben het nooit echt over uw werk gehad”, herpak ik mezelf. “Maar dan bent u dus volledig op de hoogte van onze situatie?”

Roos knikt. “Ik vertelde Max dat ik dit dossier toegewezen had gekregen. Het verhaal over de verongelukte ouders deed bij hem een belletje rinkelen. We hebben het dossier toen samen bekeken en hij heeft wat zaken toegelicht. Vervolgens heeft hij me een preek van een half uur gegeven over wat voor een goede vent je wel niet bent”, vertelt Roos lachend.
“Eigenlijk hadden we dat misschien niet zo intensief mogen bespreken. Max was er echter zeker van dat je er geen bezwaar tegen zou hebben. In alle eerlijkheid: ik denk dat het alleen maar een voordeel voor je is”, vervolgt ze. “Met Max aan mijn kant voel ik me inderdaad erg gesterkt”, geef ik toe. “Maar ik denk dat ik zojuist mijn eigen glazen heb ingegooid.”

Roos neemt een slok van haar koffie voordat ze me vraagt waarom ik dat denk. “Nou, ik heb meneer Vranken geslagen. Gebruik van geweld zal niet in mijn voordeel werken”, leg ik uit. Roos lacht hardop. “Nee, goedkeuren kan ik het niet. Maar ik heb ook gehoord hoe hij je maar bleef uitlokken. Ik zou me er niet teveel zorgen om maken. Je wilt niet weten hoeveel moeite het kost om kinderen weg te krijgen bij écht gewelddadige ouders. Dit is het enige negatieve dat ik aan jou zaak kan ontdekken, Rick. Geen strafblad, zelfs geen bekeuringen.”

Ik wil de grap maken dat mijn broer (de politieagent) mijn bekeuringen altijd liet verdwijnen, maar beslis dat ik deze maar beter achterwege kan laten.

“Je situatie is verre van ideaal. Maar daar heb jij ook niet om gevraagd. Iedereen met wie ik gesproken heb is erg positief over de manier waarop jij er voor je nichtjes bent. Uitgezonderd de buren, maar dat zul je wel begrijpen.”
Ik knik instemmend. “Het is fijn om te horen dat u zo positief over me bent. Toch kan ik me niet voorstellen dat dit bezoek alleen voor de gezelligheid is”, merk ik vervolgens op.

“Dat is ook zo. Mijn taak voor vandaag is om een kijkje te nemen in jullie huis. Om te zien of de kamers van Noor en Anne in orde zijn. Eigenlijk is het een laatste controle om te bepalen of de dames goed verzorgd worden. Niet dat ik daar specifiek aan twijfel; het is een verplichting”, licht Roos de situatie toe.
“Dat kan ik goed begrijpen. Het is alleen maar mooi dat jullie er zo zorgvuldig mee omgaan. En als u geen bezwaren aantreft? Wat is dan de gang van zaken?”, vraag ik.

“Dan gaan de zaken snel vooruit. Hoewel ik niet gecharmeerd ben van je buren, kan ik niet concluderen dat ze ongeschikte voogden zijn. Ik zal dus terugkoppelen dat er geen bezwaren tegen jullie beiden zijn. De rechter zal jullie vervolgens oproepen voor een verhoor, om ook zelf te kijken of hij jullie geschikte ouders vindt. Als dat zo is, komt de keuze bij de meiden zelf te liggen”, vertelt Roos.
“Dus dan mogen ze zelf kiezen waar ze willen wonen?”, vraag ik ter controle. “Precies, omdat ze dan beiden twaalf jaar of ouder zijn”, antwoordt Roos.
Langzaam maar zeker krijg ik mijn zelfvertrouwen weer terug. Roos ziet het aan me. “Zoals ik al zei, ik zou me niet zo’n zorgen maken”, zegt ze met een knipoog.

De rest van het bezoek is erg vlot verlopen. Ik heb Roos een rondleiding door het huis gegeven. Afgezien van de enorme stapel was, heeft ze nergens iets over gezegd. Toen ik haar vertelde dat we net terug zijn van een weekend kamperen knikte ze alsof ze de situatie kende.
Gelukkig hebben Anne en Noor overal doorheen geslapen. Ik heb ze nog steeds niet verteld dat de rechtzaak eraan zit te komen. Dat is voor later zorg. Zeker nu ik mijn band met Anne eindelijk weer een beetje hersteld heb.
Rond een uurtje of zes ben ik naar de frituur gelopen om wat avondeten te halen. Ontzettend slaperig hebben we met zijn drieën voor de televisie gegeten. Anne viel al snel weer in slaap op de bank, maar Noor werd langzaam wakkerder.

“Hoe vond je het nou? Voor de eerste keer kamperen met scouting?” vraag ik haar. Een grote glimlach verschijnt op haar gezicht. “Echt supertof. Vooral dat jij ook mee was. Iedereen vond je echt leuk!”, vertelt ze enthousiast.
Ik moet lachen. “Nou, je leiding heeft me gezegd dat ze jou ook echt een heel leuke meid vinden. Ze hopen echt dat je meegaat op zomerkamp”, vertel ik haar.
Ineens slaat haar vrolijke stemming een beetje om. “Dat weet ik nog niet”, geeft ze toe. “Hoezo weet je dat nog niet?”, vraag ik bezorgd.
“Nou, of ik wel durf. Met alleen Tamara in een tent slapen is niet erg, omdat ze ook wel eens een nat bed heeft. Maar een zomerkamp is lang. Wat nou als ze achter mijn luiers komen?”, vertelt ze zachtjes.
“Lieverd, dat komen ze toch niet? Niemand heeft er dit weekend wat van gemerkt. Dan zal dat op het kamp net zo goed niet gebeuren. En dan kun je toch ook alleen met Tamara slapen?”, probeer ik haar gerust te stellen.
“Maar het is zo eng om met mijn luier om naar de wc te lopen”, geeft Noor toe. “Elke keer ben ik bang dat ik iemand tegenkom en dat die de luier hoort kraken.”
Op dat moment onderbreekt Anne ons gesprek. Ik had niet eens in de gaten dat ze wakker is.

“Maak je niet zo druk, Noor. Je hebt de avond voor het kamperen bij mij in bed geslapen, toch?”, vraagt Anne. Noor knikt. “Nou, ik heb alleen maar héél zachtjes iets gehoord. Maar weet je waarom dat was? Omdat je niets over je luier aanhad. Als je je pyjamabroek aanhebt, merkt niemand dat. Als je luier echt zo’n kabaal maakte, zouden Rick en ik hier nooit in slaap komen”, grapt ze.

Langzaam verschijnt de glimlach terug op Noor’s gezicht. “Bovendien”, zegt Anne met een grijns. “Bovendien zal ik iedereen die stom tegen je doet met z’n gezicht in de modder duwen. Afgesproken?”
Noor knikt en Anne geeft ons allebei een knuffel voor ze terug naar bed gaat. Trots kijk ik haar na. Ze begint meer en meer op haar ouders te lijken.

De volgende dag is het tijd voor een feestje – Noor wordt vandaag twaalf jaar!
We zitten gezellig met zijn allen buiten in de tuin. Chantal en Pierre zijn op bezoek, en ook Ellen is even langsgekomen. Ondanks de duidelijke spanning tussen Chantal en Ellen is het allemaal best gezellig. Noor vindt het allemaal prachtig, maar Anne is erg stil. Ze houdt nu eenmaal niet zo van drukte – en zeker als het allemaal om iemand anders draait.
We hebben de barbecue een tijdje geleden aangezet en Pierre heeft zich als chefkok opgeworpen. De uitslover. Ach, hoezeer ik ook een hekel aan hem heb, hij maakt goede burgers.

Ineens is er wat commotie. Anne heeft in de keuken een grote kom met sla gemaakt en wil via de deur van de bijkeuken naar de tuin lopen. Pierre, die naast de deuropening aan de barbecue staat te werken, heeft dat niet in de gaten. Per ongeluk stoot hij met een elleboog tegen de kom sla, waardoor de inhoud vervolgens over Anne’s shirt wordt geworpen.
“Kun je niet uitkijken, man?!”, schreeuwt ze, voordat ze met tranen in haar ogen naar binnen rent. Pierre blijft stomverbaasd achter. “Het .. was per ongeluk”, stamelt hij in onze richting. “Ik ga wel even mijn excuses maken.”

Pierre is nog geen tien seconden binnen of er klinkt opnieuw gedonder. “Ga weg, man!”, schreeuwt Anne. Ik loop snel naar binnen om de situatie te bezweren. Anne staat in de bijkeuken met haar shirt in haar handen. Ze heeft alleen haar beha nog aan. “Kom je me soms begluren, viezerik? Ga weg!”, klinkt het opnieuw.
Ik loop naar Anne toe en pak haar bij een bovenarm. Snel trek ik haar mee de gang op. “Luister, ik mag die gozer ook niet, maar dat wil niet zeggen dat je zo tegen hem moet schreeuwen”, sis ik. “Maar, hij .. hij heeft ..”, stamelt Anne, terwijl de tranen over haar gezicht lopen. “Dat was per ongeluk. Iedereen kon dat zien. Kom, ga een schoon shirt aantrekken. Er is niets aan de hand, oké?”
Snel veeg ik de tranen uit haar ogen en geef ik Anne een kus op haar voorhoofd. Sip loopt ze de trap op naar boven.

Op dat moment klinkt de deurbel. Vreemd, want volgens mij is alle visite er al. Als ik de deur openmaak, slaat me de schrik om het hart.

“Goedemiddag, politie.”
 

LBV

Toplid
Re: Peetoom (TB ML TL WL NL GL VN BP)

Ziet er weer goed uit! Wat een cliffhanger :p
Top! !1
 
Bovenaan