Peetoom (Hoofdstuk 24)
En dan komt eindelijk het geheim van Anne uit.
Hoofdstuk 24: Het Geheim
CHANTAL
Rick zit op de bank in zijn woonkamer.
“Pierre is bij me weg”, vertel ik hem.
Ik heb verschillende keren aangebeld, maar hij deed niet open. Via de tuin en de achterdeur ben ik alsnog binnen weten te komen. Ik moet en zal met hem praten. Een reactie krijg ik echter niet van hem. Het enige dat hij doet is een nieuwe sigaret aansteken.
Pas dan valt het me op dat alle lichten uit zijn. Het is negen uur in de avond en inmiddels al donker buiten. Ook de televisie staat niet aan. Een klein lichtje in de keuken zorgt ervoor dat we elkaar toch nog kunnen zien.
Als ik na enkele minuten nog steeds geen reactie heb gekregen, besluit ik om maar op een stoel te gaan zitten. Mijn jas hang ik over de leuning, waarna ik mijn handtas naast een tafelpoot zet.
Even blijf ik zonder beweging zitten. De stress maakt zich echter meester van me en ik grijp het pakje sigaretten van Rick van de tafel af. Snel steek ik er zelf ook eentje aan.
Rick kijkt me verbaasd aan. Het is de eerste keer dat hij mij ziet roken. We kennen elkaar al heel lang, maar toch weet hij niet dat ik er heel soms eentje wegpaf. Alleen als ik stress heb. Meestal geef ik hem zelfs op zijn kop als ik hem weer eens zie roken.
Het is inmiddels alweer een tijdje geleden sinds ik gerookt heb, en zodra ik inhaleer moet ik hevig hoesten. Rick schiet even in de lach.
“Dat had je beter niet kunnen doen”, zegt Rick. “Net zoals je Pierre beter niet had kunnen doen”, vervolgt hij sarcastisch. “Ik heb je gewaarschuwd. Verschillende keren.”
Ik weet dat hij gelijk heeft, maar toch is het niet fijn om dit te moeten horen. “Dat weet ik”, reageer ik. “Maar ik heb ook altijd geweten dat dit een keer zou gebeuren. Dat Pierre geen blijvertje was”, leg ik verder uit.
Rick maakt een sarcastisch geluid. “Waarom ben je er dan toch aan begonnen?”, vraagt hij, bijna verbijsterd. “Alsof je niets beters kon krijgen.”
“Dat kon ik ook niet. Er is er altijd maar één geweest die ik wilde. Jij. Maar jij kan je niet binden. Dus wat moet ik dan? Ik kan niet eeuwig gaan zitten afwachten”, reageer ik, in de hoop hem aan het denken te zetten.
“Nee, nu wordt ‘ie goed!” Rick staat geïrriteerd van de bank op. “Nu ben IK het schuld dat jij Pierre willens en wetens de kans hebt gegeven om je te gebruiken? Rot toch op, mens!”
“Ik ga nergens heen”, zeg ik beslist. “Niet meer.”
“Prima, dan blijf je toch? Kan ik mooi iets gaan drinken. Noor is hiernaast. Op bezoek bij Anne, die hier niet meer woont, trouwens. Tien uur moet ze thuis zijn. Bedankt, hè?”, roept Rick pissig.
Hij grijpt zijn sleutels en sigaretten, voordat hij inderdaad verdwijnt. Ik blijf stomverbaasd achter. Gelukkig heb ik Lucky en Strike nog om me gezelschap te houden.
MAX
Mijn vrouw is erg tolerant. Ik heb een goedlopende praktijk, zij een drukke baan. Vaak zijn we ook in het weekend nog met ons werk bezig. Daardoor blijft er vrij weinig tijd over om met elkaar door te brengen.
Toch vindt ze het prima dat ik bijna iedere avond een uurtje naar mijn stamkroeg ga. Ik ben een gelukkig man.
Ik kom al jaren bij de Shamrock, een Ierse pub in het centrum van onze stad. Niet alleen omdat ik dol ben op Guinness en soortgelijke bieren, maar ook vanwege de gezellige sfeer. Het is een beetje een thuis, weg van thuis.
Goed, de muziek is niet echt mijn smaak. De rock kan ik nog wel waarderen, maar dat wat ze volgens mij ‘metal’ noemen is niet wat ik thuis zou luisteren. Maar de geweldige gesprekken met de andere stamgasten maken dat ruimschoots goed. Het zijn vooral jonge gasten, die zich er nog altijd over verbazen om zo’n ‘bejaarde’ als ik hier te zien.
Mezelf al verheugend op een gezellig avondje, open ik de deur van de pub. Snel hang ik mijn jas op en begeef me naar de bar. Ray, de barman, weet precies wat de bedoeling is, en nog voor ik op mijn kruk zit, staat er al een glas (of beter gezegd, bijna een emmer) Guinness voor me klaar. Heerlijk.
Terwijl ik geniet van mijn bier, valt me een persoon aan de andere kant van de bar op. Het is Rick. Bij het binnenkomen heb ik hem niet zien zitten, waarschijnlijk omdat hij zich alleen op zijn drank aan het concentreren is.
Ik heb Rick pas twee maanden terug leren kennen. Mijn dochter, Ellen, heeft hem naar mijn praktijk doorverwezen. Volgens mij hebben ze een tijdje gescharreld. Of scharrelen ze nog steeds. Ik kan het bij Ellen niet altijd volgen.
Het is een goede jongen. Een jaar of zesentwintig. In oktober is zijn broer om het leven gekomen bij een auto-ongeluk. Sindsdien heeft hij de zorg over zijn twee nichtjes op zich genomen. Net nu alles een beetje tot rust leek te komen, hebben zijn buren hem voor de rechter gedaagd omtrent de voogdij. Rare mensen.
Met mijn bier in de hand loop ik naar Rick toe. “Ha, Rick! Een paar uurtjes vrij genomen van het opvoeden? Heb jij geluk dat je in mijn stamkroeg verzeild bent geraakt. Nu kunnen we tenminste samen vieren dat de ellende voorbij is”, begin ik vrolijk een gesprek.
Rick kijkt me aan met een lege blik in zijn ogen. “Ik weet niet of je toevallig jarig bent, Max. Maar ik heb zelf niets te vieren”, reageert hij. “Maar Roos is vandaag toch langs geweest om alle papieren in orde te maken?”, vraag ik verbaasd.
Inmiddels bekruipt me een angstig gevoel. Ik heb Roos vandaag nog niet gesproken. Is er dan toch iets misgelopen?
“Anne is vertrokken. Gewoon vertrokken. Met spullen en al”, antwoordt hij, voordat hij een glas whisky achterover gooit. Ik voel me met stomheid geslagen. “Het spijt me. Dat wist ik niet”, antwoord ik, terwijl ik op de kruk naast hem ga zitten.
“Waarom is ze weggegaan?”, vraag ik na enige tijd stilte. “Daar wilde ze niets over zeggen. Roos is meteen met haar naar de buren gegaan. Ik snap er helemaal niets van”, vertelt Rick.
Het is me duidelijk dat er niets is dat ik op dit moment kan zeggen om hem te troosten. Verslagen bestel ik nog maar twee whisky. Gedeelde smart is halve smart. Zelfs nu.
NOOR
Nieuwsgierig bekijk ik de kamer die sinds vandaag van mijn zus is. De muren en het plafond zijn helemaal wit. Er hangt niets, geen foto’s, geen posters. In de kamer staan alleen nog een bed en een grote kast.
In het midden van de kamer staan twee grote tassen, met daarin alle spullen van Anne. Vanmorgen heeft ze plotseling alles ingepakt en is ze vertrokken.
Gelukkig is ze niet ver weg. Ze is bij onze buren ingetrokken. Sinds oom Rick voor ons zorgt, hebben ze heel vaak ruzie gemaakt. Toch ben ik erg geschrokken dat ze besloot om bij ons weg te gaan. Ik snap niet waarom. Het kan toch niet alleen maar door de ruzie komen?
Anne zit op haar nieuwe bed. Zelfs het beddengoed is spierwit. Op het voeteneinde staat een dienblad met twee glazen melk en wat koekjes. De buurvrouw is die net komen brengen. De koekjes zijn wel lekker, maar ik lust geen melk. Dat weet zelfs oom Rick nog.
Beleefd neem ik toch maar een slokje, voordat ik besluit om te vragen wat ik wil weten.
“Waarom ben je nou weggegaan?”
Een traan rolt over mijn wang. Anne schrikt er blijkbaar een beetje van, maar al snel staat ze op en geeft ze me een knuffel.
“Ik kan gewoon niet meer in dat huis wonen, oké? Alles daar doet me aan Pappa en Mamma denken. Ik kan het niet meer, Noor”, vertelt ze.
Aan haar stem kan ik horen dat ze ook bijna moet huilen. Daar wordt ik alleen maar verdrietiger van.
“Daar geloof ik niets van. Je houdt toch van Pappa en Mamma? Waarom zou je dan weggaan van alles wat bij hun hoort?”, vraag ik.
“Natuurlijk houd ik van ze. Altijd! En van jou. En ook van oom Rick. Daar ligt het niet aan”, geeft Anne vervolgens toe.
“Maar als het daar niet aan ligt, en ook niet aan mij en oom Rick .. waar ligt het dan wél aan? We kunnen alles oplossen, toch?”, vraag ik, bijna smekend.
Anne barst ineens in huilen uit. “Ik kan het niet zeggen, Noor. Ik mag het niet zeggen!”
Nu snap ik er niets meer van. “Van wie mag je niets zeggen?”
RICK
Als Max me midden in de nacht thuis afzet, heb ik zoveel gedronken dat ik zijn hulp nodig heb om de sleutel in het slot te steken. Samen waggelen we de woonkamer in, op zoek naar de bank en een luie stoel. Even ontnuchteren.
Ik ben verbaasd als ik zie dat Chantal en Noor nog wakker zijn. Samen zitten ze op de bank, met betraande ogen.
“Waarom zijn jullie nog wakker?”, vraag ik, met de grootste moeite. “Rick, we weten waarom Anne vertrokken is”, zegt Chantal kalm.
Ik laat me op de luie stoel zakken. “Wat? Waarom dan?” Chantal zucht. “Beloof me dat je rustig blijft”, zegt ze vervolgens. Een angstig gevoel bekruipt me, en ik word heel snel nuchter. “Wat is er aan de hand?”, vraag ik verbaasd.
“Het is Pierre”, vertelt Chantal, terwijl ook Max zich in een stoel nestelt. “Ach, kom! Niet alles ligt aan Pierre!”, roep ik geïrriteerd. “Het is een zak, maar nu is Anne gewoon smoesjes aan het verzinnen.”
“Dat is ze niet”, zegt Noor stellig, waarna Chantal haar sust. De serieuze blik van Chantal baart me nu echt zorgen. “Oké”, zeg ik. “Waarom ben je daar zo van overtuigd?”
Chantal zucht opnieuw.
“Rick. Hij heeft Anne verkracht.”