Peetoom (Hoofdstuk 20)
Hoofdstuk 20: Bloed
Het is twee uur later als de twee agenten ons huis verlaten. Noor is buiten met de gasten nog steeds haar verjaardag aan het vieren. Volgens mij is Anne na het gedoe met Pierre niet meer naar beneden gekomen, maar waarschijnlijk is dat maar goed ook. Als een puber in een lastige bui is, kun je er meestal toch niet veel meer mee aanvangen. Dat weet ik nog wel van mijn eigen puberteit.
Voor ik ook terug naar de gasten ga, neem ik een momentje voor mezelf. Dat heb ik hard nodig, want het gesprek met de politie was niet gezellig. Met mijn vertrouwde kop koffie en sigaret ga ik even op bed liggen in de slaapkamer van Marnix en Lisa.
Eén van de agenten die bij ons is geweest ken ik nog. Kim is namelijk lang de partner van Marnix bij de politie geweest. Ze is talloze keren bij hem op bezoek geweest en na het ongeluk van hem en Lisa was het diezelfde Kim die mij kwam vertellen dat ze waren overleden.
Waarschijnlijk is dat ook de mazzel die ik heb gehad. Dat Kim mij daardoor ook kent en weet hoe ik (en de huidige situatie) in elkaar zit. Gisteren, net voor het huisbezoek, had ik namelijk een confrontatie met de buurman. Deze meneer Franssen is voor de dood van Marnix en Lisa blijkbaar goed genoeg bevriend met ze geweest om de voogdij over Noor en Anne te durven aanvechten. De stress die dat al een hele tijd met zich meebrengt kwam gister tot uiting in een scheldpartij. Uiteindelijk dacht ik dat hij mij een klap wilde verkopen, waardoor ik hem een duw gaf. Hij struikelde en viel met zijn hoofd op de oprit, wat weer zorgde voor een bloedende wond op zijn kale hoofd.
Door deze ellende was ik er van overtuigd dat de politie voor de deur stond om me in de boeien te slaan, of iets van deze strekking. Volgens Kim klopt het dat de buurman aangifte wegens mishandeling tegen me gedaan heeft. Echter heb ik eindelijk een keer alle geluk van de wereld aan mijn kant staan.
Het is namelijk niet alleen zo dat Kim de meiden (en daardoor ook mij) bij iedere kans die ze heeft wilt ontzien van problemen. Een aangifte werk je echter niet zomaar weg. Kim is blijkbaar naar de commissaris van het bureau gegaan met dit voorval. Het blijkt dat ook hij een hoge pet van Marnix op heeft gehad, want hij gaf haar opdracht om te doen wat nodig is om deze aangifte zo snel mogelijk ongegrond te kunnen verklaren.
Zodra ze zijn zegen had, is Kim bij mij langsgekomen om mijn verklaring op te nemen. Omdat ik de bui eigenlijk al voelde hangen, heb ik niets anders dan de waarheid verteld. Over hoe de buurman me al tijden aan het provoceren is, maar dat dit gisteren een keer uit de hand gelopen is. Kim merkte zelf al op dat het erg toevallig is, dat dit precies gebeurde op het moment dat de Kinderbescherming bij ons langs zou komen.
Vrij snel in het gesprek ontdekte Kim al een raar punt in de verklaring van de buurman. Bij het doen van de aangifte heeft hij namelijk onomwonden verklaard dat ik hem geslagen heb. Echter is het geval dat het niets meer dan een duw is geweest. Kim, toch al op zoek naar een manier om dit te laten verdwijnen, beet zich hier meteen in vast.
Binnen enkele minuten was de hele zaak opgelost. Ik kon mij namelijk herinneren dat Roos (de vrouw van de Kinderbescherming) gezien moet hebben hoe onze confrontatie is geëindigd. Daarmee dus ook dat ik geduwd en niet geslagen heb. Kim heeft Roos direct opgebeld, die mijn verklaring in zijn geheel bevestigde.
Natuurlijk heeft de buurvrouw daarop de verklaring van de buurman nog eens bevestigd. Hierdoor ontstond een ‘hij zei – hij zei’-situatie, waarbij de politie de verklaring van Roos een hogere prioriteit gaf. De nieuwe partner van Kim had bovendien andere dubieuze aangiftes van de buurman weten te vinden. Mensen aanklagen wegens geluidsoverlast van een drumstel, en dat soort onzinnige zaken.
Al met al was dit genoeg voor Kim om de aangifte van de buurman in zijn geheel ongegrond te verklaren. Waarna ze me natuurlijk wel streng toegesproken heeft over de hele situatie. Dat ik me niet gek moet laten maken door die mensen. Dat ik het goede moet doen. Voor de meiden zorgen, zo goed als ik kan. Daarmee Marnix en Lisa trots maken.
Hoewel ik die gedachtegang zelf ook al een aantal keer had gemaakt, was het best confronterend om deze van iemand anders te horen.
Marnix trots maken .. ik wil niets liever.
Ik ben namelijk altijd al trots op hem geweest. Ook al weet ik dat hij het lang niet altijd eens is geweest met mijn leefstijl, toch hield hij van me. Daar heb ik nooit aan getwijfeld. Maar trots? Dat weet ik zo net nog niet.
Familie is altijd het belangrijkste voor hem geweest. Dat was bij ons als kinderen al zo. Niet onze vader, maar hij is degene geweest die mij heeft leren zwemmen. Of leren fietsen. Meestal ging daar precies hetzelfde praatje aan vooraf.
“Probeer het nou gewoon een keer, Rick. Je kunt het best!”
- “Maar ik durf niet. Wat nou als ik val?””
“Je valt niet, beloofd.”
- “Dat zeg je alleen maar zodat ik het probeer.”
“Joh, vertrouw je me, of niet? We zijn broers, dat is bloed. Bloed laat bloed niet vallen.”
- “Oké, vooruit dan maar.”
Uiteraard had hij elke keer gelijk, ook al ben ik regelmatig gevallen. Maar dankzij hem probeerde ik het wel. Hij gaf me elke keer het vertrouwen dat het goed zou komen en dat ik alles aankon. Zelfs nu hij dood is, merk ik dat nog. Het kan toch geen toeval zijn dat er zoveel geluk inééns op mijn pad komt?
In ieder geval is er één ding dat altijd is blijven hangen. “Bloed laat bloed niet vallen.” Ik heb mijn nichtjes niet laten vallen, en dat zal ook niet gebeuren. Hopelijk is dat genoeg om hem echt trots te maken.
Inmiddels zijn mijn koffie en sigaret al een tijdje op. Ik besluit om mijn gezicht beneden maar weer eens te laten zien. Er zullen tenslotte wel vragen zijn naar aanleiding van het politiebezoek.
Zodra ik de slaapkamerdeur achter me sluit, hoor ik echter een raar geluid vanaf de kamer van Noor. Normaal laat ik me niet verleiden, maar voor de zekerheid neem ik er toch even een kijkje.
Als ik de slaapkamer van Noor oploop, zie ik direct wat er aan de hand is. Anne ligt in Noor’s bed en de geluiden die ik hoorde, waren haar snikken. Ik sluit de deur achter me en ga naast haar op het bed zitten. Voorzichtig leg ik mijn hand op haar schouder en vraag wat er aan de hand is.
“Ik weet het niet”, snikt ze zachtjes. “Ik voel me zo stom. Er is niets aan de hand en toch voel ik me boos en verdrietig. Ik snap mezelf gewoon niet.” Ik pak een zakdoek uit het nachtkastje van Noor, zodat Anne haar tranen kan drogen.
“Joh, maak je niet zo druk. We hebben allemaal van die dagen. Zolang je maar snapt dat het niet netjes was om Pierre een eikel te noemen. Ook al is hij dat natuurlijk wel.” Meteen zie ik een lach op Anne’s gezicht. “Een heel grote”, zegt ze, voordat ze haar neus snuit.
“Blijf maar rustig in bed liggen. Ik zal het Pierre wel uitleggen, oké?”, probeer ik het een beetje te sussen. “Waarom ben je trouwens niet in je eigen bed gaan liggen?”
Anne zucht. “Ik durf het eigenlijk niet te zeggen”, bekent ze. “Meid, je weet toch dat je je voor mij niet hoeft te schamen? Nergens voor.” Opnieuw leg ik mijn hand op haar schouder, uit vertrouwen.
Anne knikt bevestigend. “Dat weet ik. Maar het is meer iets dat ik met Chantal zou bespreken. Een vrouwendingetje”, legt ze uit. “Weet je het zeker?”, vraag ik ter controle. Anne knikt opnieuw. “Oké, dan stuur ik haar zo meteen wel even naar je toe. Val trouwens niet in slaap, want we gaan straks met zijn drieën nog even weg. Ik heb nog een verrassing voor jou en Noor, oké?”
Even later zit ik weer beneden in de tuin. Chantal is naar Anne toegegaan om te kijken wat er met haar aan de hand is. Noortje zit in de woonkamer en is verdiept in een nieuw boek. Iets over een onmogelijke vampierenliefde. Niet mijn ding.
Hierdoor zit ik dus samen met Pierre naast de barbecue, die inmiddels uitstaat. Ik drink nog wat koffie, Pierre een biertje. Er hangt een duidelijke spanning, maar ik kan me er niet echt druk over maken. Zolang hij me het bloed niet onder de nagels vandaan haalt, is het best.
“Rick, het spijt me echt over wat er net met Anne is gebeurd”, zegt hij opeens. “Ik snap niet goed waarom ze zo boos werd. Het ging echt per ongeluk.” Ik moet lachen om wat hij zegt. “Joh, maak je maar niet druk. Ik snap de helft van de tijd niet waarom Anne boos wordt. Ik denk dat het bij de leeftijd hoort. Het is al goed”, stel ik hem gerust.
“Gelukkig”, antwoordt Pierre, voordat Chantal weer naar beneden komt. “Ik ga even van je toilet gebruik maken”, zegt hij. “Vergeet de bril niet omhoog te zetten; het is hier vrouwvriendelijk!”, bijt ik hem nog na.
“Is alles goed met Anne? Ik maak me zorgen”, vraag ik Chantal. “Nergens voor nodig”, zegt ze. “Ze vraagt alleen of ze wat onderleggers van Noor mag gebruiken voor onder haar beddengoed. Er zat vanmorgen bloed op het onderlaken, omdat ze was doorgelekt. Het wisselt bij haar nu heel hevig, omdat het de eerste keren zijn. Ze voelt zich er erg onzeker over en daarom is ze ook bij Noor op bed gaan liggen”, legt Chantal de situatie uit.
Ik knik, half begrijpend. “Maar ik heb geen beddengoed bij de was gezien?” Chantal legt uit dat Anne die vanmorgen vroeg zelf stiekem gewassen heeft. “Oh, dus ze weet toch hoe het apparaat werkt. Dat is goed om te weten”, grap ik. “Wees nou maar een beetje lief voor d’r”, wijst Chantal me terecht. “Natuurlijk. Als zij liever met zo’n onderlegger slaapt, dan hoeft ze die maar te pakken. Nu Noor die dikkere luiers gebruikt, heeft ze de onderleggers toch niet nodig”, leg ik uit.
Even later is Pierre terug en keren hij en Chantal huiswaarts. Meteen geef ik Noor en Anne de opdracht om zich klaar te maken naar buiten te gaan. Het is tijd voor de verrassing.
“Rick, zit de kraag van mijn jas goed?”, vraagt Noor, worstelend met haar nieuwe zomerjas. Snel help ik haar, maar als ze zich weer met haar gezicht naar mij toe draait, schrik ik even. “Meid, heb je je gestoten? Je neus is aan het bloeden.” Noor schudt met haar hoofd, voordat ik haar achterover op een stoel laat gaan zitten.
Ik loop door naar Anne. “Meid, kun jij even een zakdoek voor Noor pakken? Ze heeft een bloedneus. En als je toch op haar kamer bent, pak je gelijk even wat onderleggers voor jezelf. Dan merkt Noor het niet”, zeg ik haar voorzichtig.
Enkele minuten later is Noor weer opgelapt en stappen we in de auto. Ik rijd naar de buurvrouw van Max, waar we onze puppy kunnen ophalen. Noor en Anne zijn, zoals gehoopt, dolblij met de nieuwe aanwinst.
We staan echter niet zo snel weer buiten als ik had gehoopt. De vrouw vertelt namelijk over de laatste pup die ze nog heeft, Lucky. Ze is als laatste geboren, en was erg klein. Daarom wilde niemand haar kopen. Vier paar puppyogen kijken me aan. (Noor, Anne, de vrouw en de pup zelf) Na enig aandringen blijk ik erg gevoelig voor het argument dat we de zusjes ‘toch niet uit elkaar mogen halen’. Als Anne dat zegt, doet ze me aan Marnix denken. ‘Bloed laat bloed niet vallen.’
“Vooruit dan maar”, geef ik toe. “Maar als we Lucky ook meenemen, dan noemen we de eerste puppy wel Strike!”