Peetoom (Hoofdstuk 66)
Hoofdstuk 66: Herenigd
Uit het niets schrik ik wakker. Het moet midden in de nacht zijn, want ik lig nog niet lang genoeg in bed om helemaal uitgerust te zijn. Nee, het is een hand op mijn schouder die me uit mijn slaap rukt.
“Rick?”, vraag ik zachtjes, terwijl ik in mijn ogen wrijf.
“Nee, ik ben het. Noor.”, klinkt de stem die bij de hand hoort. De klank komt uit de duisternis, waardoor het een beetje creepy overkomt. Snel knip ik mijn nachtlampje aan.
Mijn zusje zit op haar knieën op mijn bed. Haar lange donkere krullen zijn in twee staartjes bij elkaar gebonden, waardoor ze haar bezorgde blik niet kunnen verhullen. Het is ongelofelijk hoe goed ze haar haren heeft kunnen behouden tijdens al die chemotherapie. Een uitzonderlijk geval – althans, dat zei de dokter altijd. Typisch iets voor Noor.
“Mag ik vannacht bij je slapen?”, vraagt ze voorzichtig.
Het is inmiddels een hele tijd geleden sinds Noor en ik in één bed hebben geslapen. Al van ver voordat ze in het ziekenhuis terecht is gekomen. Meestal vraagt ze daarom als haar iets dwars zit, of wanneer ze bezorgd is. Ik vond het altijd wel fijn dat ze dan naar mij toe kwam. Het gaf me altijd het gevoel dat ik haar veilig kon laten voelen. Als een echte grote zus.
Maar nu staat mijn hoofd eigenlijk een andere kant op. Noor heeft zo lang in het ziekenhuis gelegen, dat ze een flink stuk is gegroeid. Haar oude pyjama past niet echt meer, waardoor haar luier extra goed te zien is. Het blijft grappig hoe graag Noor er vanaf wil, en ik er juist aan. Maar dat weet Noor niet. En ook niet dat ik op dit moment zelf voorzien ben van dat fijne witte comfort.
Het klopt dat ik besloten had om geen luiers meer te dragen zodra Noor uit het ziekenhuis zou komen. Ik wilde haar niet confronteren met mijn geheim. Juist omdat ze er zelf zo’n hekel aan heeft. Maar natuurlijk ook vanwege de stress. Maar sinds Noor terug is, hebben we juist extra stress gehad. Daarom draag ik ook nog steeds. Om dat te kunnen verlichten.
Rick is namelijk al meer dan twee weken niet meer thuis geweest.
Volgens mij is er niemand die precies weet waar Rick is gebleven. Chantal heeft er duidelijk geen idee van, want ik heb haar nog nooit zo ongerust gezien als tijdens de afgelopen dagen. Max weet ook van niets, want dan had hij dat al lang verklapt.
De politie heeft Rick inmiddels als vermist genoteerd, zo heb ik van Chantal opgevangen. Het rare is dat er in de ontvoering van Eva ook totaal geen nieuws is. Haar vader, zelf een politieagent, heeft zich ook al weken niet meer op zijn werk laten zien.
Dat alles zit me natuurlijk helemaal niet lekker. Normaal kon ik mijn zorgen altijd bij Rick uiten. Ook al deed ik dat niet altijd, toch kon hij me op zijn eigen manier kalmeren. Maar in dit geval heb ik een andere manier nodig gehad om mezelf tot rust te kunnen brengen. Mijn luiers.
Natuurlijk heb ik wel rekening gehouden met Noor. Overdag heb ik alles buiten het zicht liggen, en ’s avonds wacht ik tot Noor slaapt voordat ik een luier omdoe. Zo ook vanavond, maar helaas is ze dus toch nog wakker.
“Maak je je zorgen om Rick?”, vraag ik bezorgd aan Noor. Ik spreek met opzet zo hard mogelijk, terwijl ik me omdraai. Hopelijk hoort ze mijn luier dan niet kraken. Als er iemand is die dat geluid kan plaatsen, is het Noor natuurlijk wel.
Gelukkig lijkt het te werken. Noor’s gezicht laat geen enkel teken van verbazing zien.
“Ja, natuurlijk”, geeft Noor direct toe. “Ik wil vannacht liever niet alleen slapen.”
Ik voel dat ik geen kant opkan. Natuurlijk kan ik gewoon ‘nee’ tegen Noor zeggen, maar je stuurt een ongerust zusje toch niet midden in de nacht weg? Het zou wel heel egoïstisch zijn. Maar als Noor onder de deken kruipt, dan zal ze vrijwel direct mijn luier ontdekken. Ik heb tenslotte alleen een t-shirt aan, dat niet eens lang genoeg is om de hele luier te bedekken. Laat staan het gekraak.
“Ik voel me eigenlijk niet zo heel lekker”, lieg ik. Nog nooit heb ik me zo snel geschaamd voor een leugen. “Zou je een washandje nat willen maken voor me?”
Noor knikt, en staat gelijk op. Van binnen slaak ik direct een zucht van opluchting. Waarschijnlijk heb ik net genoeg tijd om mijn luier uit te doen, en te verstoppen onder het bed. Dat kan bijna niet fout gaan.
“Hé, voel je je echt niet goed?”, vraagt Noor ineens, terwijl ze de deurklink vastpakt. Het is net alsof haar ogen dwars door me heen kijken.
“Want als je denkt dat je die luier voor mij uit moet doen, dan hoeft dat niet hoor.”
De woorden lijken dwars door mijn maag heen te snijden. Noor weet het!
“Hoe weet je het?”, vraag ik, terwijl ik Noor’s blik probeer te ontwijken. Het schaamtegevoel in me lijkt nu te exploderen.
“Al jaren”, geeft Noor toe. Blijkbaar snapt ze dat het washandje inderdaad een smoesje is, want ze sluit de deur, en komt weer op het bed zitten.
“Het eerste jaar dat je op scoutingkamp bent gegaan, weet je dat nog? We hadden de dag ervoor ruzie, en als wraak heb ik toen je dagboek gelezen”, biecht Noor verder op.
“Dus je weet het al zo lang?”, vraag ik verbaasd. “Waarom heb je er nooit iets van gezegd?”
“Wat moest ik erover zeggen? Dat je niet meer aan mijn luiers mocht komen? Dat je moest stoppen met mij te pesten over mijn luiers, terwijl je ze zelf voor je plezier draagt? Het zou allemaal niets uitgemaakt hebben. Bovendien: als ik toegegeven had dat ik aan je dagboek had gezeten, dan had je me waarschijnlijk uit het raam gegooid”, legt Noor uit.
Ik blijf stil. Het is net alsof ik in een nieuwe wereld terecht ben gekomen. Nog niet zo lang geleden wist niemand van mijn voorkeur voor luiers af. Nu Noor het ook blijkt te weten, is er niets meer geheim aan. Daar moet ik even aan wennen.
“Ben je boos op me?”, vraagt Noor bezorgd. Ik ontken dat, en vraag haar of ze nog boos op mij is. Voor de pesterijen van vroeger.
“Nee, natuurlijk niet. Toen ik je dagboek net had gelezen, begreep ik er helemaal niets van. Ik weet eigenlijk niet of ik het nu wél goed begrijp. Maar ik denk dat je niet blij was met jezelf en dat op mij afreageerde. Ik kan me er iets bij voorstellen”, legt Noor uit.
“Wanneer ben jij zo volwassen geworden?”, zucht ik.
“Ergens tussen het moment dat Rick hier in is getrokken, en het moment waarop hij weggelopen is”, lacht Noor. Ik kan niet anders dan met haar mee lachen. “Ja, met zo’n volwassene in huis, konden we niet echt jong meer blijven”, geef ik toe.
Meteen valt er een ongemakkelijke stilte, terwijl die laatste woorden nog eens door mijn gedachten spelen. Noor legt een hand op mijn schouder.
“Dat is het, hè?”, vraagt ze. “De luiers? Dan voel je je weer klein.”
Het doet onverwacht veel pijn om dat toe te moeten geven. Ik krijg de bevestiging amper over mijn lippen.
Ik had veel verwacht van Noor. Ze is altijd al hartstikke slim geweest, en sociaal. Maar dat ze dit zou kunnen begrijpen? Dat is wel het laatste waar ik op gerekend had.
“Ik snap het wel”, zegt Noor, terwijl ze naast me onder de deken kruipt. “Ik heb altijd gezegd dat ik die luiers haat. Maar dat is niet zo. Ik haat het natte bed. Het feit dat ik ze nodig heb. Maar de luiers zelf niet. Ze geven mij de rust dat ik niet wakker wordt in een nat bed. Als ze jou een ander soort rust geven, dan is dat maar zo.”
“Dus je vindt me niet stom?”, vraag ik, vol ongeloof.
“Niet vanwege je luier”, lacht Noor. “Maar dat is normaal denk ik.”
In de hoop dat Noor het niet in de gaten heeft gehad, veeg ik een traan uit mijn gezicht. Snel sla ik een arm om haar heen. Het is lang geleden dat we elkaar zo oprecht hebben kunnen knuffelen. Tot diep in de nacht hebben we liggen kletsen. Over alles. Luiers, Rick, ons nieuwe zusje Joni. Eigenlijk was het voor het eerst in ons leven dat ik echt voelde dat we zusjes zijn.
Misschien worden we dan toch een beetje volwassen. Heel misschien.
De volgende dag heb ik me op school natuurlijk niet echt kunnen concentreren. Met slechts een paar uur slaap achter de rug, zijn wiskunde en scheikunde het laatste waar je aan wilt denken. Bovendien speelt Rick ook nog steeds door mijn gedachten.
Noor denkt dat hij weggelopen is. Vanwege alle ellende. Al het gedoe. Dat het hem allemaal te veel is geworden, en Rick nu ergens feestjes viert aan een warm strand. Ik kan dat niet geloven. Inmiddels heb ik hem anders leren kennen.
Als ik de volgende avond weer geluierd mijn bed inkruip, pak ik de foto van mij en Rick even van mijn nachtkastje. Dankzij hem heb ik mezelf durven accepteren zoals ik ben. En ik denk dat hij er ook wel een keer met Noor over gepraat zal hebben. Noor en ik zijn volwassener geworden sinds hij ons geadopteerd heeft. En dat maakte hem trots. Hoewel het niet goed voelt dat hij in het niets lijkt te zijn opgegaan, weet ik dat hij ons niet zomaar in de steek heeft gelaten. Dat zou hij nooit vrijwillig doen.
“Kom snel terug”, fluister ik tegen de foto, voordat ik het licht uitknip.
Later die nacht schrik ik ineens wakker van een geluid op mijn kamer. Iemand is binnengekomen, en op mijn bed gaan zitten. Ook deze keer voel ik een hand op mijn schouder.
“Noor?”, vraag ik slaperig, terwijl ik naar de lichtknop zoek. Maar zodra het licht mijn kamer vult, zie ik dat het Noor niet is.
Geschokt kijk ik naar mijn vader.