Peetoom (Hoofdstuk 67)
Hoofdstuk 67: Dertig Maanden Later
Soms maak ik er een kunst van. Als ik wakker ben voordat mijn wekker gaat, wacht ik daarop. Dan probeer ik zo snel mogelijk het geluid weg te drukken. Alsof ik bezig ben met een wedstrijd. Waarom ik dat doe, weet ik ook niet. Het is denk ik een manier om mijn dag met een kleine overwinning te kunnen beginnen. Ook is het zo’n beetje het enige in mijn leven waar ik nog controle over heb.
Alleen controle over de wekker. Hoe zielig klinkt dat als je er even over nadenkt? Maar, helaas, is het de waarheid. Niets in mijn leven is meer hetzelfde.
“Allemaal door jou”, denk ik stilletjes, terwijl ik naar de foto van Rick op mijn nachtkastje kijk. Meer dan twee jaar. “Hoe kun je zo lang wegblijven?”
Niemand weet wat er met Rick gebeurd is. Nog steeds niet. Max heeft een tijdje wat onderzoek proberen te doen. Met de nadruk op “proberen”, want de man is lief, maar zeker niet snugger genoeg om detective te worden.
De theorie van Max is dat Rick met de vader van Eva naar haar is gaan zoeken, en dat er iets gebeurd moet zijn. Iets. Lekker specifiek ook, Max.
Chantal heeft de hoop inmiddels helemaal opgegeven. Over Rick praten mag niet meer. Vooral niet van hém. Chantal is ervan overtuigd dat Rick gewoon is weggelopen voor de problemen hier. Maar dat kan ik niet geloven. Waarom zou hij juist weglopen nu alles weer een beetje op de rails was? Hij heeft zoveel moeilijkere tijden met ons meegemaakt. Nooit liep hij weg.
Maar hier thuis lijkt dat allemaal op dovemansoren te vallen. De enige die het enigszins met me eens is, is Max. Zelfs Noor wil liever niet meer aan Rick denken. Dat maakt het voor mij ook moeilijk om deze situatie te kunnen verwerken. Van hém mag ik namelijk ook al niet meer naar Max toe om te praten. “Dat soort onzin heb je helemaal niet nodig”, zegt hij dan.
Er is een groeiend deel van mij dat denkt dat ik Rick misschien ook maar moet vergeten. Hij heeft geen afscheid genomen, geen briefje achtergelaten, niets. Hoe belangrijk ben ik dan voor hem geweest?
Dat is een besluit voor een andere dag. Eerst mezelf maar eens door een nieuwe dag heenslaan. Zo snel als een ninja zet ik mijn wekker uit, en spring ik uit bed. Even blijf ik voor mijn spiegel staan. Ik ben dezelfde Anne als twee jaar geleden, maar voor mijn gevoel zie ik er een stuk ouder uit.
“Zeventien”, fluister ik. “Happy f*cking birthday.”
Ik zoek wat kleren uit mijn kast. Dat gaat tegenwoordig een stuk makkelijker, aangezien een zeker iemand de deuren van mijn kast heeft verwijderd. Verstopplaatsen neutraliseren, noemde hij het. Hij moest eens weten.
Eenmaal aangekleed en gewassen begeef ik me naar de keuken. Mijn eigen verjaardagsontbijt maken. Dat moet ik Rick dan wel weer nageven. Soms was hij te dom om zijn tanden te kunnen poetsen, maar verjaardagen vergat hij nooit. Nooit.
In de keuken wordt ik verrast door de aanwezigheid van Noor. Ik had absoluut niet verwacht dat zij al wakker zou zijn. Meisjes van vijftien slapen op een schooldag toch het liefste tot één minuut voor het eerste lesuur?
Direct valt ze me om de hals. “Gefeliciteerd”, fluistert ze in mijn oor. “Niet te veel lawaai maken. Pappa ligt op de bank.”
Ik bedank haar voor de felicitatie, en werp een blik richting de woonkamer. Daar ligt hij inderdaad op de bank. Mijn vader. Marnix. Geen Pappa.
Op de salontafel staat een glas dat nog half gevuld is met sterke drank. Hij is tegenwoordig slim genoeg om de lege flessen te verbergen. Maar als hij te dronken is om naar boven te strompelen, dan is er gisteravond genoeg doorheen gegaan.
“Zielig figuur”, denk ik bij mezelf. “Hoe kan ze dit nou van hem accepteren?”
Met veel meer geluid dan nodig is maak ik mijn ontbijt klaar. Noor doet hetzelfde, en zodra we het klaar hebben, gaan we aan de keukentafel zitten.
“Je bent toch niet voor mij zo vroeg opgestaan, hè?”, vraag ik Noor, met een knipoog.
Noor zegt niets, maar schudt met haar hoofd. Blijkbaar wil ze geen geluid maken waar hij wakker van kan worden. Ik vind het niet zo gek, want als Marnix een kater heeft, is hij niet te genieten. Ik ben er inmiddels wel overheen, maar blijkbaar heeft het op Noor een veel grotere indruk gemaakt. Ze is een stuk gevoeliger voor sommige dingen dan ik ben.
Met een schuin oog kan ik naar de wasmachine kijken. Hij staat niet aan – natuurlijk, want dat zou te veel lawaai maken voor onze dronken bankligger – maar ik herken wel het beddengoed van Noor. Nat. Ongetwijfeld.
Ik heb vooral medelijden met haar. De meeste kinderen groeien er al heel vroeg overheen. Sommige wat later. Maar op je vijftiende nog zo regelmatig in bed plassen? Dat moet een hel zijn.
Aan hém hebben we dat betreft ook niets gehad. Het enige vangnet dat we hadden heeft hij hier uit huis verbannen. Blijkbaar denkt Marnix dat het aan Noor’s motivatie ligt. Dat als ze maar vaak genoeg wakker wordt in een nat bed, het probleem op een magische manier zal verdwijnen.
Ik zucht en neem een slok van mijn koffie.
Verdween hij zelf maar weer. Kan ik hem niet inruilen voor Rick? Ik betrap mezelf op de gedachte dat ik er heel veel voor over zou hebben om nog één keer een kop koffie met hem te kunnen drinken. Als hij zou weten hoeveel ik nu van dat spul drink, zou hij ongetwijfeld enorm trots op me zijn.
In het huis is hij nergens meer te bekennen. Alle foto’s waar hij opstaat zijn inmiddels weggepakt. Zelfs de poster van ‘Casablanca’ op mijn kamer is gesneuveld. Marnix kon zich een paar maanden geleden niet inhouden. Hij was gewoon jaloers.
Even later gaat de keukendeur opnieuw open. Chantal komt binnen, met Joni op haar arm. Inmiddels al ruim twee jaar oud. En zindelijk. Gewoon. Om het Noor nog maar even in te wrijven.
De kleine vliegt me direct om mijn hals. “Hé, Knuffelbeest”, lach ik. Joni kraait van plezier. Chantal geeft me een zoen op mijn wang, en feliciteert me. Ik laat het toe, maar het gaat met een hoop moeite.
“Wat zitten jullie hier maar stilletjes in het donker te ontbijten?”, zegt Chantal vrolijk. Precies op dat moment kreunt Marnix wat, terwijl hij zich in een andere houding probeert te leggen.
“Oh”, is haar alleszeggende reactie.
“Ja”, haak ik in. “Meneer heeft weer lopen zuipen. Die sollicitatie zal wel op niets zijn uitgedraaid.”
“Anne!”, reageert Chantal geïrriteerd. “Het is voor je vader ook allemaal niet makkelijk zo. Niemand vindt tegenwoordig nog werk. En gezien wat je vader heeft meegema..”
Ik kap haar direct af.
“Mijn vader? Biologisch. Daar heb je ook alles mee gezegd”, zeg ik vastberaden. Chantal kijkt me boos aan.
“Het is en blijft je vader. Misschien moet je wat meer geduld hebben”, zegt ze kalm. Ik begin direct te lachen. “Geduld? Is dat waarom jij en hij al na een jaar die ringen hebben gekocht?”, breng ik cynisch uit.
“Anne, Marnix en ik zijn getrouwd. Het wordt echt tijd dat je dat accepteert. Rick komt niet meer terug. Dat moet je nu toch ook wel inzien?”
“Ik moet helemaal niets!”, roep ik boos door de keuken. “Jij hebt mij niets meer te vertellen. Niet na hoe snel je Rick hebt laten vallen. Je bent mijn moeder niet. En HIJ is mijn vader niet. Niet meer.”
Totaal over de rooie sta ik van tafel op en verlaat ik de keuken. Snel pak ik mijn jas en rugzak, en vertrek ik richting school. Dat ze het toch allemaal lekker met elkaar uitzoeken. Leuk, zo’n gezinnetje. Zouden we vaker moeten doen.
Twee huizenblokken verder haal ik mijn mobiel uit mijn broekzak en sms ik Bram. Hij is de enige die me al die jaren een beetje heeft willen steunen. Hij gelooft volgens mij ook niet dat Rick ooit nog terugkomt, maar hij probeert tenminste te doen alsof.
“Lieverd, ik voel me niet lekker. Blijf vandaag thuis. Zie ik je straks online? <3”
Een stukje wandelen later kom ik aan de rand van het bos. Ik volg het voetpad, tot ver uit het zicht van de bewoonde wereld. Al snel zie ik de persoon zitten naar wie ik op zoek ben.
Oom Tom.
Tom en ik hebben veel gemeen. We moeten allebei niet zoveel hebben van Marnix, omdat we hem schijnheilig vinden. We kunnen veel met elkaar lachen.
En er is nog iets dat we samen doen.
“Moet je niet naar je vriendje?”, vraagt hij nieuwsgierig, terwijl ik naast hem op het bankje ga zitten. Ik ontken. Een tijdje kijken we naar de januarilucht, die steeds lichter begint te worden. De fluitende vogels op de achtergrond hebben een kalmerend effect.
“Heb je niets bij je?”, vraag ik aan Tom. Direct begrijpt hij wat ik bedoel, en haalt het uit zijn jaszak. Gretig neem ik het van hem aan, en zoek in mijn broekzak naar het belangrijkste.
Ik steek de joint aan, en inhaleer diep. Het is goed spul. Misschien wel goed genoeg om me door deze dag heen te helpen.