Hoofdstuk 72: Betrapt
Voor Little Endy. Na alle 6.743.218 likes, bij deze een beetje dankbaarheid terug.
“Waarom niet?”
De woorden van Bram klinken zoals altijd: niet bijster intelligent, enigszins aandoenlijk en tegelijk weer enorm irritant. Het is die aandoenlijke blik in zijn ogen die me meestal de andere twee eigenschappen doet vergeven. Die me van binnen even laat zuchten en tot tien tellen. Die al mijn geduld aanspreekt om nog maar eens een poging te wagen de schijn op te houden. Maar dat proces, die voorstelling.. die zal niet lang meer duren.
“Bram, ik ben er gewoon nog niet klaar voor. Hoe vaker je vraagt, hoe meer druk ik voel om ‘ja’ te zeggen. Maar het gaat nog niet.”
Verliefd op Bram ben ik al een hele tijd niet meer. Rick had gelijk. Bram is niet mijn type. Helemáál niet mijn type. Niet dat ik nu al helemaal begrijp wat mijn type dan precies is, maar het beeld dat zich langzaam begint te vormen lijkt in de verste verte niet op Bram.
De enige reden dat ik onze relatie nog niet heb beëindigd, is puur praktisch. Sinds Marnix terug is, kan ik thuis mezelf niet meer zijn. De luiers, mijn spulletjes, niks daarvan is nog welkom in ons huis. Hoeveel Chantal ook op hem inpraat. Het leidt alleen maar tot minder privacy. Maat houden met drinken kan hij niet, maar discipline op anderen leggen is voor mijn vader blijkbaar hypocriet gemakkelijk. Ik ben nog net geen gevangene in mijn eigen huis.
Dus bewaart Bram de spulletjes nu voor me. Ik heb alles opnieuw gekocht van verjaardagsgeld, of wat losse briefjes die ik uit de beurs van Marnix pak. Hij denkt dan toch alleen maar dat hij het uitgegeven heeft bij de slijterij. Het is lief van Bram dat hij het voor me bewaart, en me zo af en toe iets mee naar huis kan geven voor een ‘kleine’ avond. Maar het is niet iets waardoor ik van hem kan houden.
Ik heb de plastic tas met een luier en mijn speen nog niet eens in mijn rugzak weg kunnen stoppen. Hij hangt slapjes in mijn linkerhand, terwijl mijn rechter over de rug van Bram wrijft. Hij houdt me stevig vast. We hebben minutenlang staan zoenen. Hoewel, Bram heeft minutenlang staan zoenen. Ik heb minutenlang met mijn tong en mijn ogen gedraaid. Dat is een wezenlijk verschil. Toen zijn handen uiteindelijk afzakten naar mijn billen, heb ik hem maar laten begaan. Het hoort erbij en ik moet de schijn blijven ophouden.
Maar hoe graag hij het ook wil; ik ga niet met hem naar bed. Ik weet eerlijk gezegd niet of ik dat ooit met iemand ga kunnen. Na alles dat er met Pierre gebeurd is. De pijn, zowel van binnen als buiten, voel ik nog elke dag. Hoe goed het hart van Bram ook is, dat zal nooit verdwijnen. Dat gaat hij nooit kunnen compenseren.
Misschien, ooit, iemand anders..
“Ik snap het”, zegt Bram, terwijl hij zo goed mogelijk probeert om de teleurstelling in zijn stem te verbergen. Een zinloze poging. Ik weet het, jongen, andere meisjes zijn zoveel makkelijker dan ik..
“Ik denk dat ik maar eens ga”, zeg ik zachtjes, waarna Bram me nog eens stevig vastpakt. Het zou zoveel meer betekenen als één hand niet op mijn bil zou blijven liggen. Na een laatste zoen ontsnap ik uit zijn omhelzing en vertrek ik richting de gang en de voordeur.
“Ik hou van je”, roept hij ineens naar me. Ik blijf staan, alsof aan de grond genageld. Het is de eerste keer dat hij het tegen me zegt, en ik weet dat hij het meent. Maar de enige manier waarop ik hem de reactie kan geven die hij wil, is liegen. Hoe moet ik hier nu weer op reageren?
Op zijn Ricks, dan maar..
“Zo lief”, pers ik door mijn geveinsde glimlach heen, voordat ik met grootse schaamte een handkusje geef. Daarna maak ik me zo snel mogelijk de deur uit.
Bram is echt mijn type niet. Niet zonder operatie, bedenk ik terwijl ik de deur achter me sluit. Voordat ik de straat uit ben, heb ik de plastic zak al handig verstopt in mijn rugzak. Als een smokkelaar bouwt de spanning zich op naarmate ik dichter bij huis kom.
Als ik eenmaal binnen ben, is het huis tot mijn grote opluchting helemaal verlaten. Aangezien de honden er ook niet zijn, verwacht ik dat Marnix een tijdje met ze naar het bos is. Daar laat hij ze altijd uit. Een perfect excuus om op de terugweg even te stoppen bij een Mitra of iets dergelijks..
Voor mij ook het perfecte excuus om mijzelf meteen maar tegoed te doen aan mijn favoriete afleiding. Ik haast me naar boven, waar ik een bad laat vollopen. Op mijn slaapkamer kleed ik me snel uit. De kleren netjes opgevouwen over een stoel, anders komt daar weer commentaar op. Met mijn fijnste pyjama, de luier en de speen in mijn handen sluit ik even later de badkamer van binnen uit.
Het bad ontspant me enorm. Dat doet het eigenlijk altijd, maar deze keer gaat het extra gemakkelijk omdat mijn ogen blijven afdwalen naar de luier die op me ligt te wachten. Als een dorstige in de woestijn probeer ik me nu al helemaal voor te stellen hoe het straks zal voelen als ik mijn ‘water’ krijg..
Maar terwijl ik in het bad lig, blijven mijn gedachten afdwalen naar Bram. Is het dan misschien toch niet beter om het maar uit te maken? Er zit geen echte toekomst meer in onze relatie. Dat is iets waar ik heel zeker van ben. Maar mijn spulletjes? Waar moet ik die dan laten? Het klinkt enorm egoïstisch, maar als ik Bram opgeef, moet ik ook mijn ‘kleine kant’ voorlopig opgeven. Er is gewoon niemand anders die me erbij kan helpen.
Er zit voorlopig niets anders op dan met tegenzin met mijn tong te blijven draaien.
Zou ik niet beter uit de kast komen? Als iedereen mijn geheim kent, dan zal het voor Bram vast onmogelijk zijn om zijn verliefdheid vast te houden. Hij is altijd begripvol en lief geweest, ook voor mijn kleine ik. Maar als iederéén weet wat ik werkelijk ben? Dan is het niet meer vol te houden. Zelfs niet voor het koppigste, meest aandoenlijke ezeltje op de wereld.
Maar is dat wat ik zelf wil? Dat iedereen weet wat ik ben? Marnix zou volledig uit zijn dak gaan. De schok zou zo groot zijn, dat hij misschien wel spontaan stopt met drinken. Wat een tragische ironie..
Even later is het eindelijk zo ver. De luier voelt zelfs nog fijner aan dan ik van tevoren had gedacht. Zo zacht. Zo veilig. Op alle manieren beschermd. Wat hunker ik toch steeds naar dat gevoel. Het is niet iets dat ik elke dag, de hele dag door, zou willen. Dan zou het speciale verloren gaan. Maar kon dit maar elke avond..
Mijn zachte pyjama maakt het fijne gevoel nog beter. De speen verdwijnt in mijn mond, en ik geniet als ik voor de spiegel sta en mijn haar in staartjes doe. Alle stress verdwijnt langzaam maar zeker uit mijn lichaam. Wat was ik hier toch aan toe.
Al snel lig ik in bed te genieten van het geborgen gevoel. Knuffels zijn voor Marnix uit den boze. Zelfs Noor heeft ze allemaal weg moeten doen, en ook de kleine Joni heeft er maar twee. Bij gebrek aan beter knuffel ik mijn extra hoofdkussen helemaal plat. Het voelt imperfect, maar toch perfect.
Ik had kunnen weten dat het niet lang zou duren.
Ik had Marnix niet thuis horen komen. Voor het eerst in hun leven vonden de honden het blijkbaar niet nodig om te blaffen als er ook maar ergens in huis een geluid wordt gemaakt dat luider is dan anderhalf decibel.
Dus ik had hem ook de trap niet op horen komen. Pas op het moment dat mijn slaapkamerdeur open wordt gemaakt, besef ik dat ik niet alleen in huis ben.
“Ah, je bent thuis. Hup, je bed uit!”, is het warme welkom van mijn liefhebbende vader.
De enige vorm van mazzel die ik in het moment heb, is dat ik mijn hoofd helemaal in mijn kussen had weggeduwd. Daardoor kon ik snel en ongezien mijn speen uitspugen en verbergen.
“Waarom? Ik ben doodop”, kreun ik zachtjes van onder de deken.
“Moe of niet; het is jouw beurt om de afwasmachine uit te ruimen. Dat ga je niet weer op je zusje afschuiven. Laat gaan, Anne..”
Ik kan niet opstaan. Als hij ziet dat ik een luier draag, dan zwaait er wat. Mijn hoofd zoekt snel en paniekerig naar een goed excuus. Het enige goede antwoord..
“Oké, ik kom zo naar beneden. Ik was het gewoon vergeten omdat ik bij Max en Roos heb geslapen. Ik kom hem zo afruimen. Beloofd.”
“Ja, dat ken ik”, bromt Marnix. “Dan lig je over een paar minuten te slapen, en dan kunnen we er weer naar fluiten. Niets van. Opstaan nu! Daarna kun je slapen zoveel als je wil.”
Ik blokkeer. Er is geen uitweg. Stokstijf blijf ik liggen. Er beginnen zich al tranen in mijn ogen te vormen. Ik weet wat komen gaat.
“NU, Anne!”, roept Marnix. Hij loopt naar mijn bed toe, en in één vloeiende beweging trekt hij de deken van me af. De luier, die aan alle kanten boven mijn pyjamabroek uitsteekt is op slag zichtbaar.
Bang kijk ik hem aan. Zijn blik gaat van boos via kwaad naar woest.
“Ik heb je vaak genoeg gewaarschuwd”, zegt hij ijzig kalm. “Wie niet horen wil, moet maar voelen.”
Hij pakt me bij mijn bovenarm vast en trekt me uit bed. Hij neemt me mee de gang op, en via de trap naar beneden. Mijn arm wordt niet losgelaten. Pas bij de kelderdeur blijven we stilstaan. De tranen blijven over mijn wangen vloeien, terwijl mijn vader de deur open doet.
“Naar beneden”, zegt hij, nog steeds witheet.
Bezwaar heeft geen zin. Als een veroordeelde richting de galg, stap ik door de deuropening en voetje voor voetje de trap af.
Als ik beneden ben, gaat het licht uit en wordt de deur dichtgeslagen. Ik hoor hoe hij de deur resoluut op slot draait. De ijzige vloer werkt als een koude douche. Verslagen laat ik me op de grond zakken.