Snakebite
Superlid
Hoofdstuk 85: Antiek
“Alle..”, stamelt Max.
“..machtig?”, reageer ik.
Max staart me vol ongeloof aan. Alsof hij een geest heeft gezien. Niet geheel onterecht natuurlijk. De oude man heeft – net zoals iedereen hier – twee en een half jaar in de veronderstelling geleefd dat ik definitief was gestopt met roken.
Ik had al verwacht dat Anne er nog niet aan gedacht zou hebben om Max een berichtje te sturen over mijn herrijzenis. Of zijn vrouw Roos. Dat had ik net zo goed zelf even kunnen doen, natuurlijk. Maar het is ook wel weer zo rechtvaardig om te zeggen dat ik andere prioriteiten had.
“Je leeft..”
“Nog wel”, lach ik.
Het duurt even voordat Max voldoende hersteld is van de schok om fatsoenlijk na te kunnen denken. Ik snap het ook wel. Dit is allemaal niet niks. Voor hem niet, voor mij niet. Voor niemand.
Ineens haalt Max uit en ik weet dankzij een snelle reflex nog net een klap te ontwijken.
“Waarom is het toch ieders eerste instinct om te slaan als ze zien dat ik nog leef?”
“Je hebt mijn dochter met jong geschopt!”
“Ik heb het gehoord, maar het is een beetje laat om me van haar af te slaan, hè?”
Het is tenslotte de reden om hier te zijn. Vanaf het moment dat Anne me vertelde dat Ellen mijn zoontje op de wereld heeft gezet, denk ik al aan hem. Het steekt me dat ik nooit heb geweten dat ze zwanger is geraakt van ons avontuurtje in Nijmegen, maar ik moet ook toegeven dat Ellen daar waarschijnlijk meerdere heel goede redenen voor heeft gehad.
Maar ik wil mijn kinderen terug. Allemaal. In één huis. Bij voorkeur het oude huis, waar ik zo lang met Anne en Noortje heb gewoond. Mick hoort daarbij. Niet dat ik verwacht dat ik als iemand die doodverklaard is zomaar even binnen kan lopen en mijn rechten als vader op kan eisen. Ellen zou me ter plekke lynchen.
Nee, dat gaat hem niet worden. Maar ik wil Mick zien. Alles begint met een eerste stap.
“Ik kan het niet geloven..”
“Niet? Ik geloofde het meteen. Kinderen waaien me vaker aan dan je redelijkerwijs zou verwachten.”
“Nee, dat je nog leeft, mafkees!”
“Als je me binnen laat en een kopje koffie geeft, dan zal ik het je bewijzen.”
Nog altijd een beetje beduusd stapt Max opzij en gebaart hij me om naar binnen te komen. Dit is tenslotte hoe dan ook geen gesprek om op bij de voordeur te voeren.
Max wijst me naar de keuken en volgt me daar dan ook naar binnen. Ik begrijp meteen waarom hij me niet via de woonkamer wil laten gaan.
“Hij is hier, hè?”, vraag ik.
“Bij Roos in de woonkamer”, knikt Max.
Al snel heb ik een kopje koffie en een asbak voor me staan. Het is vreemd hoe snel het weer als vroeger kan voelen. Max met zijn kleine sigaar, ringbaardje en wijze woorden.
“Ik kan je niet bij hem laten”, zucht hij.
Tot zo ver de wijze woorden..
“Waarom niet? Hij snapt toch nog niet wie ik ben. Het lijkt me sterk dat hij er last van zou hebben.”
“Dat denk ik eerlijk gezegd ook niet”, reageert Max. “Maar het is geen goed idee om dit te doen zonder dat Ellen het weet.”
“Oh, maar dat is zo opgelost. Ik bericht haar wel even.”
Het is me laatst gelukt om alle oude telefoonnummers te herstellen naar mijn nieuwe toestel, dus als ik Ellen moet bereiken is dat geen probleem.
“Je gaat haar een appje sturen? Terwijl zij nog denkt dat je.. dat je..”
“.. dood bent, ja. Zo eng zijn die woorden nu ook weer niet.”
“Misschien enger dan je denkt, Rick.”
Ik zucht en geef toe. Een berichtje via Whatsapp is waarschijnlijk niet de beste manier om je ex te laten weten dat je nog in leven bent. Bovendien: wat zou ik moeten zeggen. “JK, not dead, LOL”? Er is geen manier om dit nieuws echt respectvol te kunnen brengen. Misschien is het inderdaad het beste om die ondankbare taak af te schuiven op Max.
“Zou jij dan met haar willen praten? Ik wil hem echt heel graag leren kennen, Max..”
“Dat weet ik, jongen.”
Hij neemt een flinke teug van zijn sigaar.
“Niemand is perfect en daar ben jij ook een heel goed voorbeeld van. Maar ondanks die tekortkomingen ben ik er altijd zeker van geweest dat je een fantastische vader bent.”
“Dank je.. denk ik?”
“Het is zo. Je weet zelf ook dat je de makkelijkste niet was. Bent! Sorry. Dat hoeft ook niet. Je hebt altijd veel goed gemaakt door hoe goed je voor de meisjes bent geweest.”
“Het blijven toch mijn kinderen.”
“Je zou het wellicht vergeten, maar géén van die drie is biologisch van jou.”
“Vier.”
Max kijkt me vragend aan.
“Lang verhaal”, wuif ik het meteen weer weg. “Dat komt nog wel eens.”
“Mijn punt is.. ik zou het heel goed vinden als ons Manneke je kan leren kennen”, vervolgt Max. “Ik vind het bezwaarlijk dat je er tot nu toe niet voor hem geweest bent, maar hij is nog jong. Er is alle tijd voor jullie om een band op te bouwen.”
“In all fairness.. ik was wel dood, hè?”
“Dat excuus kun je niet overal voor gebruiken.”
Ik haal mijn schouders op en drink de laatste beetjes koffie weg. Dit gesprek gaat geen resultaat op korte termijn sorteren. Door naar de volgende, zodra ik in gang heb gezet wat ik in gang wil zetten.
“Dus je belt met Ellen?”
“Dat beloof ik. Kun je het voor nu dan even loslaten?”
“Ik zal jullie laten. Als je iets weet..”
“Dan bel ik meteen.”
Ik knik tevreden en sta op. Beleefd spoel ik de koffiemok even om en zet die dan op het aanrecht. Mijn manieren zijn uitstekend als het op koffie aankomt. Dan draai ik me terug richting Max en zie dat hij ook is opgestaan. Hij heeft zowaar tranen in zijn ogen. Voor ik het weet heeft hij me vast in een véél te stevige omhelzing.
“Ik ben blij dat je er weer bent, jongen”, snikt hij.
“Ik merk het.”
Iets verderop in de keuken zie ik een grote opbergbox staan, vol met speelgoed van dino’s. Ik glimlach bij de gedachte dat Manneke Mick met dino’s speelt. Dat deed ik vroeger zelf ook. Een soort walm van nostalgie bevangt me. Al zou het ook de aftershave van Max kunnen zijn.
Uiteindelijk laat Max me los en geven we elkaar superstoer een paar klopjes op onze schouders. Het raakt me. Deze man is altijd als een vader voor me geweest. Het doet me ontzettend veel dat we zo snel terug kunnen gaan naar het oude normaal.
Toch zoek ik naar een manier om het gesprek af te sluiten. Ik moet nog naar andere plekken vandaag en de tijd dringt. Ik zie opnieuw de box met dino’s en wijs naar een grote t-rex die bovenop de stapel ligt.
“Zo één hadden jullie vroeger thuis ook, of niet?”
“Ja, ja.. ik ben stokoud. Ik weet het.”
“Antiek”, glimlach ik.
Een minuutje of twintig later kom ik bij ons oude huis aan. De auto van Chantal staat op de oprit. De motor van Marnix kan ik nergens ontdekken. Ik neem aan dat Noortje en Joni naar school zijn, of naar de crèche. Het lijkt erop dat de kust veilig is.
Chantal is mijn volgende stap. Dat zij geen interesse in mij lijkt te hebben, moet ze natuurlijk helemaal zelf weten. Dat kan ik niet afdwingen, ondanks dat het me meer pijn doet dan ik bereid ben om toe te geven. Maar de weg naar Noortje en Joni gaat nog steeds via Chantal.
Stilletjes loop ik de oprit op en open ik de poort naar de achtertuin. Ik schrik mijzelf bijna werkelijk dood als ik enthousiast begroet wordt door Lucky en Strike, die blijkbaar net buiten zijn. Gelukkig blijven ze stil, terwijl ze met hun staarten kwispelen alsof ze me voor het eerst in bijna drie jaar zien. Eindelijk een hereniging die zonder geweld gepaard gaat.
Ik sluit snel de poort achter me, om te voorkomen dat de honden op de vlucht kunnen slaan en neem daarna uitgebreid de tijd om ze te aaien en te knuffelen. Het is fijn om even met ze te kunnen spelen, aangezien ik ze normaal al zo verdacht weinig zie.
Via het raam kan ik zien dat Chantal niet in de woonkamer of de keuken is. Waarschijnlijk is ze ergens op de bovenverdieping. Waarschijnlijk is het beter om even te wachten tot ze zelf naar beneden komt en me gezien heeft, voordat ik zomaar naar binnen stap. Ook al is het mijn eigen huis.
Al snel moet ik die overweging in de ijskast zetten. Er klinken stemmen op de oprit. Sneller dan mijn brein gewend is, maak ik de optelsom. Het is Noortje!
Blijven staan is geen optie, want die lieverd weet misschien nog helemaal niet dat ik terug ben. Naar binnen rennen is ook niet slim, want daar ga ik haar ongetwijfeld alsnog tegenkomen. Snel weeg ik mijn opties af en sprint naar de garage.
De deur is op slot; ook dat nog!
Ik zucht. Er is geen andere optie. Vliegensvlug duik ik in de struiken en kruip ik zo ver mogelijk weg, in de hoop dat ik zo niet opval. Gelukkig hebben Marnix en Chantal de tuin de laatste tijd niet bijgehouden, waardoor ik redelijk goed kan verdwijnen.
Dan zie ik haar de achtertuin binnenkomen..
Mijn kleine, lieve, schattige.. flink-gegroeide, make up-dragende, in een veel te kort rokje-rondhuppelende.. puber?!
Ik staar vol verbazing naar het meisje dat ooit Noortje was. Het is ongelooflijk hoeveel ze veranderd is sinds de laatste keer dat ik haar zag. Dat is logisch aangezien het zo lang geleden is, maar ik had me hier totaal niet op voorbereid.
Dan slaat mijn hart even over en niet om de goede redenen.
Achter Noortje stapt een andere puber de achtertuin in. Een van het mannelijke soort. Ik zie hoe ze hun fietsen wegzetten en daarna elkaars handen vastpakken. Ze kijken elkaar dromerig aan.
“Weet je het zeker?”, vraagt de kwal.
“Ja, mijn vader is niet thuis. Dit is het perfecte moment om het haar te vertellen.”
“En je moeder zal het wel goed vinden?”, vraagt de kakkerlak.
“STIEFmoeder. Maar ik denk het wel. Ze wilde sowieso ergens met me over praten, dus dan kan dit er vast ook wel bij.”
Ik begrijp meteen waar Chantal met Noortje over wil praten. Ze heeft haar nog niet verteld dat ik terug ben. Hoezeer ik ook de neiging heb om op ze af te stappen – om meerdere redenen – ziet het er naar uit dat ik geen andere keuze heb dan hier te blijven zitten.
“Het komt wel goed, schatje”, zegt de paling
“Vast wel.”
Dan zie ik ze zoenen. Het is alsof iemand een grote koffiepot kapot heeft gegooid en de scherven gebruikt om me in alle gevoelens die ik heb te steken. Hoe durft die aardappel met zijn tengels aan mijn lieve meisje te komen?!
Ik puf, zucht, adem en mediteer de woede zo goed mogelijk weg. Zo lang mogelijk ook. Minstens twaalf seconden. Dan zie ik hoe tongen hun natuurlijk habitat verlaten en exotischere gronden proberen te ontdekken en geef ik het op. Nadenken wordt overschat als het op je kinderen aankomt.
Ik dwing mijzelf overeind en - met de gracieuze balans van een pinguïn op anabolen – spring ik uit de struiken. Het duurt een paar stappen voordat ze me in de gaten krijgen.
“OKÉ!”, roep ik.
Noor slaakt een gilletje, kijkt nog eens goed, herkent me en slaakt direct opnieuw een gilletje. De aal kijkt me alleen maar verbaasd aan.
“JK, not dead, LOL”, mopper ik, terwijl ik verder op ze afloop.
Ik grijp de worm bij zijn kraag en kijk hem woest aan.
“En waar denk jij dat je mee bezig bent?!”
Dankjewel voor het lezen van dit hoofdstuk!
Voel je vrij om te laten horen wat je er van vindt; likes en comments zijn altijd welkom.