Lily
UITLEG: 'geen contact aub' betekent geen contact!
Re: Roza (18- ML BP)
Hoofdstuk 9 Op Weg
Die nacht regende het hard. Het hutje lekte aan alle kanten, en het duurde niet lang tot Roza in een grote plas water stond. En daar ging dus ook de hoop om te kunnen gaan zitten. Ze bonkte nogmaals op de deur, maar deze gaf maar een klein beetje mee. Ze beet op haar lip. Ze zouden haar vast al wel missen en zoeken. Haar horloge gaf aan dat het twee uur 's nachts was. Iedereen ligt vast al te slapen, en misschien denken ze wel dat ik dat nu ook doe. Slapen. Het woord alleen klonk haar al heerlijk in de oren. Ze verlangde naar een warm en zacht bed, naar dikke dekens die haar beschermen zouden tijdens de nacht en naar een klein lichtje, dat zou branden, om haar de weg te wijzen. Om zichzelf wat te doen te geven, begon Roza maar te dagdromen over de toekomst. Ze zou met een leuke, lieve man trouwen en ze zouden verschillende kinderen krijgen. Eerst twee jongens, dan een meisje. Het meisje zou Emma heten. Als ze zou slapen zou ze een warme arm om zich heen voelen, die haar beschermde, en een warm lichaam wat tegen het hare lag.
Zachtjes dommelde ze weg.
Toen ze wakker werd, was ze nog steeds alleen en opgesloten in het huisje. Haar horloge gaf aan dat het zes uur 's ochtends was. Het feit dat niemand haar had gevonden of was komen zoeken kon niets anders betekenen dan dat ze haar nog niet gemist hadden. Nog 4 uur voordat mensen op zouden staan, nog 5 uur tot ze zouden gaan ontbijten, nog 5 uur voordat ze haar zouden missen. Plotseling werd ze boos. Waar had ze dit aan verdiend. De liep het huisje in en gaf een rotschop tegen de deur. En nog een, en nog een, totdat bij de vierde schop, de deur openzwaaide. Het ijzer van de grendel was gebroken waardoor er nu een stuk op de grond lag en een stuk op de deur zat.
Buiten regende het niet, en het voelde aangenaam fris toen Roza naar buiten stapte. Het bos rook naar een nieuwe dag en de zon was net opgekomen, waardoor zonnestralen door de duisternis prikte. Roza begon te lopen zonder erbij na te denken. Ze kwam op een pad uit. Als ze naar links zou gaan, zou ze bij het kamphuis uitkomen, dan zou ze in haar bed kunnen klimmen, en kunnen doen alsof er niets aan de hand was, om om elf uur samen met de rest te gaan ontbijten voordat ze naar huis zouden vertrekken. Ze kon ook naar rechts gaan, waar het vier kilometer lopen was tot het dichtsbijzijnste stadje, wat ook een treinstation had. Ze voelde even in haar broekzakken. In de een vond ze haar mobiele telefoon, in de ander haar bankpas en ID. Ze koos voor het rechterpad, zonder echt over deze beslissing na te denken.
In de trein was het warmer dan buiten op het perron. De zon scheen er gezellig naar binnen. Ze zou wel drie keer moeten overstappen, op weg naar huis, maar het zou het waard zijn.
Om kwart over elf zat ze op haar tweede trein te wachten, die haar tot Breda zal brengen. Ze had nogal lang op de eerste moeten wachten, en ook de wandeling was niet zo snel gegaan als dat ze had gewilt, waardoor het pas zo laat was dat ze op dit overstappunt was aangekomen. Toen kwam er een SMS'je binnen van Nick. Roza, waar zit je in hemelsnaam? Even twijfelde ze of ze het SMSje moest beantwoorden, maar ze deed het toch maar. Maak je geen zorgen. Ik zit op een intercitystation, waar straks een trein komt naar Breda, ik kom wel thuis. ze verstuurde het met een kleine glimlach, al was dat alleen maar om haar onzekerheid te verbergen. Bijna direct kwam er antwoord. Waar ben jij mee bezig? en nog een Heb je enig idee hoe erg je mij in de problemen brengt hiermee? Naar huis gaan, en geen idee. antwoorde Roza. Even later ging haar telefoon.
- Goedemorgen, met Roza.
- Roza, meneer Stone hier. Waar ben jij mee bezig? Waarom ga je naar huis?
- Wat moet ik zeggen. Mijn verblijfsomstandigheden stonden me niet echt aan.
- Wat bedoel je daar nou weer mee?
- Dat ik vannacht door omstandigheden niet in het kamphuis heb geslapen en dat de andere accomodatie me niet beviel.
Roza bleef erg rustig, kalm bijna. Niet omdat ze zich zo voelde over deze gebeurtenissen, maar omdat ze vastbesloten was geen enkele emotie meer te tonen.
- Waarom?
- Weet ik niet. Het was niet vrijwillig.
- Hoe ben je uberhaubt weg gekomen?
- Je zit buiten en loopt weg, of eigenlijk, wordt meegesleurd, zo simpel is het.
- Doe eens even normaal Roza.
- Ik moet normaal doen, jij bent hier de gene die in mijn oor staat te schreeuwen.
- Heb je enig idee wat ik het afgelopen uur heb doorgemaakt sinds ik ondekte dat jij onbrak. Nee, want daar heb je natuurlijk niet over na gedacht.
- Heb jij enig idee wat ik deze nacht heb doorgemaakt.
Roza snikte. Een traan liep over haar wang, maar ze veegde hem snel weg. Aan de andere kant van de lijn bleef het even stil.
- Blijf waar je bent, ik kom je halen.
- Nee.
- Ja, Roza.
- Waarom?
- Ik ben er over drie kwartier.
Aan de andere kant van de lijn werd opgehangen. Roza sloeg haar handen in haar gezicht en begon te huilen. Ze haatte het om mensen pijn te doen, en een ding had Nick haar wel duidelijk gemaakt, ze had hem pijn gedaan. Ze huilde om dat, om de eenzaamheid, het opgesloten zitten, de mensen in het weeshuis, het verlies van haar ouders, de pijn die ze voelde, waarvan ze niet eens meer wist waardoor het kwam.
Zo zat ze nog steeds toen Nick het station in liep. Hij negeerde haar tranen, trok haar overeind en nam haar mee naar zijn auto.
"Achterin zitten. Het is maar goed dat ik met de auto was omdat er niet genoeg plaatsen in de bus waren. Je klasgenoten zijn al vertrokken, we hebben jouw achterlijke gedrag maar stil gehouden. Je bagage ligt achterin, ik breng je naar huis." Die woorden waren de enige die gesproken werden de twee uur durende rit. Roza huilde niet meer, ze wou geen zwakte tonen in zijn bijzijn, ze keek alleen maar uit het raam.
Voor het weeshuis opende hij het portier voor haar en zette haar tas op de stoep, op het moment dat ze uit was gestapt en de deur had gesloten reedt hij weg, zonder haar nog de kans te geven iets te zeggen. Roza liep het weeshuis binnen, van de ene nachtmerrie de andere in.
Hoofdstuk 9 Op Weg
Die nacht regende het hard. Het hutje lekte aan alle kanten, en het duurde niet lang tot Roza in een grote plas water stond. En daar ging dus ook de hoop om te kunnen gaan zitten. Ze bonkte nogmaals op de deur, maar deze gaf maar een klein beetje mee. Ze beet op haar lip. Ze zouden haar vast al wel missen en zoeken. Haar horloge gaf aan dat het twee uur 's nachts was. Iedereen ligt vast al te slapen, en misschien denken ze wel dat ik dat nu ook doe. Slapen. Het woord alleen klonk haar al heerlijk in de oren. Ze verlangde naar een warm en zacht bed, naar dikke dekens die haar beschermen zouden tijdens de nacht en naar een klein lichtje, dat zou branden, om haar de weg te wijzen. Om zichzelf wat te doen te geven, begon Roza maar te dagdromen over de toekomst. Ze zou met een leuke, lieve man trouwen en ze zouden verschillende kinderen krijgen. Eerst twee jongens, dan een meisje. Het meisje zou Emma heten. Als ze zou slapen zou ze een warme arm om zich heen voelen, die haar beschermde, en een warm lichaam wat tegen het hare lag.
Zachtjes dommelde ze weg.
Toen ze wakker werd, was ze nog steeds alleen en opgesloten in het huisje. Haar horloge gaf aan dat het zes uur 's ochtends was. Het feit dat niemand haar had gevonden of was komen zoeken kon niets anders betekenen dan dat ze haar nog niet gemist hadden. Nog 4 uur voordat mensen op zouden staan, nog 5 uur tot ze zouden gaan ontbijten, nog 5 uur voordat ze haar zouden missen. Plotseling werd ze boos. Waar had ze dit aan verdiend. De liep het huisje in en gaf een rotschop tegen de deur. En nog een, en nog een, totdat bij de vierde schop, de deur openzwaaide. Het ijzer van de grendel was gebroken waardoor er nu een stuk op de grond lag en een stuk op de deur zat.
Buiten regende het niet, en het voelde aangenaam fris toen Roza naar buiten stapte. Het bos rook naar een nieuwe dag en de zon was net opgekomen, waardoor zonnestralen door de duisternis prikte. Roza begon te lopen zonder erbij na te denken. Ze kwam op een pad uit. Als ze naar links zou gaan, zou ze bij het kamphuis uitkomen, dan zou ze in haar bed kunnen klimmen, en kunnen doen alsof er niets aan de hand was, om om elf uur samen met de rest te gaan ontbijten voordat ze naar huis zouden vertrekken. Ze kon ook naar rechts gaan, waar het vier kilometer lopen was tot het dichtsbijzijnste stadje, wat ook een treinstation had. Ze voelde even in haar broekzakken. In de een vond ze haar mobiele telefoon, in de ander haar bankpas en ID. Ze koos voor het rechterpad, zonder echt over deze beslissing na te denken.
In de trein was het warmer dan buiten op het perron. De zon scheen er gezellig naar binnen. Ze zou wel drie keer moeten overstappen, op weg naar huis, maar het zou het waard zijn.
Om kwart over elf zat ze op haar tweede trein te wachten, die haar tot Breda zal brengen. Ze had nogal lang op de eerste moeten wachten, en ook de wandeling was niet zo snel gegaan als dat ze had gewilt, waardoor het pas zo laat was dat ze op dit overstappunt was aangekomen. Toen kwam er een SMS'je binnen van Nick. Roza, waar zit je in hemelsnaam? Even twijfelde ze of ze het SMSje moest beantwoorden, maar ze deed het toch maar. Maak je geen zorgen. Ik zit op een intercitystation, waar straks een trein komt naar Breda, ik kom wel thuis. ze verstuurde het met een kleine glimlach, al was dat alleen maar om haar onzekerheid te verbergen. Bijna direct kwam er antwoord. Waar ben jij mee bezig? en nog een Heb je enig idee hoe erg je mij in de problemen brengt hiermee? Naar huis gaan, en geen idee. antwoorde Roza. Even later ging haar telefoon.
- Goedemorgen, met Roza.
- Roza, meneer Stone hier. Waar ben jij mee bezig? Waarom ga je naar huis?
- Wat moet ik zeggen. Mijn verblijfsomstandigheden stonden me niet echt aan.
- Wat bedoel je daar nou weer mee?
- Dat ik vannacht door omstandigheden niet in het kamphuis heb geslapen en dat de andere accomodatie me niet beviel.
Roza bleef erg rustig, kalm bijna. Niet omdat ze zich zo voelde over deze gebeurtenissen, maar omdat ze vastbesloten was geen enkele emotie meer te tonen.
- Waarom?
- Weet ik niet. Het was niet vrijwillig.
- Hoe ben je uberhaubt weg gekomen?
- Je zit buiten en loopt weg, of eigenlijk, wordt meegesleurd, zo simpel is het.
- Doe eens even normaal Roza.
- Ik moet normaal doen, jij bent hier de gene die in mijn oor staat te schreeuwen.
- Heb je enig idee wat ik het afgelopen uur heb doorgemaakt sinds ik ondekte dat jij onbrak. Nee, want daar heb je natuurlijk niet over na gedacht.
- Heb jij enig idee wat ik deze nacht heb doorgemaakt.
Roza snikte. Een traan liep over haar wang, maar ze veegde hem snel weg. Aan de andere kant van de lijn bleef het even stil.
- Blijf waar je bent, ik kom je halen.
- Nee.
- Ja, Roza.
- Waarom?
- Ik ben er over drie kwartier.
Aan de andere kant van de lijn werd opgehangen. Roza sloeg haar handen in haar gezicht en begon te huilen. Ze haatte het om mensen pijn te doen, en een ding had Nick haar wel duidelijk gemaakt, ze had hem pijn gedaan. Ze huilde om dat, om de eenzaamheid, het opgesloten zitten, de mensen in het weeshuis, het verlies van haar ouders, de pijn die ze voelde, waarvan ze niet eens meer wist waardoor het kwam.
Zo zat ze nog steeds toen Nick het station in liep. Hij negeerde haar tranen, trok haar overeind en nam haar mee naar zijn auto.
"Achterin zitten. Het is maar goed dat ik met de auto was omdat er niet genoeg plaatsen in de bus waren. Je klasgenoten zijn al vertrokken, we hebben jouw achterlijke gedrag maar stil gehouden. Je bagage ligt achterin, ik breng je naar huis." Die woorden waren de enige die gesproken werden de twee uur durende rit. Roza huilde niet meer, ze wou geen zwakte tonen in zijn bijzijn, ze keek alleen maar uit het raam.
Voor het weeshuis opende hij het portier voor haar en zette haar tas op de stoep, op het moment dat ze uit was gestapt en de deur had gesloten reedt hij weg, zonder haar nog de kans te geven iets te zeggen. Roza liep het weeshuis binnen, van de ene nachtmerrie de andere in.