Oké, het kan zijn dat je deze twee keer moet lezen..
Hoofdstuk 74: Twee-in-één
Rollende golven. Overal water. Ik heb geen idee waar ik precies ben, maar met alle kracht die ik in me heb, probeer ik mezelf naar de oppervlakte te duwen. Het lijkt een eeuwigheid te duren voor ik de oppervlakte bereik en naar adem kan happen. De stroming is sterk en ik stoot mijn hoofd ergens aan. Even ga ik weer onder water, maar gelukkig kan ik snel weer boven komen. Mijn kracht neemt snel af en ik besluit me over te geven aan de stroming.
“Relax, focus op je ademhaling”, denk ik steeds. “Als je maar boven water blijft, krijg je vanzelf een kans om uit het water te komen.” Ik krijg gelijk, maar het zou nog een hele tijd duren, voordat ik mijzelf los kon maken uit de stroming en mijzelf richting de oever kan sturen.
Raar genoeg heb ik mezelf tot nu toe bij de pinken kunnen houden, maar hoe dichter ik bij de oever kom, hoe meer de pijn het over begint te nemen. De hoofdwond.. Ik zet alles op alles om de oever te halen, maar langzaam voel ik me ook wegzakken. Alsof ik in slaap dreig te vallen.
Riet! Opluchting maakt zich meester. Ik zie een groot bos riet en het lukt me om met mijn laatste krachten daarheen te zwemmen. Het water wordt ondieper en na een tijdje kan ik staan. Met alles wat ik in me heb, klim ik op de oever. Ik kruip richting een bankje en laat me erop zakken. Ik snak naar adem en lijk het bewustzijn te verliezen.
Als ik een laatste keer om me heen kijk, zie ik iemand op me afrennen. Een vrouwtje. Ze is niet van hier. Ik stap naar beneden en wacht tot ze bij me is.
“Alsjeblieft! We moeten snel zijn. Kom met me mee!” Iets aan haar voelt vertrouwd. Ik besluit me over te geven. Ik kan niet anders.
Rook. Nee, wierrook. Een sterke, maar rustgevende, geur vult de woonkamer van de vrouw. Ze heeft me op de bank gelegd. Mijn ademhaling komt langzaam tot rust. Mijn hoofd barst nog altijd van de pijn. Ik zie zelfs een beetje dubbel als de vrouw de woonkamer weer binnenkomt. Ze heeft een EHBO-kistje bij zich. Ik veeg langs mijn hoofdwond en schrik even op van het bloed.
“Rustig maar, je bent hier veilig.”
Als ze spreekt, hoor je duidelijk haar accent. Van tijd tot tijd is haar Nederlands perfect, maar meestal is het duidelijk dat het niet haar eerste taal is.
Aziatisch, dat is het enige dat ik thuis kan brengen. Maar dat was aan haar uiterlijk ook wel duidelijk af te leiden geweest. Ik knijp mijn ogen even dicht en probeer aan de vreemde omgeving te wennen.
Ruw dept ze met een doekje rond mijn hoofdwond. Het doet pijn, maar ik laat haar begaan. Ik moet zoveel verwerken op dit moment. En ik geloof haar. Ik ben hier veilig. Een glimlach verschijnt op mijn gezicht, voordat ik mijn ogen sluit.
Als ik mijn ogen weer open staat er een heet kopje thee op me te wachten. Groene thee. Beleefd drink ik ervan. De vrouw zit tegenover me en kijkt me onderzoekend aan. Ik weet niet zo goed wat ik moet zeggen.
“Als ik het mag vragen, waar komt u eigenlijk vandaan?”
“Aha. Nihon. Japan!”
Als ik ’t niet wist! Ik neem nog een slokje thee en vraag haar waarom ze wilde dat ik met haar meekwam.
“Alles wordt vanzelf duidelijk”, zegt ze. Net mijn geluk. Overal waar ik kom, word ik omgeven door zelfbenoemde filosofen. Uit welk land of dimensie dan ook..
Alsof ik ergens anders verwacht word, tik ik ongeduldig met mijn vingers tegen het kopje.
“Ah, geduld! Zij komt er zo aan,” zegt ze. Zij? Ik heb geen idee wie ze bedoelt.
Regendruppels nemen de buitenwereld over als ik weer een beetje tot mezelf kom. Ik observeer de woonkamer van de vrouw nog eens goed. Het ziet er allemaal heel Oosters uit. Heel bijzonder. Ik voel me er gek genoeg meteen thuis. Ineens staat de vrouw op en verdwijnt ze uit de woonkamer. Volgens mij gaat ze aan de slag in de keuken.
Raar genoeg voel ik mijn hoofdwond niet meer. Wat ze er ook mee heeft gedaan, het werkt. Ze heeft een keurig verbandje aangelegd. Daar ben ik blij mee, want haar goede zorgen laten me denken dat ik zo geen dokter of ziekenhuis hoef te zien. Dat is het laatste waar ik zin in heb.
Alhoewel.. zou ze met ‘zij’ niet toch een dokter bedoelen? Er gaat echter teveel door me heen om er te lang bij stil te blijven staan. Ik zal het snel genoeg weten.
Rustig sta ik op van de bank en loop ik een rondje door de woonkamer. Het enige dat er staat en mij echt interesseert is de boekenkast.
Al snel vallen mij enkele Engelstalige boeken op. Volgens mij zijn het studieboeken voor een medische opleiding. Geen wonder!
Als ik iets verderop kijk, zie ik een grote fotolijst. Een gezinsfoto van de vrouw. Van vroeger. Een gelukkig gezinnetje. Vader, moeder, kinderen. Ik voel mezelf van binnen jaloers worden.
Rauw schuldgevoel maakt zich van mij meester en ik denk terug aan mijn eigen gezinnetje. Hoe imperfect ook. Ik voel me zo stom. Hoe heb ik nou zo’n gigantisch risico kunnen nemen? Ik moet terug naar huis.
Als ik een gebaar maak dat ik wil gaan, houdt de vrouw mij tegen. Met haar beste Nederlands maakt ze mij duidelijk dat ik geduldig moet zijn. “Ze komt zo. Echt!”
Alweer die ‘zij’! Wat wil ze nou precies zeggen? Heeft ze toch een dokter gebeld? Of Chantal soms? God weet hoeveel vriendinnen zij hier in de buurt heeft. Chantal kent altijd-overal-iedereen. Voor iemand als ik – die liever zo weinig mogelijk mensen kent – is dat haast onvoorstelbaar.
Alsof ik geen keuze heb, laat ik me terug in de bank zakken.
Razende sirenes buiten. Nog steeds. Het moet goed prijs zijn. Ik zou graag opzoeken wat de stand van zaken is, maar mijn telefoon is natuurlijk compleet verzopen. Daar ga ik niets meer mee kunnen doen. Ach. Het had veel slechter kunnen aflopen. Hier kan ik rustig afwachten.
Afwachten. Het is letterlijk het enige dat ik kan. Hoewel, het lijkt zo lang te duren dat ik me in de tussentijd vast in het Engels had kunnen omscholen tot dokter, of zo. Ik zucht en leg mijn hoofd even in mijn handen.
“Ramen?”, vraagt ze, terwijl ze al een dampend kommetje noedels voor me neerzet. Het ruikt heerlijk en mijn maag rommelt al een hele tijd. Ik kan dus niet weigeren en bedank de vrouw voor het eten.
Raar genoeg stoort het me helemaal niet dat het eten zowel heet als pittig is. Normaal houd ik daar helemaal niet van, maar nood breekt wet. Het blijkt nog best aardig te smaken.
Ruim tien minuten later ben ik, zonder verder ook maar een woord uit te brengen, door mijn noedels heen. Ik zucht en laat me even achterover zakken. Wat kan dat een mens goed doen! Pas op dat moment voel ik mijn hoofdwond weer pijn doen.
“Ah, doet het veel pijn?”, vraagt de vrouw. Ik kijk haar niet-begrijpend aan.
“Altijd.”
“Arm kind”, verzucht ze. Ongeduldig kijk ik weer naar buiten. Dan zie ik een auto de oprit oprijden. De ramen zijn geblindeerd. Ineens bekruipt me een heel raar gevoel.
Raar, dat is wel het juiste woord voor deze plek. Enigszins gelukkig ontdek ik de sigaretten die op de verwarming liggen te drogen. Blijkbaar rookt Vrouwtje Theelepel ook. Ik vraag haar of het goed is als ik er één opsteek. Ze kijkt me verwonderd aan en haalt haar schouders op.
“Adem in, adem uit”, zeg ik in gedachte tegen mezelf. Ik moet kalm blijven. Pas op dit moment dringt het tot me door dat wie die vrouw ook is, en welke vrouw er zojuist de oprit op zou rijden, het zomaar ook zou kunnen dat ze kwaad in de zin heeft. Die familie van Pierre.. Je weet nooit waar ze toe in staat zijn.
Alsof ze me kunnen horen, bevestigen ze mijn vermoeden. Via de glazen deur kan ik zien dat er niet één, maar twéé personen het huis binnenkomen! Dit klopt niet!
“Ah, nee”, zucht ik, voor ik opsta en weg wil lopen. De Japanse vrouw probeert me tegen te houden, maar ik ben te snel. Dan gaat de deur naar de woonkamer toe open. Er stapt een meisje met een enorme bos krullen naar binnen.
Relaxed. Dat is hoe ik me voel als ik de nicotine weer door mijn lichaam voel stromen. Dat, in combinatie met een volle maag, sterkt me enorm. Ik word weer een beetje mens.
Rechts van me komt het vrouwtje zitten. Eigenlijk net even iets te dichtbij, althans – als je het mij vraagt. Maar goed, ze heeft me opgelapt. Ik laat het maar gebeuren.
Alsof ik aan de grond genageld ben, staar ik naar het meisje. Die krullen. Dat gezichtje. Zie ik nu weer spoken? Ik ken haar! Ik weet het zeker! Maar het kan niet waar zijn!
Achter haar verschijnt ineens de tweede schim. Een man met lang haar en een lange baard. Een opvallend litteken bij zijn wenkbrauw. Ik zak in elkaar.
Raar eigenlijk – om iemand na al die tijd pas om een naam te vragen, maar ik heb intussen wel geleerd om niet te proberen de vrouw te begrijpen. Het zal wel.
“Rick”, zucht ik. Ze knikt.
“Anne?”, vraagt hij, terwijl hij zijn hoofd schudt.