Peetoom (Hoofdstuk 71)
Hoofdstuk 71: “Opstanding”
“Allemachtig!”, roept Max vanachter zijn krant uit.
Ik lig op de bank en rek me al geeuwend uit. Gisteravond wilde ik niet weg bij de kleine Mick en ik heb al mijn verbale vaardigheden ingezet om te mogen blijven logeren. Toen dat niet werkte heb ik gewoon heel zielig gekeken.
Chantage is niet strafbaar als het op je broertje aankomt. Ik heb nog uren met hem op de bank gelegen, terwijl hij sliep. Pas toen ik zelf echt te moe werd, heeft Max hem naar boven gebracht. Hoe grappig dat Mick er zelf geen idee van heeft dat hij in de armen van zijn grote zus heeft geslapen. Een gevoel van trots maakt zich van mij meester.
“Wat is er zo schokkend?”, vraag ik, eigenlijk compleet ongeïnteresseerd. “Heeft Trump soms iets slims gezegd?”
Max heeft de krant vrijwel rechtop voor zich op tafel staan. Hij moet haast op de stoel gaan staan om zijn kleine kraaloogjes er bovenuit te kunnen laten komen. Er straalt een soort paniek uit zijn ogen. Het glas melk is nog vol, anders had Max er waarschijnlijk een spit-take mee gedaan.
Even stel ik me voor wat voor een spit-take Rick zou hebben gedaan, als Ellen hem ooit verteld had dat ze zwanger van hem was geraakt. Koffie. Overal koffie. De sukkel. Ik grinnik, terwijl ik mezelf van de bank af til.
De ogen van Max staan nog steeds net zo geschokt, maar zijn pupillen bewegen vlijtig. Ik kan er precies aan zien, wanneer hij de volgende regel leest.
Inmiddels heeft zijn stilte voor mij genoeg gezegd. De nieuwsgierigheid is te sterk en ik loop naar de tafel waar Max zit te lezen. Pas vlak vóórdat ik bij hem sta, krijgt hij in de gaten dat ik mee wil lezen en slaat hij de krant verschrikt dicht.
“Anne, ik denk niet dat het verstandig is…”, stamelt hij hulpeloos uit. Ik overweeg mijn zielige blik nogmaals op te zetten, maar bedenk me dan dat het ochtend is. Eerst koffie, dan pas chantage. Ik gris de krant vastbesloten uit Max zijn handen. “Eerst koffie, dan pas beleefdheid”, mompel ik en zoek de pagina op die Max aan het lezen was.
Ineens staat alles stil. Ik voel me als aan de grond genageld terwijl ik het artikel doorlees.
“Maffioso di Stefano levend aangetroffen in Bulgarije”, lees ik de titel hardop voor. “Jullie hebben me gisteravond nog verteld dat die oude gek in de explosie moest zijn omgekomen. Net als Rick.”
“Dat klopt”, verzucht Max. Inmiddels zit hij achterover in zijn stoel, met zijn blik op oneindig. Hij is ongetwijfeld alle mogelijke gevolgen aan het overdenken. Zijn snor zit nog onder, van de slok melk die hij zojuist nog even nam. Max kan géén twee dingen tegelijkertijd goed doen. Of ook maar voldoende.
“Ze schrijven dat hij door de explosie het water in is geblazen, en er slechts enkele lichte brandwonden aan heeft overgehouden”, vertelt hij. “Zijn handlangers moeten razendsnel gehandeld hebben om hem daar weg te krijgen voordat de hulpdiensten hem konden aantreffen. Dan ook met een gewonde, oude man? Ongelooflijk.”
Soms is het leven zo oneerlijk. Marnix kon opstaan uit de dood en mijn leven verzieken. Luca kan opstaan uit de dood en mogelijk ook terug mijn leven in stappen. Maar Rick? Als een pier. Wat is het volgende? Pierre die om de hoek zijn hond uitlaat?
Het enige stukje troost dat ik mezelf daarin kan bieden is dat ik héél zeker weet dat Pierre dood is. Daar was ik namelijk zelf bij. Ik heb het leven uit zijn ogen zien verdwijnen, en het daarna in mijn eigen ogen voelen terugkomen.
Ze noemden het zelfverdediging. Dat was het ook. Maar als ik vandaag de dag een keuze had mogen maken, zouden ‘ze’ het iets heel anders noemen.
“Anne, er is nog iets. Onderaan het artikel”, zegt Max. Hij heeft eindelijk in de gaten waarom zijn snor zo vochtig aanvoelt, en veegt de melk er met de achterkant van zijn hand uit. Gatver. Voorlopig even geen boks meer, Max.
“In de Bulgaarse schuilplaats van di Stefano heeft de politie ook een Nederlands meisje van zeventien aangetroffen”, lees ik hardop voor. “De woordvoerder van de politie heeft vooralsnog geen mededelingen gedaan over haar identiteit. Volgens geruchten gaat het om de al jaren vermiste Eva …”
De rest van de woorden blijft hangen in mijn keel. Eva. Hoe lang is het niet geleden dat ze ontvoerd werd? Ik kan me haar vader Jim nog goed herinneren. Volgens Marnix is Jim op het jacht van Luca omgekomen, tegelijkertijd met Rick. Ze waren naar Italië gegaan om Eva te zoeken. Ik betrap me erop dat ik er vanuit was gegaan dat ze Eva nooit gevonden hadden, en dat dit ook niet meer zou gaan gebeuren.
Met alle andere emoties van gisteravond kan ik het mezelf niet kwalijk nemen dat er de tijd niet was om te treuren om Eva. Hoe dol ik ook op haar was. Op haar ben, dus. Blijkbaar.
“Wil je dat ik ga informeren of het echt Eva is?”, vraagt Max zorgzaam. “Om te kijken of er meer informatie is?”
Mijn gedachten gaan alle kanten uit. Max moet zeker drie keer mijn naam noemen om de aandacht er weer bij te krijgen. Maar in plaats van hem antwoord te geven, probeer ik een andere vraag te stellen.
“Max, denk je dat .. dat als Luca ..”, stamel ik.
“Dat als Luca de explosie heeft overleefd, Rick dat ook zou kunnen?”, vult Max verder in. “Anne, het doet me pijn om te zeggen, maar ik kan me dat niet voorstellen. Het geluk dat die man moet hebben gehad? Ik kan me niet voorstellen dat er twee personen tegelijkertijd zoveel geluk kunnen hebben.”
“Maar Eva dan? Marnix vertelde gisteravond dat Luca al zijn vijanden bij elkaar had gelokt om in één keer wraak te nemen. Hij had niet alleen Eva om Jim mee te lokken, maar ook zijn vrouw. Marnix heeft niks over Eva gezegd, maar wel dat de vrouw van Jim ook om is gekomen”, redeneer ik.
“Dus nu vraag je jezelf af: waarom heeft Luca wél Jim zijn vrouw, maar niet zijn dochter op dat jacht vastgehouden?”
Even is het alsof Max en ik in een soort tikspel verwikkeld zijn. Ik formuleer een halve gedachte en *tik* Max maakt hem af. Daarna formuleert hij iets en *tik* redeneer ik daarop verder. Langzaam begin ik te begrijpen dat Rick en Max inderdaad altijd een goed team zijn geweest.
We komen uiteindelijk tot een conclusie. Er is geen logische verklaring waarom Luca de vrouw van Jim en Eva gescheiden zou hebben. Die man gaat over lijken, ook die van kinderen. In mijn hoofd is er geen twijfel: Eva was ook op dat jacht, en heeft de explosie overleefd. Zij dus ook!
“Maar, Anne, je weet net zo goed als ik dat dit giswerk is. Het klinkt allemaal heel logisch als we het zo achter elkaar zetten, maar dat betekent verder niets”, waarschuwt Max me. “En ik weet wat je wilt zeggen. Maar zelfs ALS Luca én Eva die explosie zouden hebben overleefd, dan is er geen enkele reden om aan te nemen dat Rick dat ook heeft.”
De woorden snijden als een mes door mijn ziel. Max wist precies wat ik dacht.
“Er is maar één iemand die het zeker weet”, realiseer ik me. “De oude man zelf. Luca.”
“Wil je dat ik naar de collega’s van je vader op het politiebureau bel?”, vraagt Max, zoals altijd één stap vooruit.
Marnix is alcoholist, geen agent meer. Maar dat zeg ik niet. Ik knik gewoon. Soms is het beter om je sarcasme tijdelijk in te slikken. Dat hebben allebei mijn vaders me geleerd. Rick met zachte hand, en Marnix…
Het duurt niet lang voordat Max iemand van het bureau te spreken krijgt, die weet wat de stand van zaken is. Max zet wat extra druk, onder het motto van voorzorg omtrent een patiënte. Waarmee hij de agent wijs probeert te maken dat er een grote kans is dat ik krankzinnig word als Max me niet op de ontwikkelingen kan voorbereiden. Ik probeer niet beledigd te zijn en hoop dat zijn inspanningen iets opleveren.
Met een zucht breekt Max het gesprek uiteindelijk af. Hij kijkt me aan, en probeert in te schatten hoe hij moet overbrengen wat hem zojuist is verteld.
“Rick is echt dood.”
De directe aanpak. Touché, Max – touché.
Hoewel het geen onverwachte mededeling is, doet het pijn om te weten dat het laatste stukje hoop is vervlogen. Verdwenen als de laag sneeuw die gisteravond is gevallen. Poef.
“De politie heeft Luca ondervraagt over de explosie van twee jaar geleden. Gevraagd of er nog anderen aan boord waren. Niemand had verwacht dat hij alles zou vertellen dat hij weet, maar blijkbaar is hij ernstig ziek. Zijn wil om te leven is voor de politie in Bulgarije meer dan genoeg aanleiding om ieder druppeltje informatie uit hem te kunnen persen”, legt Max verder uit.
“Dat ze hem maar fijnknijpen”, zucht ik. Bitter. “Is er al koffie?”
Max pakt me bij een arm en kijkt me indringend aan. Hij vraagt of het gaat. Ik zeg van wel. Het zal wel moeten.
Met een verse kop koffie ga ik op de bank zitten. Hoe ouder ik word, hoe beter ik begrijp dat Rick regelmatig de behoefte aan een sigaretje had. Nog even en ik bén hem.
Mijn telefoon maakt een raar geluidje en ik bekijk mijn berichten. Ik heb er één zonder afzender. Een plaatje van de ‘Casablanca’-filmposter. Bram heeft zijn nummer zeker weer op anoniem gezet. Dat doet hij wel vaker als hij denkt dat ik hem negeer. Casablanca is een soort codetaal voor ‘vrede’ geworden. We kijken de film regelmatig als het even moeilijk is geweest.
Hij denkt nog dat ik ziek ben. Alle tijd om te app’en en hij hoort maar niets. Die arme jongen – geen wonder dat hij denkt dat ik hem negeer. Toch leg ik de telefoon onverrichter zake weer op tafel.
Nog even en dan mag ik Mick uit bed halen. Casablanca zal nog even moeten wachten.
Ik leg de link niet.