Peetoom (TB, ML, TL, WL, NL, GL, VN, BP)

Hoe goed is dit verhaal?

  • 1

    Stemmen: 1 1,4%
  • 2

    Stemmen: 0 0,0%
  • 3

    Stemmen: 1 1,4%
  • 4

    Stemmen: 0 0,0%
  • 5

    Stemmen: 0 0,0%
  • 6

    Stemmen: 0 0,0%
  • 7

    Stemmen: 0 0,0%
  • 8

    Stemmen: 1 1,4%
  • 9

    Stemmen: 10 14,1%
  • 10

    Stemmen: 58 81,7%

  • Totaal stemmers
    71

Snakebite

Superlid
Forumleiding
Oké, het kan zijn dat je deze twee keer moet lezen.. :lipzzz

Hoofdstuk 74: Twee-in-één

Rollende golven. Overal water. Ik heb geen idee waar ik precies ben, maar met alle kracht die ik in me heb, probeer ik mezelf naar de oppervlakte te duwen. Het lijkt een eeuwigheid te duren voor ik de oppervlakte bereik en naar adem kan happen. De stroming is sterk en ik stoot mijn hoofd ergens aan. Even ga ik weer onder water, maar gelukkig kan ik snel weer boven komen. Mijn kracht neemt snel af en ik besluit me over te geven aan de stroming.

“Relax, focus op je ademhaling”, denk ik steeds. “Als je maar boven water blijft, krijg je vanzelf een kans om uit het water te komen.” Ik krijg gelijk, maar het zou nog een hele tijd duren, voordat ik mijzelf los kon maken uit de stroming en mijzelf richting de oever kan sturen.

Raar genoeg heb ik mezelf tot nu toe bij de pinken kunnen houden, maar hoe dichter ik bij de oever kom, hoe meer de pijn het over begint te nemen. De hoofdwond.. Ik zet alles op alles om de oever te halen, maar langzaam voel ik me ook wegzakken. Alsof ik in slaap dreig te vallen.

Riet! Opluchting maakt zich meester. Ik zie een groot bos riet en het lukt me om met mijn laatste krachten daarheen te zwemmen. Het water wordt ondieper en na een tijdje kan ik staan. Met alles wat ik in me heb, klim ik op de oever. Ik kruip richting een bankje en laat me erop zakken. Ik snak naar adem en lijk het bewustzijn te verliezen.

Als ik een laatste keer om me heen kijk, zie ik iemand op me afrennen. Een vrouwtje. Ze is niet van hier. Ik stap naar beneden en wacht tot ze bij me is.

“Alsjeblieft! We moeten snel zijn. Kom met me mee!” Iets aan haar voelt vertrouwd. Ik besluit me over te geven. Ik kan niet anders.

Rook. Nee, wierrook. Een sterke, maar rustgevende, geur vult de woonkamer van de vrouw. Ze heeft me op de bank gelegd. Mijn ademhaling komt langzaam tot rust. Mijn hoofd barst nog altijd van de pijn. Ik zie zelfs een beetje dubbel als de vrouw de woonkamer weer binnenkomt. Ze heeft een EHBO-kistje bij zich. Ik veeg langs mijn hoofdwond en schrik even op van het bloed.

“Rustig maar, je bent hier veilig.”

Als ze spreekt, hoor je duidelijk haar accent. Van tijd tot tijd is haar Nederlands perfect, maar meestal is het duidelijk dat het niet haar eerste taal is.

Aziatisch, dat is het enige dat ik thuis kan brengen. Maar dat was aan haar uiterlijk ook wel duidelijk af te leiden geweest. Ik knijp mijn ogen even dicht en probeer aan de vreemde omgeving te wennen.

Ruw dept ze met een doekje rond mijn hoofdwond. Het doet pijn, maar ik laat haar begaan. Ik moet zoveel verwerken op dit moment. En ik geloof haar. Ik ben hier veilig. Een glimlach verschijnt op mijn gezicht, voordat ik mijn ogen sluit.

Als ik mijn ogen weer open staat er een heet kopje thee op me te wachten. Groene thee. Beleefd drink ik ervan. De vrouw zit tegenover me en kijkt me onderzoekend aan. Ik weet niet zo goed wat ik moet zeggen.

“Als ik het mag vragen, waar komt u eigenlijk vandaan?”

“Aha. Nihon. Japan!”

Als ik ’t niet wist! Ik neem nog een slokje thee en vraag haar waarom ze wilde dat ik met haar meekwam.

“Alles wordt vanzelf duidelijk”, zegt ze. Net mijn geluk. Overal waar ik kom, word ik omgeven door zelfbenoemde filosofen. Uit welk land of dimensie dan ook..

Alsof ik ergens anders verwacht word, tik ik ongeduldig met mijn vingers tegen het kopje.

“Ah, geduld! Zij komt er zo aan,” zegt ze. Zij? Ik heb geen idee wie ze bedoelt.

Regendruppels nemen de buitenwereld over als ik weer een beetje tot mezelf kom. Ik observeer de woonkamer van de vrouw nog eens goed. Het ziet er allemaal heel Oosters uit. Heel bijzonder. Ik voel me er gek genoeg meteen thuis. Ineens staat de vrouw op en verdwijnt ze uit de woonkamer. Volgens mij gaat ze aan de slag in de keuken.

Raar genoeg voel ik mijn hoofdwond niet meer. Wat ze er ook mee heeft gedaan, het werkt. Ze heeft een keurig verbandje aangelegd. Daar ben ik blij mee, want haar goede zorgen laten me denken dat ik zo geen dokter of ziekenhuis hoef te zien. Dat is het laatste waar ik zin in heb.

Alhoewel.. zou ze met ‘zij’ niet toch een dokter bedoelen? Er gaat echter teveel door me heen om er te lang bij stil te blijven staan. Ik zal het snel genoeg weten.

Rustig sta ik op van de bank en loop ik een rondje door de woonkamer. Het enige dat er staat en mij echt interesseert is de boekenkast.

Al snel vallen mij enkele Engelstalige boeken op. Volgens mij zijn het studieboeken voor een medische opleiding. Geen wonder!

Als ik iets verderop kijk, zie ik een grote fotolijst. Een gezinsfoto van de vrouw. Van vroeger. Een gelukkig gezinnetje. Vader, moeder, kinderen. Ik voel mezelf van binnen jaloers worden.

Rauw schuldgevoel maakt zich van mij meester en ik denk terug aan mijn eigen gezinnetje. Hoe imperfect ook. Ik voel me zo stom. Hoe heb ik nou zo’n gigantisch risico kunnen nemen? Ik moet terug naar huis.

Als ik een gebaar maak dat ik wil gaan, houdt de vrouw mij tegen. Met haar beste Nederlands maakt ze mij duidelijk dat ik geduldig moet zijn. “Ze komt zo. Echt!”

Alweer die ‘zij’! Wat wil ze nou precies zeggen? Heeft ze toch een dokter gebeld? Of Chantal soms? God weet hoeveel vriendinnen zij hier in de buurt heeft. Chantal kent altijd-overal-iedereen. Voor iemand als ik – die liever zo weinig mogelijk mensen kent – is dat haast onvoorstelbaar.

Alsof ik geen keuze heb, laat ik me terug in de bank zakken.

Razende sirenes buiten. Nog steeds. Het moet goed prijs zijn. Ik zou graag opzoeken wat de stand van zaken is, maar mijn telefoon is natuurlijk compleet verzopen. Daar ga ik niets meer mee kunnen doen. Ach. Het had veel slechter kunnen aflopen. Hier kan ik rustig afwachten.

Afwachten. Het is letterlijk het enige dat ik kan. Hoewel, het lijkt zo lang te duren dat ik me in de tussentijd vast in het Engels had kunnen omscholen tot dokter, of zo. Ik zucht en leg mijn hoofd even in mijn handen.

“Ramen?”, vraagt ze, terwijl ze al een dampend kommetje noedels voor me neerzet. Het ruikt heerlijk en mijn maag rommelt al een hele tijd. Ik kan dus niet weigeren en bedank de vrouw voor het eten.

Raar genoeg stoort het me helemaal niet dat het eten zowel heet als pittig is. Normaal houd ik daar helemaal niet van, maar nood breekt wet. Het blijkt nog best aardig te smaken.

Ruim tien minuten later ben ik, zonder verder ook maar een woord uit te brengen, door mijn noedels heen. Ik zucht en laat me even achterover zakken. Wat kan dat een mens goed doen! Pas op dat moment voel ik mijn hoofdwond weer pijn doen.

“Ah, doet het veel pijn?”, vraagt de vrouw. Ik kijk haar niet-begrijpend aan.

“Altijd.”

“Arm kind”, verzucht ze. Ongeduldig kijk ik weer naar buiten. Dan zie ik een auto de oprit oprijden. De ramen zijn geblindeerd. Ineens bekruipt me een heel raar gevoel.

Raar, dat is wel het juiste woord voor deze plek. Enigszins gelukkig ontdek ik de sigaretten die op de verwarming liggen te drogen. Blijkbaar rookt Vrouwtje Theelepel ook. Ik vraag haar of het goed is als ik er één opsteek. Ze kijkt me verwonderd aan en haalt haar schouders op.

“Adem in, adem uit”, zeg ik in gedachte tegen mezelf. Ik moet kalm blijven. Pas op dit moment dringt het tot me door dat wie die vrouw ook is, en welke vrouw er zojuist de oprit op zou rijden, het zomaar ook zou kunnen dat ze kwaad in de zin heeft. Die familie van Pierre.. Je weet nooit waar ze toe in staat zijn.

Alsof ze me kunnen horen, bevestigen ze mijn vermoeden. Via de glazen deur kan ik zien dat er niet één, maar twéé personen het huis binnenkomen! Dit klopt niet!

“Ah, nee”, zucht ik, voor ik opsta en weg wil lopen. De Japanse vrouw probeert me tegen te houden, maar ik ben te snel. Dan gaat de deur naar de woonkamer toe open. Er stapt een meisje met een enorme bos krullen naar binnen.

Relaxed. Dat is hoe ik me voel als ik de nicotine weer door mijn lichaam voel stromen. Dat, in combinatie met een volle maag, sterkt me enorm. Ik word weer een beetje mens.

Rechts van me komt het vrouwtje zitten. Eigenlijk net even iets te dichtbij, althans – als je het mij vraagt. Maar goed, ze heeft me opgelapt. Ik laat het maar gebeuren.

Alsof ik aan de grond genageld ben, staar ik naar het meisje. Die krullen. Dat gezichtje. Zie ik nu weer spoken? Ik ken haar! Ik weet het zeker! Maar het kan niet waar zijn!

Achter haar verschijnt ineens de tweede schim. Een man met lang haar en een lange baard. Een opvallend litteken bij zijn wenkbrauw. Ik zak in elkaar.

Raar eigenlijk – om iemand na al die tijd pas om een naam te vragen, maar ik heb intussen wel geleerd om niet te proberen de vrouw te begrijpen. Het zal wel.

“Rick”, zucht ik. Ze knikt.

“Anne?”, vraagt hij, terwijl hij zijn hoofd schudt.
 
Laatst bewerkt:

Snakebite

Superlid
Forumleiding
Stiekem best raar om te hopen dat iedereen je hoofdstuk inderdaad twee keer heeft moeten lezen, voordat het kwartje valt. :p

Anders is het laatste stuk van #74 natuurlijk één grote warboel. :lipzzz
 

Snakebite

Superlid
Forumleiding
Nou, 73 is eigenlijk een gewoon hoofdstuk, dus die zal wel meevallen. :p

Bij 74 had ik een creatief idee, dat best wel lastig uit te werken was. Als je het helemaal van boven naar beneden leest, klopt er niets van. Althans, steeds minder. Maar het trucje is voor de oplettende lezer wel te ontsleutelen, als je er eenmaal mee begint.. :lipzzz
 

Snakebite

Superlid
Forumleiding
Voor wie het zich afvroeg: hoofdstuk 74 was inderdaad een dubbel perspectief. Elke alinea die begon met een 'A' was vanuit het perspectief van Anne. Elke alinea die begon met een 'R' was vanuit het perspectief van Rick. Zoals ik al zei, misschien moet je die een keer extra lezen. :p

Hoofdstuk 75: Eindelijk

“Anne?”, vraag ik, terwijl ik mijn hoofd schud.

Ik zie de verbazing in haar ogen. Geheel begrijpelijk, natuurlijk. Na al die tijd. Ze heeft zo lang gedacht dat ik niet meer leefde en nu sta ik hier ineens voor haar neus. Of zij voor de mijne, afhankelijk van hoe je het bekijkt.

“Je hebt me gevonden. Ik wist dat je mijn berichtje zou begrijpen.”

Anne blijft naar me staren. Ze heeft duidelijk even nodig om te begrijpen wat er hier gebeurt.

“Berichtje?”

Ik knik. “Casablanca. Het witte huis. DIT huis.”

Anne kijkt weg, met stomheid geslagen. Blijkbaar legt ze de puzzelstukjes nu pas. Ze trekt lijkwit weg en de kracht vloeit weg uit haar knieën. Net voor ze in elkaar zakt, kan ik haar opvangen en stevig tegen me aantrekken.

“Rustig maar. Alles is oké. Ik heb je.”

Ze verslapt verder in mijn armen. Ik til Anne op en draag haar naar de bank, waar ik haar voorzichtig neerzet. Ik kniel zelf, zodat we elkaar op gelijke hoogte aan kunnen kijken. Ik zie de tranen in haar ogen en dat breekt me.

“Ik heb je gemist, lieverd.”

Anne snikt en glimlacht tegelijk. Langzaam vindt ze haar kracht weer terug. Ik glimlach voorzichtig terug. Ik heb zo lang naar dit moment uitgekeken. Dan zie ik hoe de emoties Anne compleet overmannen.
Een harde klap volgt. Mijn linkerwang brandt. Ik schrik niet terug. Op een vreemde manier voelt dit vertrouwd. Bovendien heb ik wel vaker klappen van vrouwen gehad. Altijd terecht.

“Waar was je?!”

Ik voel het verdriet in haar stem. Meteen weet ik dat het verhaal dat ik al die tijd voorbereid heb, nooit genoeg gaat zijn om mijn afwezigheid goed te maken. Ook al is het de waarheid. Ook al had ik eigenlijk geen keuze.

“Italië, later Bulgarije. En de laatste twee weken hier”, geef ik toe.

“Waarom ben je niet naar huis gekomen?”, hoor ik tussen de emoties en het snikken door. “We dachten dat je dood was. Alles is hier naar de klote gegaan en jij was er niet!”

Ik slik mijn eigen gevoelens weg en probeer sterk voor haar te zijn.

“Ik had geen keuze, Anne. De Italianen hadden me. Dat was de deal.”

“Welke deal?!”

Ik zucht en kijk om. Het Japanse vrouwtje knikt. Ze neemt het meisje met de krullen mee en laat Anne en mij alleen in de woonkamer.

“Het is zo’n lang verhaal. Ik kan je niet alles in één keer vertellen. Hoe zeer ik ook begrijp dat je antwoorden wil. Het enige dat je moet weten is dat zodra ik terug in Nederland was, ik ook meteen contact heb geprobeerd te maken.”

“Een berichtje met ‘Casablanca’? Anoniem? Dacht je nou echt dat ik dat zou vertalen met: “Hey girl, Rick hier. Beeteedubs, niet dood, LOL”?!”

Ik schud mijn hoofd.

“Dat was ook niet de bedoeling. Ik wilde je langzaam voorbereiden. Voorkomen dat je me – zoals nu is gebeurd – inééns weer zou zien. Die grote schok wilde ik voorkomen. Dus het leek me beter om eerst de zaadjes te planten. Op de achtergrond te blijven en te kijken. Maar toen.. ja..”

“Maar toen, wat?”

“Ik zag wat je vader met je deed. Ik zag dat hij je opsloot in de kelder en ik moest iets doen. Ik moest wel ingrijpen.”

Ik zie haar ogen groter worden.

“JIJ hebt de deur opengemaakt?! Dat was geen waanbeeld. Jij was het echt!”

Ik knik.

“Ik heb gewacht tot hij weg was en toen zo snel mogelijk de deur opengemaakt. Het was niet de bedoeling dat je me zou zien, maar je bent me weer eens te snel af geweest.”

Anne zwijgt en weigert me aan te kijken.

“Ik kon je daar niet zo laten zitten. Het moest stoppen.”

Ik ga naast Anne op de bank zitten en sla mijn arm om haar heen. Eindelijk durft ze toe te geven en draait ze zich naar me toen. Voorzichtig kruipt ze bij me weg en huilt ze op mijn schouder.

“Rustig maar. Ik ga nergens meer naartoe. Ik blijf bij je.”

Anne schudt haar hoofd.

“Wat is er nou precies gebeurd?”

Ik zie geen keuze en begin mijn verhaal. Er zit niets anders op dan haar alles te vertellen. Over de grote confrontatie in Italië, de boot en de explosie. Over hoe de Italianen me daarna uit het water hebben gevist en vasthielden in Bulgarije. Die vervloekte loods in de haven waar ik jaren vast heb gezeten.

Af en toe schiet de pijn weer door mijn lichaam, als ik vertel over wat ze allemaal met me gedaan hebben.

Ik leg uit dat de deal heel simpel was. In ruil voor mij, zouden ze mijn familie met rust laten. Mijn broers, Chantal, .. mijn kinderen. Zij hadden de kans op een gelukkig leven, zonder mij. Dat was de enige juiste keuze.

Daarna vertel ik over de politie-inval in de loods in Bulgarije. De politie daar had een anonieme tip gekregen, zo hoorde ik later. Op het moment zelf dacht ik nog dat het rivalen waren, of iets dergelijks. Ik zag een kans om te ontsnappen aan het vuurgevecht en besloot in de haven te zwemmen.

Ten slotte leg ik uit dat Suki, het vrouwtje uit Japan, me daar uit het water heeft geholpen. Dat ze me verzorgd heeft en letterlijk en figuurlijk weer op de been heeft geholpen. Hoe ze met me mee naar Nederland is gekomen.
In alle eerlijkheid voelt het als een enorme opluchting om het verhaal eens in zijn geheel te kunnen vertellen. Eindelijk is het er uit.

Anne reageert nauwelijks. Aan het eind van mijn verhaal draai ik me voorzichtig naar haar toe en moet lachen. Ze is in slaap gevallen. Ik heb geen idee op welk punt dat was. Het zij zo. Ik heb het één keer verteld; als het nodig is kan dat ook wel een tweede keer.

Voorzichtig laat ik Anne terug in de bank zakken en leg ik haar plat. Ik schuif een kussen onder haar hoofd en laat haar rusten. Ik ga voor de bank op de grond zitten. Op tafel staat nog steeds een mok met koffie, die ik maar naar me toe trek. Heerlijk. Koude koffie. Net als vroeger..
Stilletjes rook ik er een sigaret bij en denk terug aan al die keren dat ik zo bij Anne of Noor heb gezeten toen ze kleiner waren. Als ik toen had geweten hoe makkelijk ik het eigenlijk had..

Na een tijdje gaat de deur van de woonkamer open en komt Suki naar binnen met het meisje. Ik druk mijn sigaret uit in de asbak en sta op.

“Alles oké”, vraagt Suki fluisterend.

Ik glimlach en knik. Even pak ik haar hand vast en we wisselen een veelbetekenende blik uit.

“Dankjewel”, zeg ik zachtjes. Het duurt even voor ik haar hand los kan laten.

Dan draai ik me naar het meisje en streel even door haar mooie, rode krullen. Ze staart langs me door, richting Anne. Zou ze het nog weten?

“Klaar om te slapen, Eva?”, vraag ik. “Wat een mooie pyjama!”

Ik wijs naar de roze onesie en Eva volgt mijn vinger even. Dan staart ze weer voor zich uit, zonder een woord uit te brengen. Geen reactie. Nog altijd niet.

“Ga maar lekker naar bed”, zeg ik, terwijl ik haar een kus op haar krullen geef. Zonder verdere interactie draait ze zich om en waggelt ze de gang op. Ik kijk naar Suki, die snel achter haar aanloopt.

Ik ga weer bij de bank zitten en pak een hand van de slapende Anne vast.

“Welterusten, lieverd.”

In gedachte vervolg ik dat met: “We hebben morgen nog veel te doen..”
 

Martinus

Toplid
Lang geleden dat ik dit verhaal ben tegengekomen. En wat mooi dat er nog altijd aan gewerkt wordt.

Hoofdstuk 74 was echt eventjes een mindfuck, maar wel heel knap gedaan.

Ga zo door!
 

Snakebite

Superlid
Forumleiding
Lang geleden dat ik dit verhaal ben tegengekomen. En wat mooi dat er nog altijd aan gewerkt wordt.

Hoofdstuk 74 was echt eventjes een mindfuck, maar wel heel knap gedaan.

Ga zo door!
74 heeft me ook echt gebroken toen. Twee verhaallijnen dusdanig door elkaar schrijven dat er ook weer één doorlopend hoofdstuk ontstaat. De alinea's steeds weer laten beginnen met de juiste letter. Ik krijg er nog hoofdpijn van als ik daar aan terugdenk. o_O

Maar toch zijn dat ook weer de kunstjes waar je het voor doet. Always fun to blow someone's mind. :p

(Al zat de hint wel al in de titel van het hoofdstuk, lol.)
 
Laatst bewerkt:

Snakebite

Superlid
Forumleiding
Hoofdstuk 76: Krullenbol

De volgende ochtend word ik in precies dezelfde positie wakker. Zittend op de grond, met mijn schouder, nek en hoofd op de bank. Naast Anne, die nog diep verder slaapt. Alles doet pijn. Mijn hoofd, mijn nek, mijn rug; werkelijk alles. Ik word oud.

Stilletjes draai ik me met mijn rug naar de bank. Een warme, dampende kop koffie staat op de tafel voor me. Als ik opzij kijk, zie ik via het raam dat Suki in de tuin zit. Elke ochtend bij zonsopgang. Ik weet niet hoe ze het voor elkaar krijgt. Er was een tijd dat ik pas bij zonsondergang opstond.

Ik neem de koffie en blaas voorzichtig. Met mijn vrije hand krijg ik een sigaret bevrijd uit de gevangenschap van het pakje. Met de peuk op mijn lip heb ik de hand daarna weer vrij om mijn aansteker te pakken en voor verlichting te zorgen. Eénhandig. Still got it. Ik inhaleer diep en staar even voor me uit.
De televisie staat uit, maar ik kan mijn reflectie nog steeds op het scherm zien. Die lange haren, die volle baard. Ik kan er maar niet aan wennen.

“Ik moet me echt scheren”, denk ik.

“Je moet je echt scheren”, hoor ik vrijwel tegelijkertijd van achter.

Ik kijk op en zie dat Anne wakker is. Zonder om te draaien til ik de mok koffie omhoog, richting Anne. Een ultiem gebaar van vrede, al zeg ik het zelf.

Anne trekt zich een stukje omhoog en gaat rechtop zitten. Ze pakt de mok over en neemt een flinke slok van het zwarte goud. Bijna spuugt ze het weer uit.

“Ugh. Slap spul, zeg..”, brengt ze gefrustreerd uit.

“Ik heb je echt verpest, hè?”, zeg ik trots.

Anne draait zich en zet haar voeten op de grond. Zonder iets te zeggen haalt ze een sigaret uit het pakje en steekt hem aan. Met één hand! Ik weet niet goed of ik extra trots moet zijn, of juist boos om het feit dat ze rookt.

“Daar heb je vaders voor”, zucht ze, terwijl ze haar eerste teug neemt.

Geen hoestje. Ze rookt dus duidelijk al een tijdje.

“Of nutteloze peetooms”, glimlach ik.

“Hé. JIJ bent mijn vader. Geen b*llsh*t.”

“Met dat gevloek, begin ik langzaam te twijfelen of ik je niet daadwerkelijk gemaakt heb”, glimlach ik. “Maar wees gerust. Je moeder was de enige vrouw die ik in die tijd niet kon krijgen.”

“Had maar beter je best gedaan.”

Ik schud mijn hoofd. De vrouw van mijn broer? Nee. Zelfs ik had zo mijn grenzen.

Even blijven we zo zitten. Suki heeft buiten nog geen spier vertrokken. Meditatie is niets voor mij. Dit voelt veel beter.

“Was dat nou echt Eva, die je bij je had gisteren?”, doorbreekt Anne uiteindelijk de vredige stilte.

Ik knik. “Mooi dat je nog weet wie ze is.”

“Ik zal de dag waarop ze verdween nooit vergeten. We waren bij de scouting altijd besties. Ik heb haar echt gemist. Misschien nog wel meer dan jou.”

“Dan jij.”

“En dat is waarom.”

Ik druk de sigaret uit in de asbak en bereid me voor om dat deel van het verhaal te vertellen. Dat Anne de puzzelstukjes al gelegd had, zag ik niet aankomen.

“De Italianen hadden haar. Het kan niet anders.”

Ik kijk haar verbaasd aan. Anne geeft me alleen een ‘duh’-achtige blik terug.

“Hoe verklaar je anders dat ze hier is? Nu? Bij jou?”

Ik kijk weer vooruit.

“Haar ouders hebben het niet overleefd. Die boot? Toen die de lucht in ging, waren ze kansloos. De klojo’s hielden ons samen vast. Al die tijd.”

“Gore t*f*sh*nd*n”, brengt Anne uit.

Opnieuw draai ik me naar. Ze heeft serieus talent.

“Ja, sorry hoor. Maar als ik nu ook al niet meer mag vloeken, dan spring ik NOG eens van die f*ck*ng brug af!”

Ik schud mijn hoofd. Schaakmat. Wie ben ik om er wat van te zeggen?

“Het gaat niet goed met haar, Anne”, zeg ik op een wat serieuzere toon.

“Dat lijkt mij ook, als ze 2,5 jaar met jou vast heeft gezeten.”

“Lieverd, ik meen het serieus. Eva is compleet getraumatiseerd. Ze heeft veel gezien en meegemaakt. Heel veel. TE veel. Ze praat niet meer en maakt nauwelijks nog contact. Lopen en zitten gaat nog. Maar bij alle andere dingen heeft ze hulp nodig.”

Anne komt naast me zitten.

“Suki voert haar steeds, anders eet ze niet. Drinken gaat heel lastig. Ze is echt heel ergens anders. Alleen fysiek aanwezig. Ze gaat zelfs niet meer naar de wc.”

Ik hoor Anne slikken.

“In het begin hield ze zich heel sterk. Soms kon ik haar zelfs laten lachen. Maar ik kan me niet eens meer herinneren wanneer ik dat grijnsje voor het laatst heb gezien.”

Ik verstijf. Anne heeft haar hand op mijn schouder gelegd. Met de beste bedoelingen, natuurlijk. Maar na alles wat ik mee heb gemaakt, schrik ik me de t*f*s.
Hm. Misschien ben ik toch schuldig aan dat gevloek..

“Waar is ze nu?”, vraagt Anne stilletjes.

Ik wijs naar boven. We hebben daar een veilig bed voor haar kunnen maken. Eén waarvan we zeker weten dat ze ’s nachts blijft liggen en niet rond gaat dolen.

“Mag ik haar zien?”

Even later staan we in de slaapkamer van Eva. Het meisje ligt in bed. Op haar rug, ogen gericht op het raam. Ze lijkt volledig verdoofd.

“Hé, Krullenbol. Er is hier iemand die je graag even wil zien. Vind je dat goed?”

Ik vraag het voor de vorm, maar verwacht totaal geen antwoord. Dat komt ook niet. Voorzichtig doe ik een zijkant van het bed omlaag en gebaar naar Anne. Ze loopt voorzichtig naar Eva toe en gaat op de rand van het bed zitten.

“Hé..”, zegt ze zachtjes. Geen reactie. Eva kijkt zelfs niet naar haar.

“Je had dit waarschijnlijk zelf al ingevuld”, begin ik voorzichtig. “Maar ze draagt dus ook een luier. Ze kan het zelf gewoon ni..”

“Ik weet het. Het is oké.”

“Oké.”

Even blijft het stil, maar ik zie de tranen in de ogen van Anne langzaam opzwellen. Het moet heftig zijn om te zien wat er van haar vriendin geworden is.
Voorzichtig pakt Anne de hand van Eva vast en knijpt er zachtjes in. “Hé, ik ben het. Anne.”

Ineens draait Eva zich om richting Anne. In één vloeiende, bijna enge beweging. Ongelooflijk! Ze heeft contact gemaakt. Geschokt kijk ik naar wat er dan gebeurd.

Anne schuift een stukje door op het bed en slaat haar armen om Eva heen.

“Ik blijf even bij je liggen. Goed?”

Eva’s hoofd draait weer richting het raam. Het was een bijzonder, maar kort moment van hoop. We moeten het maar koesteren. Ik bekijk de situatie even van een afstandje. Dan draai ik me om en loop ik richting de gang.

“Waar ga je heen?”, vraagt Anne.

“You’ve got this. Ik moet me echt scheren.”
 
Bovenaan